ECLI:NL:RBDHA:2020:13587

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
09/842369-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs in een zaak van opzet- of schuldheling van een gestolen telefoon

Op 30 december 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 45-jarige vrouw, die werd beschuldigd van opzet- of schuldheling van een Samsung S10 telefoon, die tijdens een overval op een vrachtwagen van PostNL was gestolen. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de telefoon van misdrijf afkomstig was.

Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 16 september 2020 en 16 december 2020. De officier van justitie, mr. M. Kampen, had gevorderd tot bewezenverklaring van het eerste feit en een taakstraf van 50 uren, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.P. Visser, vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 3 februari 2020, de dag van de overval, geen betrokkenheid had bij de diefstal en dat haar wisselende verklaringen over de herkomst van de telefoon niet voldoende waren om haar schuld te bewijzen.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was van de betrokkenheid van haar zoon bij de overval en dat er geen bewijs was dat zij op enige wijze betrokken was bij de diefstal. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van zowel opzet- of schuldheling als medeplichtigheid aan diefstal met geweld. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte integraal werd vrijgesproken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842369-20
Datum uitspraak: 30 december 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 16 september 2020 (pro forma) en
16 december 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. A.P. Visser naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zij op of omstreeks 08 juni te ’s-Gravenhage, een goed te weten een mobiele telefoon (merk/type: Samsung S10) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2. [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 3 februari 2020 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een vrachtwagen welke zich bevond op de IJssel, althans op de openbare weg,
- een groot aantal, althans meerdere, mobiele telefoons en/of
- een groot aantal, althans meerdere, (tablet)computers en/of
- meerdere computerbenodigdheden en/of
- een groot aantal, althans meerdere, paren schoenen en/of
- een rijbewijs op naam van [aangever 1] en/of
- twee OV-chipkaarten en/of
- een kentekenbewijs behorende bij een personenauto met [kenteken] en/of
- een VGZ Zorgpas op naam van [aangever 1] en/of
- een lederen mapje,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [aangever 2] en/of [aangever 1] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een vals kostuum, immers
- kreeg die [aangever 1] , zijnde de chauffeur van voornoemde vrachtwagen, een stopteken met een verlichte stoptransparant welke was aangebracht in/op het voertuig van verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- ( vervolgens) was/waren verdachte en/of zijn mededader(s) gekleed in een polo/shirt van de Nationale Politie en zei(den) hij/zij tegen die [aangever 1] dat hij de laadruimte van de vrachtwagen moest openen voor een controle op verdovende middelen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [aangever 1] te sommeren/dwingen de laadruimte van voornoemde vrachtwagen
in te gaan en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] (met kracht) bij de schouders(s)/arm(en) vast te pakken en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] (met kracht) tegen een wand van de laadruimte van voornoemde vrachtwagen te duwen/gooien en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] te fouilleren, althans handelingen van gelijke aard en/of strekking,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 03 februari 2020 te ’s-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door de bij voornoemde misdrijf gebruikte shirt(s)/polo’s van de Nationale Politie ter beschikking te stellen aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] .

