In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2020 uitspraak gedaan in een kort geding tussen het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en twee asielzoekers, aangeduid als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. Het COA vorderde de ontruiming van de door de asielzoekers in gebruik zijnde opvangruimte in een asielzoekerscentrum (AZC) omdat zij een aangeboden woning hadden geweigerd. De asielzoekers, die sinds juni 2018 in Nederland verblijven en een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd hebben, hadden de aangeboden woning geweigerd op basis van gezondheidsklachten van [gedaagde sub 2]. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de aangeboden woning onterecht was, omdat de asielzoekers niet hadden aangetoond dat de aangeboden woning niet passend was. De rechtbank stelde vast dat het COA hen op 21 november 2019 een woning had aangeboden die voldeed aan de eisen van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De rechtbank oordeelde dat de asielzoekers onrechtmatig in het AZC verbleven, omdat zij het aanbod van het COA voor passende huisvesting hadden geweigerd. De vordering van het COA om de asielzoekers te veroordelen tot ontruiming van de opvangruimte werd toegewezen, met een termijn van zeven dagen voor de ontruiming.