3.4De beoordeling van de tenlastelegging
De overval
De aangever [aangever 1] heeft verklaard dat hij op 3 februari 2020 als chauffeur van een PostNL-vrachtwagen is overvallen in het Forepark in Den Haag. De aangever had die dag rolcontainers opgehaald bij [bedrijf 2] en [bedrijf 1] . Nadat hij omstreeks 18:05 uur wegreed bij [bedrijf 1] , reed er op de IJssel opeens een auto voor hem met een bordje met de verlichte tekst “volgen”. Nadat hij was gestopt sprak een persoon die was gekleed in een politieshirt hem aan en zei dat hij was staande gehouden. De man zei hem dat hij de laadruimte moest openen voor een controle op cocaïne. Toen de aangever de laadklep opende, zag hij een tweede persoon die ook een politieshirt droeg. Eén van de personen liep de laadruimte in en rolde een rolcontainer naar de uitgang. Opeens voelde de aangever twee handen op zijn schouders, die hem links in de hoek van de laadruimte duwden. Hij werd tegen de wand geduwd, moest zijn handen tegen de wand spreiden en werd gefouilleerd. Iemand vroeg om zijn legitimatie, waarop de aangever wees naar zijn borstzakje waarin een mapje met pasjes zat. Hij hoorde ze daarna agressief met dozen aan de slag gaan. Op een gegeven moment toen het stil werd in de laadruimte, draaide de aangever zich om en zag hij de laadklep dicht gaan. Hij rende naar de laadklep en riep dat hij eruit wilde. De aangever heeft toen de politie gebeld en is enkele minuten later bevrijd door de politie. Na de overval bleek dat een groot aantal pakketten uit zijn vrachtwagen, en het mapje waar tijdens de fouillering naar werd gevraagd, weg waren. In het mapje zaten zijn rijbewijs, het kentekenbewijs van de auto met het [kenteken 1] , de zorgpas en twee OV-chipkaarten van de aangever.
Weggenomen goederen
De [aangever 4] , eigenaar van het bedrijf [bedrijf 1] , heeft verklaard dat op 3 februari 2020 in Den Haag een rolcontainer omwikkeld met zwarte folie door de chauffeur van de PostNL-vrachtwagen was opgehaald. Later die avond bleek dat een diefstal had plaatsgevonden, waarbij de hele inhoud van die rolcontainer was weggenomen. De schade bedroeg ongeveer € 75.000. Uit de lijst van weggenomen goederen die de aangever had verstrekt, bleek dat het om een grote hoeveelheid elektronica, waaronder mobiele telefoons, tablets en andere computerbenodigdheden, ging.
De [aangever 2] , eigenaar van [bedrijf 2] heeft verklaard dat op 3 februari 2020 in Den Haag pakketten werden opgehaald door PostNL. De volgende dag bleek dat de PostNL-vrachtwagen was overvallen en dat er pakketten van zijn bedrijf waren weggenomen. De schade bedroeg € 1.157,72. Uit de lijst van weggenomen pakketten, die de aangever had verstrekt, bleek dat het om 23 paar gestolen schoenen ging.
Camerabeelden
Op de camerabeelden van het Forepark in Den Haag is te zien dat de PostNL-vrachtwagen op 3 februari 2020 om 18:04:35 uur bij [bedrijf 1] wegrijdt. Om 18:05:16 uur verlaat de Volkswagen Golf (hierna: de Golf) de parkeerplaats en gaat midden op de weg staan. De bijrijder van de Golf (hierna: verdachte 1), stapt uit en geleidt de PostNL-vrachtwagen naar de IJssel. Verdachte 1 draagt een shirt gelijkend op dat van de politie. Op de achtergrond is te zien dat de Volkswagen Transporter (hierna: de Transporter) zijn verlichting aandoet en achter de PostNL-vrachtwagen aanrijdt. Om 18:05:30 uur parkeert de Golf op de IJssel. De PostNL-vrachtwagen en verdachte 1 komen ook de IJssel op. Om 18:06:08 uur stapt de bestuurder van de Golf (hierna: verdachte 2) uit en loopt hij in de richting van de PostNL-vrachtwagen. Verdachte 2 draagt ook een shirt gelijkend op dat van de politie. Om 18:06:41 uur rijdt de Transporter achteruit richting de PostNL-vrachtwagen. Verdachte 1 en de chauffeur lopen naar de laadklep van de vrachtwagen, waarna de chauffeur de laadklep opent. Verdachte 1 stapt de laadruimte in. Verdachte 2 gaat naast de chauffeur staan en wijst vervolgens naar binnen in de laadruimte. Hierop stapt de chauffeur de laadruimte in. Vlak daarna gaat verdachte 2 de laadruimte in. Verdachte 1 komt op dat moment aan met een rolcontainer voorzien van zwart plastic. De bijrijder (hierna: verdachte 3) en de bestuurder van de Transporter (hierna: verdachte 4) stappen uit en openen de achterdeuren en schuifdeur van de Transporter. Verdachte 3 springt op de laadklep en rijdt de rolcontainer op de laadklep. Op de achtergrond is verdachte 1 bezig met een tweede rolcontainer. Verdachte 1, 3 en 4 halen pakketten van de rolcontainer en gooien deze achter in de Transporter. Verdachte 2 en de chauffeur blijven uit het zicht in de laadruimte.
