ECLI:NL:RBDHA:2020:13580

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
09/842336-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen voor overval op PostNL-vrachtwagen

Op 30 december 2020 heeft de Rechtbank Den Haag vier mannen uit Rotterdam en Den Haag veroordeeld tot gevangenisstraffen van 24 en 18 maanden voor hun betrokkenheid bij een overval op een vrachtwagen van PostNL, gepleegd op 3 februari 2020. Tijdens de overval droegen twee van de daders politie-uniformen en gaven zij de chauffeur een vals stopteken, onder het voorwendsel dat de lading gecontroleerd moest worden op cocaïne. De chauffeur werd gefouilleerd, tegen een wand van de laadruimte geduwd en vervolgens opgesloten in de laadruimte van de vrachtwagen. De daders maakten grote hoeveelheden elektronica en schoenen buit, met een totale waarde van ongeveer € 75.000.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernstige schade die dergelijke diefstallen voor de transportsector met zich meebrengen en het vertrouwen dat burgers moeten kunnen hebben in personen in politie-uniform. De twee mannen die in politie-uniform waren gekleed, kregen de zwaarste straffen van 24 maanden, terwijl de andere twee mannen 18 maanden kregen, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werden de mannen veroordeeld tot het betalen van schadevergoedingen aan de slachtoffers, die in totaal meer dan € 54.000 bedroegen.

De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen waren, en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met geweld, wederrechtelijke vrijheidsberoving en heling van kentekenplaten. De rol van de verdachte in de uitvoering van de overval werd als aanzienlijk beschouwd, en de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842336-20
Datum uitspraak: 30 december 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Dordrecht.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 16 september 2020 en
4 november 2020 (pro forma’s) en 16 december 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. T.S. Kessel naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een vrachtwagen welke zich bevond op de IJssel, althans op de openbare weg,
- een groot aantal, althans meerdere, mobiele telefoons en/of
- een groot aantal, althans meerdere, (tablet)computers en/of
- meerdere computerbenodigdheden en/of
- een groot aantal, althans meerdere, paren schoenen en/of
- een rijbewijs op naam van [aangever 1] en/of
- twee OV-chipkaarten en/of
- een kentekenbewijs behorende bij een personenauto met [kenteken 1] en/of
- een VGZ Zorgpas op naam van [aangever 1] en/of
- een lederen mapje,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [aangever 2] en/of [aangever 1] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een vals kostuum, immers
- kreeg die [aangever 1] , zijnde de chauffeur van voornoemde vrachtwagen, een stopteken met een verlichte stoptransparant welke was aangebracht in/op het voertuig van verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- ( vervolgens) was/waren verdachte en/of zijn mededader(s) gekleed in een polo/shirt van de Nationale Politie en zei(den) hij/zij tegen die Rheberen dat hij de laadruimte van de vrachtwagen moest openen voor een controle op verdovende middelen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [aangever 1] te sommeren/dwingen de laadruimte van voornoemde vrachtwagen in te gaan en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] (met kracht) bij de schouders(s)/arm(en) vast te pakken en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] (met kracht) tegen een wand van de laadruimte van voornoemde vrachtwagen te duwen/gooien en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] te fouilleren, althans handelingen van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- die [aangever 1] , die op dat moment een vrachtwagen bestuurde, een stopteken gegeven met een verlichte stoptransparant welke was aangebracht in/op het voertuig van verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] gezegd/opgedragen dat hij zijn laadruimte moest openen voor een controle op verdovende middelen, terwijl verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) daarbij (een) polo('s)/shirt(s) van de Nationale Politie droegen en/of
- ( vervolgens) toen die [aangever 1] de laadruimte had geopend, die [aangever 1] gesommeerd/gedwongen de laadruimte van voornoemde vrachtwagen in te gaan en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] (met kracht) bij de schouder(s)/arm(en) vastgepakt en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] (met kracht) tegen een wand van de laadruimte van voornoemde vrachtwagen geduwd/gegooid en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] gefouilleerd en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1] opgesloten in de laadruimte van voornoemde vrachtwagen door de laadklep (van buitenaf) dicht te doen en/of af te sluiten;
3.