3.Overwegingen omtrent de tenlastegelegde feiten

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Verder heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 1. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat vanwege de tegenstrijdige verklaringen die de verdachte bij de politie heeft afgelegd en de bevindingen uit de tapgesprekken, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte wist of in elk geval had moeten weten dat de telefoon die zij kreeg van misdrijf afkomstig was.
Ten aanzien van de straf heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tot slot heeft de officier van justitie - gelet op de gevorderde vrijspraak voor feit 2 - geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vorderingen van [bedrijf 3] en [bedrijf 2]
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide aan de verdachte ten laste gelegde feiten, nu zich in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevindt. Ten aanzien van feit 2 heeft hij aangevoerd dat de verdachte ten tijde van het verwerven van de telefoon niet wist dat deze van misdrijf afkomstig was en van haar redelijkerwijs niet verwacht kon worden dat zij dit wist. Pas na ontvangst van de telefoon werd haar bekend dat er een overval is geweest. De verdachte heeft om die reden bij haar eerste verhoor een andere verklaring afgelegd.
Met betrekking tot de strafoplegging heeft de raadsman volstaan met een verwijzing naar de door hem bepleite integrale vrijspraak.
De raadsman heeft tot slot de rechtbank verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen af te wijzen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdenking komt er - kort samengevat - op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzet- of schuldheling van een telefoon van het merk Samsung S10 (feit 1) en van medeplichtigheid aan diefstal met geweld (feit 2).
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van opzet- of schuldheling dient te worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen wist, respectievelijk redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Hierbij kunnen de aannemelijkheid van de verklaring(en) van de verdachte en de onderzoeksplicht naar de herkomst van het goed een rol spelen.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan het volgende als vaststaand worden beschouwd.
Op 3 februari 2020 werd op de IJssel te 's-Gravenhage een vrachtwagen van PostNL overvallen door vier personen. De zoon van de verdachte, [medeverdachte 1] , wordt ervan verdacht deze overval te hebben medegepleegd. Bij de overval zijn mobiele telefoons en andere elektronische apparatuur weggenomen. Uit onderzoek is gebleken dat één van de telefoons die bij de overval is weggenomen, een Samsung Galaxy S10, in gebruik was bij de verdachte. Bij de doorzoeking van de woning van de verdachte op 8 juni 2020 is deze telefoon evenals het daarbij behorende doosje in beslag genomen en is zij als verdachte aangehouden. Op het politiebureau is de verdachte vervolgens meerdere malen gehoord.
Over de herkomst van de telefoon heeft de verdachte diverse verklaringen afgelegd. Zo heeft zij in haar eerste verhoor bij de politie verklaard dat zij die telefoon voor € 375,- via marktplaats heeft gekocht zonder doos. Toen zij tijdens haar tweede verhoor geconfronteerd werd met het in haar woning aangetroffen doosje van de telefoon, beriep ze zich op haar verschoningsrecht. Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte -in tegenstelling tot haar verklaring tijdens haar eerste verhoor bij de politie- over de herkomst van de telefoon verklaard dat zij deze als verjaardagscadeau heeft gekregen. Op de vraag van wie zij de telefoon heeft gekregen, beriep ze zich op haar verschoningsrecht. Ter terechtzitting van 16 december 2020 heeft de verdachte verklaard dat zij een valse verklaring heeft afgelegd tijdens haar eerste verhoor omdat zij zich onder druk gezet voelde door de politie.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vast dat de onder de verdachte in beslag genomen telefoon van misdrijf -namelijk diefstal- afkomstig was. Niet is gebleken van een aanwijzing dat de verdachte zelf op enigerlei wijze betrokken is geweest bij deze diefstal. Hoewel de wisselende verklaringen van de verdachte -in samenhang met de omstandigheden waaronder zij de telefoon heeft verkregen- twijfels oproepen, acht de rechtbank haar laatste verklaring dat zij de telefoon als verjaardagscadeau heeft gekregen niet onaannemelijk. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de verdachte twee dagen na de overval jarig is geweest. De betrokkenheid van haar zoon bij de overval doet het vermoeden rijzen dat hij deze aan haar heeft gegeven. Dit vermoeden wordt versterkt door het feit dat de verdachte zich op dat onderdeel op haar verschoningsrecht beroept. Niet kan echter worden vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de telefoon wist dat haar zoon bij de overval betrokken was dan wel dat zij er anderszins van op de hoogte was of had moeten vermoeden dat de telefoon van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om vast te stellen dat de verdachte ten tijde van het verkrijgen van de telefoon wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze een door misdrijf verkregen goed betrof zodat zij van feit 1 zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde (medeplichtigheid) aan diefstal met geweld, zodat zij tevens van feit 2 moet worden vrijgesproken.

4.De vorderingen van de benadeelde partijen

De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen, aangezien de verdachte integraal zal worden vrijgesproken.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feiten 1 en 2 heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
bepaalt dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. M.T. Paulides, rechter,
mr. C.C. Brandwijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kalkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2020.