Wanneer de rolcontainer leeg is, halen verdachte 1 en 2 het plastic van een andere rolcontainer, terwijl verdachte 3 en 4 de rest van de pakketten van de eerste rolcontainer in de Transporter gooien. Verdachte 1 en 2 halen pakketten van de tweede rolcontainer, ook deze worden achter in de Transporter gegooid. Vervolgens verlaten alle verdachten de laadruimte en sluit verdachte 1 de laadklep. Op dat moment komt de chauffeur aanrennen vanuit de laadruimte, waarna hij wordt opgesloten. Verdachte 3 en 4 stappen in de Transporter en rijden weg. Verdachte 1 en 2 rennen richting de Golf en rijden vervolgens ook weg. De Transporter en de Golf rijden even later achter elkaar de A4 op in de richting van Delft/Rotterdam.
ANPR-gegevens
Uit de ANPR-gegevens bleek dat de Golf met kenteken [kenteken 2] en de Transporter met [kenteken 3] om 18.15 uur op de A4 en om 18.30 uur op de A20 in de richting van Vlaardingen reden. Uit raadpleging van de systemen bleek dat de kentekenplaten van de voertuigen [kenteken 3] en [kenteken 2] gestolen waren. Eerder die dag reed de Transporter met [kenteken 3] om 16.10 uur op de A13 in de richting van Den Haag. Direct achter de Transporter reed de Golf met [kenteken 4] door de ANPR. Gelet hierop bestond het vermoeden dat de gestolen kentekenplaten van de Golf pas later op het voertuig zijn bevestigd en dat het originele kenteken van de Golf [kenteken 4] was.
Diefstal kentekenplaten
De aangever [aangever 3] heeft aangifte gedaan van de gestolen kentekenplaten met kenteken [kenteken 2] . De kentekenplaten zijn weggenomen van zijn Volkswagen Golf..
Historische telefoongegevens
Uit een onder [naam 1] in beslag genomen telefoon bleek dat de verdachte de gebruiker was van het [telefoonnummer 1] .Uit de historische telefoongegevens van dit telefoonnummer van de verdachte bleek dat zijn telefoon op 3 februari 2020 om 13.46 uur gebruikt maakte van het basisstation [adres 2] te Rotterdam en om 20.41 uur gebruik maakte van het basisstation [adres 3] te Rotterdam. Uit de technische gegevens van de Transporter die bij de overval betrokken was, bleek dat de Transporter die dag wegreed vanaf een locatie in de omgeving van de bovengenoemde basisstations en na de overval ook weer terug reed naar een locatie in de omgeving van de bovengenoemde basisstations.Verder bleek uit de historische telefoongegevens van de telefoons van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , dat hun telefoons op 3 februari 2020 voor en na de overval, ook gebruikt maakten van basisstations die gelegen zijn in dezelfde omgeving als de locatie waar de Transporter vandaan reed en terug naartoe reed.
Aangetroffen telefoon
Uit de historische telefoongegevens van de bij de overval weggenomen telefoons bleek dat één van de telefoons, een Samsung S10, voorzien van het [IMEI-nummer] , op 28 februari 2020 in gebruik was genomen door [medeverdachte 3] met het [telefoonnummer 2] .Zij bleek de moeder van de verdachte te zijn.Deze telefoon is later ook aangetroffen in de woning van [medeverdachte 3] .In deze telefoon werd een gesprek aangetroffen waarin de verdachte op 6 maart 2020 via WhatsApp tegen zijn moeder zei dat zij haar nieuwe tellie (de rechtbank begrijpt: telefoon) moet gebruiken. Verder werd op deze telefoon een foto aangetroffen waarop te zien is dat de verdachte en de medeverdachte
[medeverdachte 4] op de bank in de woning van [medeverdachte 3] liggen.