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met, een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen - twee, althans een, kentekenpla(a)t(en) (met kentekencombinatie [kenteken 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3] , in elk geval in een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te 's-Gravenhage in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, - twee, althans een, kentekenpla(a)t(en) (met kentekencombinatie [kenteken 2] ) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde kentekenpla(a)t(en) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt – kort samengevat – ervan verdacht dat hij, al dan niet samen met een of meer anderen:
  • op 3 februari 2020 in Den Haag een diefstal met geweld en met gebruik van een vals kostuum heeft gepleegd door uit een vrachtwagen, waarin [aangever 1] zich bevond, meerdere pakketten met daarin elektronica en schoenen weg te nemen (feit 1);
  • op 3 februari 2020 in Den Haag [aangever 1] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd door hem op te sluiten in de laadruimte van zijn vrachtwagen (feit 2); en
  • op 3 februari 2020 te Den Haag twee kentekenplaten heeft gestolen van [aangever 3] dan wel deze platen heeft geheeld (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 3 primair ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard en dat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging subsidiair partiële vrijspraak bepleit voor het geweld en de bedreiging met geweld.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
De overval
De aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij op 3 februari 2020 als chauffeur van een PostNL-vrachtwagen is overvallen in het Forepark in Den Haag. De aangever had die dag rolcontainers opgehaald bij [bedrijf 2] en [bedrijf 1] . Nadat hij omstreeks 18:05 uur wegreed bij [bedrijf 1] , reed er op de IJssel opeens een auto voor hem met een bordje met de verlichte tekst “volgen”. Nadat hij was gestopt sprak een persoon die was gekleed in een politieshirt hem aan en zei dat hij was staande gehouden. De man zei hem dat hij de laadruimte moest openen voor een controle op cocaïne. Toen de aangever de laadklep opende, zag hij een tweede persoon die ook een politieshirt droeg. Eén van de personen liep de laadruimte in en rolde een rolcontainer naar de uitgang. Opeens voelde de aangever twee handen op zijn schouders, die hem links in de hoek van de laadruimte duwden. Hij werd tegen de wand geduwd, moest zijn handen tegen de wand spreiden en werd gefouilleerd. Iemand vroeg om zijn legitimatie, waarop de aangever wees naar zijn borstzakje waarin een mapje met pasjes zat. Hij hoorde ze daarna agressief met dozen aan de slag gaan. Op een gegeven moment toen het stil werd in de laadruimte, draaide de aangever zich om en zag hij de laadklep dicht gaan. Hij rende naar de laadklep en riep dat hij eruit wilde. De aangever heeft toen de politie gebeld en is enkele minuten later bevrijd door de politie. Na de overval bleek dat een groot aantal pakketten uit zijn vrachtwagen, en het mapje waar tijdens de fouillering naar werd gevraagd, weg waren. In het mapje zaten zijn rijbewijs, het kentekenbewijs van de auto met het [kenteken 1] , de zorgpas en twee OV-chipkaarten van de aangever. [2]
Weggenomen goederen
De [aangever 4] , eigenaar van het bedrijf [bedrijf 1] , heeft verklaard dat op 3 februari 2020 in Den Haag een rolcontainer omwikkeld met zwarte folie door de chauffeur van de PostNL-vrachtwagen was opgehaald. Later die avond bleek dat een diefstal had plaatsgevonden, waarbij de hele inhoud van die rolcontainer was weggenomen. De schade bedroeg ongeveer € 75.000. Uit de lijst van weggenomen goederen die de aangever had verstrekt, bleek dat het om een grote hoeveelheid elektronica, waaronder mobiele telefoons, tablets en andere computerbenodigdheden, ging. [3]
