ECLI:NL:RBDHA:2020:13685

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
4 januari 2021
Zaaknummer
AWB 20/3708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gemeentelijke opvang van ongedocumenteerde vreemdeling zonder procesbelang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de beëindiging van de gemeentelijke opvang van een ongedocumenteerde vreemdeling, eiser. De gemeente Amsterdam, verweerder, had op 15 januari 2020 aan eiser medegedeeld dat zijn gemeentelijke opvang per 15 april 2020 zou worden beëindigd. Eiser had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd door verweerder ongegrond verklaard in een besluit van 6 april 2020. Eiser heeft vervolgens op 1 mei 2020 een beroepschrift ingediend bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 30 november 2020, die vanwege coronamaatregelen via Skype plaatsvond, zijn beide partijen vertegenwoordigd door gemachtigden.

De rechtbank heeft allereerst geoordeeld dat eiser vrijgesteld moet worden van het betalen van griffierecht, gezien zijn financiële situatie. Vervolgens heeft de rechtbank zich afgevraagd of eiser procesbelang had bij zijn beroep. Eiser, die zonder rechtmatig verblijf in Nederland is en onder een zwaar inreisverbod van tien jaar valt, heeft na het bestreden besluit alsnog gemeentelijke opvang gekregen, zij het op een andere grondslag. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft, omdat de procedure voor hem feitelijk geen betekenis meer heeft. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 20/3708
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 30 november 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: [naam] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

Bij brief van 15 januari 2020 heeft verweerder eiser medegedeeld dat zijn gemeentelijke opvang wordt beëindigd. Het daartegen gemaakte bezwaar heeft verweerder bij besluit van
6 april 2020 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Op 1 mei 2020 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Op 7 oktober 2020 heeft eiser nadere gronden ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2020. Vanwege de maatregelen getroffen tegen het coronavirus heeft de zitting plaatsgevonden via een Skype-verbinding. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden.
Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank onmiddellijk na sluiting van het onderzoek op de zitting mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om te worden vrijgesteld van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Eiser heeft hiervoor een verklaring over zijn inkomen en vermogen overgelegd. Gelet op vaste rechtspraak van de verschillende hogerberoepsrechters, [1] is de rechtbank van oordeel dat het beroep op betalingsonmacht moet worden gehonoreerd. De rechtbank stelt eiser daarom in deze procedure vrij van de verplichting tot het betalen van griffierecht.
2. Voordat de rechtbank toekomt aan een inhoudelijke beoordeling, ziet zij zich eerst ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser een procesbelang in beroep heeft.
3. Eiser is een vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in Nederland. Op hem rust een zwaar inreisverbod voor de duur van tien jaar. Momenteel verblijft hij in de [locatie] aan de [adres] .
4. Verweerder heeft op 15 januari 2020 aan eiser medegedeeld dat zijn gemeentelijke opvang beëindigd wordt per 15 april 2020. In het bestreden besluit heeft verweerder dit besluit gehandhaafd. Verweerder stelt zich namelijk op het standpunt dat eiser niet aan de eisen voor opvang voldoet onder het Uitvoeringsplan 24-uursopvang ongedocumenteerden. Ongedocumenteerden met een zwaar inreisverbod van tien jaar of hoger komen in beginsel niet langer in aanmerking voor opvang. Na het bestreden besluit heeft verweerder eiser alsnog feitelijk gemeentelijke opvang toegekend.
5. Eiser heeft op de zitting geen belang gesteld, anders dan een proceskostenveroordeling in bezwaar vanwege de alsnog toegekende opvang.
6. De rechtbank overweegt dat naar vaste rechtspraak procesbelang aanwezig is wanneer het resultaat dat de indiener van een beroepschrift met het beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van procesbelang.
7. De rechtbank overweegt dat eiser, hoewel op andere juridische grondslag, momenteel opvang geniet. Deze procedure heeft voor eiser dan ook feitelijk geen betekenis meer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep.
8. Het beroep is niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. G.J. Tingen mr. A.K. Mireku
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: GJT
D:
VK

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2015:282.