Tapgesprekken
De telefoon met [IMEI-nummer] , die onder [medeverdachte 3] in beslag is genomen, is onder de tap gezet. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat haar roepnaam ‘ [medeverdachte 3] ’ is.
De politie heeft op 3 juni 2020 om 16.48 uur een telefoongesprek getapt tussen de verdachte die op dat moment in de penitentiaire inrichting in Dordrecht verbleef en zijn moeder
[medeverdachte 3] , waarin onder meer het volgende werd gezegd.
[medeverdachte 3] : Hallo met [medeverdachte 3]
Verdachte: hallo mamma, wacht wacht heel even.. wacht.. hoor je me?
[medeverdachte 3] : ja schat
Verdachte: wats gebeurd wats gebeurd wats gebeurd wats gebeurd
[medeverdachte 3] : eeh.eehh luister dan je moet niet zo erg schrikken maarreh.. de dinges is eeh.. van oma is niet zo eeh gaat niet zo lekker enneh de.. der zijn al 3 mensen zijn der al weggegaan
Verdachte: Hoe waar weg
[medeverdachte 3] : ja eeh met mijn verjaardag toch weet je?
Verdachte: huh?
[medeverdachte 3] : die van mijn verjaardag
Verdachte: Hoe bedoel je mamma
[medeverdachte 3] : [verdachte] je wordt afgeluisterd waarschijnlijk toch?
Verdachte: Ja
[medeverdachte 3] : ja uuhh 3... met mijn verjaardag zijn drie mensen al weg.... [medeverdachte 4] die is ehh foetsie al
Naar het oordeel van de rechtbank spreekt [medeverdachte 3] hier met de verdachte in versluierd taalgebruik over de aanhoudingen van de overval. Zij zegt dat er al 3 mensen zijn weggegaan en bedoelt hiermee kennelijk dat er al 3 mensen zijn opgepakt. Verder zegt zij dat [medeverdachte 4] foetsie is, waarmee zij kennelijk bedoelt dat [medeverdachte 4] is opgepakt.
De politie heeft op 3 juni 2020 om 18:01 uur een telefoongesprek getapt, waarin onder meer het volgende wordt gezegd.
[medeverdachte 3] : [medeverdachte 4] is vandaag ook opgepakt dus ik ging net even sigaretten voor hem brengen, [straatnaam] zittie
(..)
Nnvrouw: [medeverdachte 4] ?
Nnvrouw: ja die zijn vandaag allemaal van hun bed gelicht.
(..)
[medeverdachte 3] : en nog twee jongens uit Rotterdam
Nnvrouw: En waarvoor hebben ze die niet in eeh Rotterdam gelaten dan?
[medeverdachte 3] : omdat het een zaak van Den Haag
(..)
[medeverdachte 3] : Ff afwachten.. dus
Nnvrouw: zou me bek maar dicht houden
(..)
Nnvrouw: anders [verdachte] .. komt tie er helemaal niet meer uit
[medeverdachte 3] : nja kheb hem.. kheb al naar die dinges gebeld.. dus hij is nu..
Nnvrouw: waar naar toe
[medeverdachte 3] : Naarreh detentie
Nnvrouw: ja en?
[medeverdachte 3] : ja gewoon in gebaren.. in eeh dinges.. in hele rare taal iets uitgeprobeerd te leggen
nnvrouw: Jaaa
[medeverdachte 3] : dus toen heeft tie mij teruggebeld.. dus heb ik hem wel...
nnvrouw: ja maar ja ze luisteren toch af
[medeverdachte 3] : ja daarom.. dus ik heb het hem in hele omweg eeh hele andere taal besproken
nnvrouw: jaa
[medeverdachte 3] : met hem.. maar volgens mij begreep tie de hint wel
(..)
Nnvrouw: Ja want hij was daar ook bij natuurlijk
[medeverdachte 3] : eh Ja daarom ff kijken
Naar het oordeel van de rechtbank spreekt [medeverdachte 3] hier met een onbekend gebleven vrouw over de aanhoudingen in verband met de overval. Zij zegt dat er drie personen zijn opgepakt voor een zaak in Den Haag, waaronder [medeverdachte 4] . Vervolgens zegt de onbekende vrouw dat [medeverdachte 3] haar bek maar moet houden, ander komt [verdachte] er helemaal niet meer uit. Vermoedelijk bedoelt zij hiermee dat de verdachte niet meer uit de penitentiaire inrichting komt, als [medeverdachte 3] vertelt wat zij allemaal weet. Verder zegt de onbekende vrouw dat [verdachte] er natuurlijk ook bij was en [medeverdachte 3] bevestigt dit. Tot slot zegt [medeverdachte 3] dat zij sigaretten heeft gebracht naar [medeverdachte 4] die op de [straatnaam] zit. Waarschijnlijk bedoelt zij hiermee het politiebureau waar [medeverdachte 4] wordt vastgehouden.