De [aangever 2] , eigenaar van [bedrijf 2] heeft verklaard dat op 3 februari 2020 in Den Haag pakketten werden opgehaald door PostNL. De volgende dag bleek dat de PostNL-vrachtwagen was overvallen en dat er pakketten van zijn bedrijf waren weggenomen. De schade bedroeg € 1.157,72. Uit de lijst van weggenomen pakketten, die de aangever had verstrekt, bleek dat het om 23 paar gestolen schoenen ging. [4]
Camerabeelden
Op de camerabeelden van het Forepark in Den Haag is te zien dat de PostNL-vrachtwagen op 3 februari 2020 om 18:04:35 uur bij [bedrijf 1] wegrijdt. Om 18:05:16 uur verlaat de Volkswagen Golf (hierna: de Golf) de parkeerplaats en gaat midden op de weg staan. De bijrijder van de Golf (hierna: verdachte 1), stapt uit en geleidt de PostNL-vrachtwagen naar de IJssel. Verdachte 1 draagt een shirt gelijkend op dat van de politie. Op de achtergrond is te zien dat de Volkswagen Transporter (hierna: de Transporter) zijn verlichting aandoet en achter de PostNL-vrachtwagen aanrijdt. Om 18:05:30 uur parkeert de Golf op de IJssel. De PostNL-vrachtwagen en verdachte 1 komen ook de IJssel op. Om 18:06:08 uur stapt de bestuurder van de Golf (hierna: verdachte 2) uit en loopt hij in de richting van de PostNL-vrachtwagen. Verdachte 2 draagt ook een shirt gelijkend op dat van de politie. Om 18:06:41 uur rijdt de Transporter achteruit richting de PostNL-vrachtwagen. Verdachte 1 en de chauffeur lopen naar de laadklep van de vrachtwagen, waarna de chauffeur de laadklep opent. Verdachte 1 stapt de laadruimte in. Verdachte 2 gaat naast de chauffeur staan en wijst vervolgens naar binnen in de laadruimte. Hierop stapt de chauffeur de laadruimte in. Vlak daarna gaat verdachte 2 de laadruimte in. Verdachte 1 komt op dat moment aan met een rolcontainer voorzien van zwart plastic. De bijrijder (hierna: verdachte 3) en de bestuurder van de Transporter (hierna: verdachte 4) stappen uit en openen de achterdeuren en schuifdeur van de Transporter. Verdachte 3 springt op de laadklep en rijdt de rolcontainer op de laadklep. Op de achtergrond is verdachte 1 bezig met een tweede rolcontainer. Verdachte 1, 3 en 4 halen pakketten van de rolcontainer en gooien deze achter in de Transporter. Verdachte 2 en de chauffeur blijven uit het zicht in de laadruimte.
Wanneer de rolcontainer leeg is, halen verdachte 1 en 2 het plastic van een andere rolcontainer, terwijl verdachte 3 en 4 de rest van de pakketten van de eerste rolcontainer in de Transporter gooien. Verdachte 1 en 2 halen pakketten van de tweede rolcontainer, ook deze worden achter in de Transporter gegooid. Vervolgens verlaten alle verdachten de laadruimte en sluit verdachte 1 de laadklep. Op dat moment komt de chauffeur aanrennen vanuit de laadruimte, waarna hij wordt opgesloten. Verdachte 3 en 4 stappen in de Transporter en rijden weg. Verdachte 1 en 2 rennen richting de Golf en rijden vervolgens ook weg. De Transporter en de Golf rijden even later achter elkaar de A4 op in de richting van Delft/Rotterdam. [5]
ANPR-gegevens
Uit de ANPR-gegevens bleek dat de Golf met kenteken [kenteken 2] en de Transporter met [kenteken 3] om 18.15 uur op de A4 en om 18.30 uur op de A20 in de richting van Vlaardingen reden. Uit raadpleging van de systemen bleek dat de kentekenplaten van de voertuigen [kenteken 3] en [kenteken 2] gestolen waren. Eerder die dag reed de Transporter met [kenteken 3] om 16.10 uur op de A13 in de richting van Den Haag. Direct achter de Transporter reed de Golf met [kenteken 4] door de ANPR. Gelet hierop bestond het vermoeden dat de gestolen kentekenplaten van de Golf pas later op het voertuig zijn bevestigd en dat het originele kenteken van de Golf [kenteken 4] was. [6]
Diefstal kentekenplaten
De aangever [aangever 3] heeft aangifte gedaan van de gestolen kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] . De kentekenplaten zijn weggenomen van zijn Volkswagen Golf.. [7]
Historische telefoongegevens
Uit een onder [naam 1] in beslag genomen telefoon bleek dat de verdachte de gebruiker was van het [telefoonnummer 1] . [8] Uit de historische telefoongegevens van dit telefoonnummer van de verdachte bleek dat zijn telefoon op 3 februari 2020 om 13.46 uur gebruikt maakte van het basisstation [adres 2] te Rotterdam en om 20.41 uur gebruik maakte van het basisstation [adres 3] te Rotterdam. Uit de technische gegevens van de Transporter die bij de overval betrokken was, bleek dat de Transporter die dag wegreed vanaf een locatie in de omgeving van de bovengenoemde basisstations en na de overval ook weer terug reed naar een locatie in de omgeving van de bovengenoemde basisstations. [9] Verder bleek uit de historische telefoongegevens van de telefoons van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , dat hun telefoons op 3 februari 2020 voor en na de overval, ook gebruikt maakten van basisstations die gelegen zijn in dezelfde omgeving als de locatie waar de Transporter vandaan reed en terug naartoe reed. [10]
Aangetroffen telefoon
Uit de historische telefoongegevens van de bij de overval weggenomen telefoons bleek dat één van de telefoons, een Samsung S10, voorzien van het [IMEI-nummer] , op 28 februari 2020 in gebruik was genomen door [medeverdachte 3] met het [telefoonnummer 2] . [11] Zij bleek de moeder van de verdachte te zijn. [12] Deze telefoon is later ook aangetroffen in de woning van [medeverdachte 3] . [13] In deze telefoon werd een gesprek aangetroffen waarin de verdachte op 6 maart 2020 via WhatsApp tegen zijn moeder zei dat zij haar nieuwe tellie (de rechtbank begrijpt: telefoon) moet gebruiken. Verder werd op deze telefoon een foto aangetroffen waarop te zien is dat de verdachte en de medeverdachte
[medeverdachte 4] op de bank in de woning van [medeverdachte 3] liggen. [14]
Tapgesprekken
De telefoon met [IMEI-nummer] , die onder [medeverdachte 3] in beslag is genomen, is onder de tap gezet. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat haar roepnaam ‘ [medeverdachte 3] ’ is. [15]
De politie heeft op 3 juni 2020 om 16.48 uur een telefoongesprek getapt tussen de verdachte die op dat moment in de penitentiaire inrichting in Dordrecht verbleef en zijn moeder
[medeverdachte 3] , waarin onder meer het volgende werd gezegd.
[medeverdachte 3] : Hallo met [medeverdachte 3]
Verdachte: hallo mamma, wacht wacht heel even.. wacht.. hoor je me?
[medeverdachte 3] : ja schat
Verdachte: wats gebeurd wats gebeurd wats gebeurd wats gebeurd
[medeverdachte 3] : eeh.eehh luister dan je moet niet zo erg schrikken maarreh.. de dinges is eeh.. van oma is niet zo eeh gaat niet zo lekker enneh de.. der zijn al 3 mensen zijn der al weggegaan
Verdachte: Hoe waar weg
[medeverdachte 3] : ja eeh met mijn verjaardag toch weet je?
Verdachte: huh?
[medeverdachte 3] : die van mijn verjaardag
Verdachte: Hoe bedoel je mamma
[medeverdachte 3] : [verdachte] je wordt afgeluisterd waarschijnlijk toch?
Verdachte: Ja
[medeverdachte 3] : ja uuhh 3... met mijn verjaardag zijn drie mensen al weg.... [medeverdachte 4] die is ehh foetsie al [16]
Naar het oordeel van de rechtbank spreekt [medeverdachte 3] hier met de verdachte in versluierd taalgebruik over de aanhoudingen van de overval. Zij zegt dat er al 3 mensen zijn weggegaan en bedoelt hiermee kennelijk dat er al 3 mensen zijn opgepakt. Verder zegt zij dat [medeverdachte 4] foetsie is, waarmee zij kennelijk bedoelt dat [medeverdachte 4] is opgepakt.