Uit de tapgesprekken en de eerdergenoemde foto waarop de verdachte samen met [medeverdachte 4] in de woning van zijn moeder te zien is, leidt de rechtbank af dat de verdachte goed bevriend is met [medeverdachte 4] .
Verklaring van [medeverdachte 1]
heeft verklaard dat hij de overval heeft gepleegd met [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en een vierde persoon. Aan [medeverdachte 1] is een politiefoto getoond van de verdachte. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de persoon op de foto herkent als de vierde jongen die bij de overval betrokken was. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat [medeverdachte 4] en deze vierde jongen bij de overval een politie-uniform aan hadden en in de Golf reden. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] reden in de Transporter. De Golf met daarin [medeverdachte 4] en de vierde jongen, was vanuit Rotterdam met hun meegereden naar de plek van de overval. Na de overval zijn ze met zijn allen teruggereden naar Rotterdam. Op een parkeerplaats in Ommoord zijn de spullen uitgepakt en in de Golf gezet.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 1] gelet op artikel 6, eerste lid, van het EVRM van het bewijs moet worden uitgesloten. De verdediging heeft geen mogelijkheid gehad om deze getuige te horen, nu [medeverdachte 1] zich ten overstaan van de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Inmiddels hebben [medeverdachte 1] en de verdachte elkaar op de zittingen gezien, waardoor een effectieve verdediging ten aanzien van de getoonde foto niet meer mogelijk is, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt, in het licht van artikel 6 van het EVRM, vast dat geen sprake is geweest van een effectieve ondervragingsmogelijkheid, omdat [medeverdachte 1] zich als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. Nu het aan effectieve ondervragingsmogelijkheden heeft ontbroken moet worden beoordeeld of het bewijs voor verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde feit uitsluitend of in beslissende mate berust op de verklaring van [medeverdachte 1] . De rechtbank stelt vast dat de verklaring van [medeverdachte 1] door andere bewijsmiddelen wordt bevestigd, zoals de tapgesprekken en de historische telefoongegevens. Daarnaast is een van de gestolen telefoons aangetroffen in het bezit van de moeder van de verdachte en heeft zij zich ten aanzien van de wijze van verkrijgen van die telefoon beroepen op haar verschoningsrecht. Het bewijs dat de verdachte de vierde man is die betrokken was bij de overval is dan ook niet uitsluitend of in beslissende mate gestoeld op de verklaring van [medeverdachte 1] . Dit betekent dat artikel 6 EVRM niet in de weg staat aan het gebruik van die verklaring voor het bewijs.
Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de fotoconfrontatie die bij het politieverhoor van [medeverdachte 1] heeft plaatsgevonden niet volgens de richtlijnen voor enkelvoudige fotoconfrontaties is verlopen. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat een enkelvoudige fotoconfrontatie alleen is toegestaan als de getuige de dader van het strafbare feit al kent. De verdediging heeft gesteld dat de verklaring van [medeverdachte 1] daarom onbetrouwbaar is en uitgesloten moet worden van het bewijs.
De rechtbank overweegt dat geen rechtsregel eraan in de weg staat om gebruik te maken van een enkelvoudige fotoconfrontatie. Anders dan de verdediging, ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de herkenning van de verdachte door [medeverdachte 1] . Weliswaar dient behoedzaam te worden omgegaan met het gebruik van een enkelvoudige fotoconfrontatie als bewijsmiddel, maar de rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] gedetailleerd en betrouwbaar is, en dat deze wordt bevestigd door ander bewijs. Daarmee is deze enkelvoudige fotoconfrontatie niet het dragende bewijs in deze zaak.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, verwerpt de rechtbank het verweer nu zij van oordeel is dat geen sprake is van een vormverzuim, waardoor evenmin grond bestaat voor bewijsuitsluiting.