De politie heeft op 3 juni 2020 om 18:01 uur een telefoongesprek getapt, waarin onder meer het volgende wordt gezegd.
[medeverdachte 3] : [medeverdachte 4] is vandaag ook opgepakt dus ik ging net even sigaretten voor hem brengen, [straatnaam] zittie
(..)
Nnvrouw: [medeverdachte 4] ?
Nnvrouw: ja die zijn vandaag allemaal van hun bed gelicht.
(..)
[medeverdachte 3] : en nog twee jongens uit Rotterdam
Nnvrouw: En waarvoor hebben ze die niet in eeh Rotterdam gelaten dan?
[medeverdachte 3] : omdat het een zaak van Den Haag
(..)
[medeverdachte 3] : Ff afwachten.. dus
Nnvrouw: zou me bek maar dicht houden
(..)
Nnvrouw: anders [verdachte] .. komt tie er helemaal niet meer uit
[medeverdachte 3] : nja kheb hem.. kheb al naar die dinges gebeld.. dus hij is nu..
Nnvrouw: waar naar toe
[medeverdachte 3] : Naarreh detentie
Nnvrouw: ja en?
[medeverdachte 3] : ja gewoon in gebaren.. in eeh dinges.. in hele rare taal iets uitgeprobeerd te leggen
nnvrouw: Jaaa
[medeverdachte 3] : dus toen heeft tie mij teruggebeld.. dus heb ik hem wel...
nnvrouw: ja maar ja ze luisteren toch af
[medeverdachte 3] : ja daarom.. dus ik heb het hem in hele omweg eeh hele andere taal besproken
nnvrouw: jaa
[medeverdachte 3] : met hem.. maar volgens mij begreep tie de hint wel
(..)
Nnvrouw: Ja want hij was daar ook bij natuurlijk
[medeverdachte 3] : eh Ja daarom ff kijken [17]
Naar het oordeel van de rechtbank spreekt [medeverdachte 3] hier met een onbekend gebleven vrouw over de aanhoudingen in verband met de overval. Zij zegt dat er drie personen zijn opgepakt voor een zaak in Den Haag, waaronder [medeverdachte 4] . Vervolgens zegt de onbekende vrouw dat [medeverdachte 3] haar bek maar moet houden, ander komt [verdachte] er helemaal niet meer uit. Vermoedelijk bedoelt zij hiermee dat de verdachte niet meer uit de penitentiaire inrichting komt, als [medeverdachte 3] vertelt wat zij allemaal weet. Verder zegt de onbekende vrouw dat [verdachte] er natuurlijk ook bij was en [medeverdachte 3] bevestigt dit. Tot slot zegt [medeverdachte 3] dat zij sigaretten heeft gebracht naar [medeverdachte 4] die op de [straatnaam] zit. Waarschijnlijk bedoelt zij hiermee het politiebureau waar [medeverdachte 4] wordt vastgehouden.
Uit de tapgesprekken en de eerdergenoemde foto waarop de verdachte samen met [medeverdachte 4] in de woning van zijn moeder te zien is, leidt de rechtbank af dat de verdachte goed bevriend is met [medeverdachte 4] .
Verklaring van [medeverdachte 1]
heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en een vierde persoon. Aan [medeverdachte 1] is een politiefoto getoond van de verdachte. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de persoon op de foto herkent als de vierde jongen die bij de overval betrokken was. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 4] en deze vierde jongen bij de overval een politie-uniform aan hadden en in de Golf reden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] reden in de Transporter. De Golf met daarin [medeverdachte 4] en de vierde jongen, was vanuit Rotterdam met hun meegereden naar de plek van de overval. Na de overval zijn ze met zijn allen teruggereden naar Rotterdam. Op een parkeerplaats in Ommoord zijn de spullen uitgepakt en in de Golf gezet. [18]
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 1] gelet op artikel 6, eerste lid, van het EVRM van het bewijs moet worden uitgesloten. De verdediging heeft geen mogelijkheid gehad om deze getuige te horen, nu [medeverdachte 1] zich ten overstaan van de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Inmiddels hebben [medeverdachte 1] en de verdachte elkaar op de zittingen gezien, waardoor een effectieve verdediging ten aanzien van de getoonde foto niet meer mogelijk is, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt, in het licht van artikel 6 van het EVRM, vast dat geen sprake is geweest van een effectieve ondervragingsmogelijkheid, omdat [medeverdachte 1] zich als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Nu het aan effectieve ondervragingsmogelijkheden heeft ontbroken moet worden beoordeeld of het bewijs voor verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit uitsluitend of in beslissende mate berust op de verklaring van [medeverdachte 1] . De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [medeverdachte 1] door andere bewijsmiddelen wordt bevestigd, zoals de tapgesprekken en de historische telefoongegevens. Daarnaast is een van de gestolen telefoons aangetroffen in het bezit van de moeder van de verdachte en heeft zij zich ten aanzien van de wijze van verkrijgen van die telefoon beroepen op haar verschoningsrecht. Het bewijs dat de verdachte de vierde man is die betrokken was bij de overval is dan ook niet uitsluitend of in beslissende mate gestoeld op de verklaring van [medeverdachte 1] . Dit betekent dat artikel 6 EVRM niet in de weg staat aan het gebruik van die verklaring voor het bewijs.
Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de fotoconfrontatie die bij het politieverhoor van [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden niet volgens de richtlijnen voor enkelvoudige fotoconfrontaties is verlopen. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat een enkelvoudige fotoconfrontatie alleen is toegestaan als de getuige de dader van het strafbare feit al kent. De verdediging heeft gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 1] daarom onbetrouwbaar is en uitgesloten moet worden van het bewijs.
De rechtbank overweegt dat geen rechtsregel eraan in de weg staat om gebruik te maken van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door [medeverdachte 1] . Weliswaar dient behoedzaam te worden omgegaan met het gebruik van een enkelvoudige fotoconfrontatie als bewijsmiddel, maar de rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] gedetailleerd en betrouwbaar is, en dat deze wordt bevestigd door ander bewijs. Daarmee is deze enkelvoudige fotoconfrontatie niet het dragende bewijs in deze zaak.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verwerpt de rechtbank het verweer nu zij van oordeel is dat geen sprake is van een vormverzuim, waardoor evenmin grond bestaat voor bewijsuitsluiting.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op
3 februari 2020 in het Forepark in Den Haag een overval op een PostNL-vrachtwagen heeft plaatsgevonden, waarbij vier mannen betrokken waren. De chauffeur van de vrachtwagen werd door een man in een vals politie-uniform staande gehouden, waarna licht geweld tegen de chauffeur is gebruikt en de chauffeur vervolgens is opgesloten in de laadruimte van de vrachtwagen. Bij deze overval zijn pakketten met daarin een grote hoeveelheid elektronica en schoenen uit de vrachtwagen weggenomen.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de telefoon van de verdachte zich voor en na de overval in de omgeving van twee van de medeverdachten in Rotterdam bevond, terwijl de verdachte in Den Haag woonachtig is. Hiernaast is bij de moeder van de verdachte een bij de overval gestolen telefoon is aangetroffen. Verder blijkt dat de verdachte in de tapgesprekken met zijn moeder praat over de overval en dat hij goed bevriend is met medeverdachte [medeverdachte 4] . Ook beaamt de moeder van de verdachte in een gesprek met een onbekend gebleven vrouw dat de verdachte is betrokken bij de overval. Tot slot is de verdachte aan de hand van een fotoconfrontatie door [medeverdachte 1] herkend als de vierde persoon die bij de overval betrokken was. Dit alles tezamen schreeuwt om een verklaring, die de verdachte niet heeft gegeven. De rechtbank trekt uit het voorgaande de conclusie dat de verdachte de vierde persoon is geweest die bij de overval betrokken was.