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op
3 februari 2020 in het Forepark in Den Haag een overval op een PostNL-vrachtwagen heeft plaatsgevonden, waarbij vier mannen betrokken waren. De chauffeur van de vrachtwagen werd door een man in een vals politie-uniform staande gehouden, waarna licht geweld tegen de chauffeur is gebruikt en de chauffeur vervolgens is opgesloten in de laadruimte van de vrachtwagen. Bij deze overval zijn pakketten met daarin een grote hoeveelheid elektronica en schoenen uit de vrachtwagen weggenomen.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de telefoon van de verdachte zich voor en na de overval in de omgeving van twee van de medeverdachten in Rotterdam bevond, terwijl de verdachte in Den Haag woonachtig is. Hiernaast is bij de moeder van de verdachte een bij de overval gestolen telefoon is aangetroffen. Verder blijkt dat de verdachte in de tapgesprekken met zijn moeder praat over de overval en dat hij goed bevriend is met medeverdachte [medeverdachte 4] . Ook beaamt de moeder van de verdachte in een gesprek met een onbekend gebleven vrouw dat de verdachte is betrokken bij de overval. Tot slot is de verdachte aan de hand van een fotoconfrontatie door [medeverdachte 1] herkend als de vierde persoon die bij de overval betrokken was. Dit alles tezamen schreeuwt om een verklaring, die de verdachte niet heeft gegeven. De rechtbank trekt uit het voorgaande de conclusie dat de verdachte de vierde persoon is geweest die bij de overval betrokken was.
Feit 1: diefstal met geweld
De rechtbank is op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte samen met drie andere mannen een diefstal met geweld heeft gepleegd. [aangever 1] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard dat hij is vastgepakt, tegen een wand is geduwd en is gefouilleerd. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen niet alleen consistent zijn, maar dat deze ook in lijn zijn met de camerabeelden waaruit naar voren komt dat de aangever en de verdachte 2 zich achter in de laadruimte bevonden. De aangever komt pas in beeld nadat de daders de laadruimte hebben verlaten. Bovendien komt uit de verklaring van de aangever bij de rechter-commissaris naar voren dat hij op geen enkel moment het tegen hem gebruikte geweld probeert te overdrijven. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het voorgaande voor het bewijs uit kan worden gegaan van de juistheid van de verklaringen van de aangever. In de door de aangever geschetste omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, ligt besloten dat er geweld is gebruikt. Weliswaar heeft aangever geen fysiek letsel bekomen, maar de hiervoor genoemde handelingen zijn volgens vaste jurisprudentie aan te merken als geweld en waren erop gericht de diefstal te vergemakkelijken.
Uit de aangifte en de getoonde camerabeelden valt te concluderen dat de verdachte degene is geweest die de aangever heeft gesommeerd om de laadruimte in te gaan, waarna hij met de aangever achterin de laadruimte stond en de aangever daar heeft vastgepakt, heeft geduwd en heeft gefouilleerd. Verder heeft de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 4] de pakketten uit de rolcontainers gehaald en de aangever opgesloten in zijn laadruimte. De verdachte had hierbij een vals politie-uniform aan. De verdachte heeft daarmee een wezenlijke bijdrage geleverd aan de overval.
Feit 2: wederrechtelijke vrijheidsberoving
Uit de aangifte en de getoonde camerabeelden blijkt dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte 4] de laadklep van de vrachtwagen dicht heeft gedaan. De verdachten zijn daarna gevlucht, terwijl de aangever nog in de laadruimte van zijn vrachtwagen zat. Enige tijd later is de aangever door de politie bevrijd uit de laadruimte. Hiermee staat vast dat de aangever door de verdachte en zijn medeverdachte is opgesloten in de laadruimte en dat zij de intentie hebben gehad om hun vlucht gemakkelijk te maken door de aangever te vertragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich samen met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan een wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangever.
Feit 3: de gestolen kentekenplaten
Vrijspraak feit 3 primair: diefstal kentekenplaten
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten bieden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de diefstal van de kentekenplaten. De rechtbank zal de verdachte dan ook van het onder 3 primair ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 3 subsidiair: heling kentekenplaten
Uit de getoonde beelden en de verklaring van [medeverdachte 1] valt te concluderen dat de verdachte degene is geweest die de Golf bestuurde en dat hij daarmee samen met [medeverdachte 4] naar de plek van de overval is gereden. Uit de ANPR-gegevens blijkt dat de Golf van Rotterdam naar Den Haag is gereden, waarbij op enig moment de gestolen kentekenplaten met kentekencombinatie [kenteken 2] op de Golf zijn bevestigd. Gelet op het voorstaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat de verdachte wist dat de gestolen kentekenplaten op de Golf zijn bevestigd en dat hij wist dat deze kentekenplaten van diefstal afkomstig waren. De rechtbank acht het onder 3 subsidiair ten laste gelegde medeplegen van opzetheling dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en zal de verdachte van het onder 3 primair ten laste gelegde vrijspreken.