Feit 1: diefstal met geweld
De rechtbank is op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte samen met drie andere mannen een diefstal met geweld heeft gepleegd. [aangever 1] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard dat hij is vastgepakt, tegen een wand is geduwd en is gefouilleerd. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen niet alleen consistent zijn, maar dat deze ook in lijn zijn met de camerabeelden waaruit naar voren komt dat de aangever en de verdachte 2 zich achter in de laadruimte bevonden. De aangever komt pas in beeld nadat de daders de laadruimte hebben verlaten. Bovendien komt uit de verklaring van de aangever bij de rechter-commissaris naar voren dat hij op geen enkel moment het tegen hem gebruikte geweld probeert te overdrijven. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het voorgaande voor het bewijs uit kan worden gegaan van de juistheid van de verklaringen van de aangever. In de door de aangever geschetste omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, ligt besloten dat er geweld is gebruikt. Weliswaar heeft aangever geen fysiek letsel bekomen, maar de hiervoor genoemde handelingen zijn volgens vaste jurisprudentie aan te merken als geweld en waren erop gericht de diefstal te vergemakkelijken.
Uit de aangifte en de getoonde camerabeelden valt te concluderen dat de verdachte degene is geweest die de aangever heeft gesommeerd om de laadruimte in te gaan, waarna hij met de aangever achterin de laadruimte stond en de aangever daar heeft vastgepakt, heeft geduwd en heeft gefouilleerd. Verder heeft de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 4] de pakketten uit de rolcontainers gehaald en de aangever opgesloten in zijn laadruimte. De verdachte had hierbij een vals politie-uniform aan. De verdachte heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de overval.
Feit 2: wederrechtelijke vrijheidsberoving
Uit de aangifte en de getoonde camerabeelden blijkt dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 4] de laadklep van de vrachtwagen dicht heeft gedaan. De verdachten zijn daarna gevlucht, terwijl de aangever nog in de laadruimte van zijn vrachtwagen zat. Enige tijd later is de aangever door de politie bevrijd uit de laadruimte. Hiermee staat vast dat de aangever door de verdachte en zijn medeverdachte is opgesloten in de laadruimte en dat zij de intentie hebben gehad om hun vlucht gemakkelijk te maken door de aangever te vertragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangever.
Feit 3: de gestolen kentekenplaten
Vrijspraak feit 3 primair: diefstal kentekenplaten
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten bieden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de diefstal van de kentekenplaten. De rechtbank zal de verdachte dan ook van het onder 3 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 3 subsidiair: heling kentekenplaten
Uit de getoonde beelden en de verklaring van [medeverdachte 1] valt te concluderen dat de verdachte degene is geweest die de Golf bestuurde en dat hij daarmee samen met [medeverdachte 4] naar de plek van de overval is gereden. Uit de ANPR-gegevens blijkt dat de Golf van Rotterdam naar Den Haag is gereden, waarbij op enig moment de gestolen kentekenplaten met kentekencombinatie [kenteken 2] op de Golf zijn bevestigd. Gelet op het voorstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wist dat de gestolen kentekenplaten op de Golf zijn bevestigd en dat hij wist dat deze kentekenplaten van diefstal afkomstig waren. De rechtbank acht het onder 3 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van opzetheling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en zal de verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1
hij op 3 februari 2020 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, uit een vrachtwagen welke zich bevond op de IJssel,
- een groot aantal mobiele telefoons en
- een groot aantal tabletcomputers en
- meerdere computerbenodigdheden en
- een groot aantal paren schoenen en
- een rijbewijs op naam van [aangever 1] en
- twee OV-chipkaarten en
- een kentekenbewijs behorende bij een personenauto met [kenteken 1] en
- een VGZ Zorgpas op naam van [aangever 1] en
- een lederen mapje,
die geheel toebehoorden aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [aangever 1] , hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een vals kostuum, immers
- waren verdachte en zijn mededader gekleed in een polo/shirt van de Nationale Politie en zeiden zij tegen die [aangever 1] dat hij de laadruimte van de vrachtwagen moest openen voor een controle op verdovende middelen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [aangever 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [aangever 1] bij de schouders vast te pakken en
- vervolgens die [aangever 1] tegen een wand van de laadruimte van voornoemde vrachtwagen te duwen en
- vervolgens die [aangever 1] te fouilleren, althans handelingen van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op 3 februari 2020 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [aangever 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers hebben hij verdachte en zijn mededader met dat opzet die [aangever 1] opgesloten in de laadruimte van voornoemde vrachtwagen door de laadklep van buitenaf dicht te doen en af te sluiten;
3.
subsidiair:
hij op 3 februari 2020 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, twee kentekenplaten met kentekencombinatie [kenteken 2] voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde kentekenplaten wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht om een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat de verdachte net vader is geworden van zijn tweede kind.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het medeplegen van een ladingdiefstal met gebruikmaking van een vals kostuum en geweld, een wederrechtelijke vrijheidsberoving en heling van kentekenplaten. Ladingdiefstallen vormen in het algemeen voor de transportsector een ernstige bron van schade; niet alleen in de vorm van directe, materiële schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Dergelijke feiten verstoren de rechtsorde en brengen in de maatschappij gevoelens van onrust en ergernis naar boven. Daarnaast is de wijze waarop de goederen zijn weggenomen uit de bemande vrachtauto ronduit brutaal. Burgers dienen te kunnen vertrouwen op personen in politie uniform. Dit vertrouwen wordt beschaamd door het vals gebruik van politiekleding. Daar komt bij dat deze overval doelgericht was en de financiële schade groot. De verdachte heeft zich van dat alles kennelijk geen enkele rekenschap gegeven en slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Om dit gewin zeker te stellen heeft de verdachte het slachtoffer van zijn vrijheid beroofd. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rol van de verdachte
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf rekening gehouden met de aanzienlijke rol van verdachte in de uitvoering van de overval en de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van hetgeen ter terechtzitting is besproken en door de raadsman is aangevoerd aangaande de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur daarvan mede gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat het toegepaste geweld tot een minimum beperkt is gebleven. De rechtbank acht, alles afwegende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1.
De vorderingen
[bedrijf 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 54.053,11, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[bedrijf 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1157,72, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. De officier van justitie heeft hoofdelijke veroordeling gevorderd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [bedrijf 3]
De vordering is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 54.053,11, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 3 februari 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt.
De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Ten aanzien van [bedrijf 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij in dit stadium van het proces nog de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer [bedrijf 3] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 54.053,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [bedrijf 3] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 47, 57, 63, 282, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
medeplegen van opzetheling;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 2] niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [bedrijf 3] hoofdelijk toe tot een bedrag van € 54.053,11 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [bedrijf 3] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 54.053,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [bedrijf 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 298 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. M.T. Paulides, rechter,
mr. C.C. Brandwijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kalkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020033820, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag - Zuid, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 636).
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] , d.d. 3 februari 2020, p. 177-179; proces-verbaal verhoor getuige [aangever 1] door de rechter-commissaris, d.d. 4 november 2020.
3.Proces-verbaal van verhoor [aangever 4] , d.d. 3 februari 2020, p. 193-194 met bijlage p. 195-198.
4.Proces-verbaal van verhoor [aangever 2] , d.d. 10 februari 2020, p. 199-200 met bijlage p. 201-202.
5.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 februari 2020, p. 204-213.
6.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 februari 2020, p. 221-222; proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 februari 2020, p. 223.
7.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , d.d. 8 februari 2020, p. 352.
8.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 mei 2020, p. 314-315.
9.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 26 mei 2020, p. 341-342.
10.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 30 mei 2020, p. 343-346.
11.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 mei 2020.
12.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 mei 2020, p. 314-315; p. 312-313; proces-verbaal van bevindingen, d.d. 9 juni 2020, p. 519.
13.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 8 juni 2020, p. 469-470.
14.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 10 juni 2020, p. 525-528.
15.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , d.d. 8 juni 2020, p. 473-474.
16.Een geschrift, te weten de weergave van een tapgesprek, p. 545-546
17.Een geschrift, te weten de weergave van een tapgesprek , p. 550-552.
18.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , d.d. 4 juni 2020, p. 110; proces-verbaal van bevindingen, d.d. 4 juni 2020, p. 119 met fotobijlage p. 120.