ECLI:NL:RBDHA:2020:1358

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 februari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
C/09/588273 / FA RK 20-730
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de machtiging tot voortzetting van een crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, ingediend door de officier van justitie. Het verzoek was gericht op de betrokkene, geboren in 1966, die op dat moment verbleef in een GGZ-accommodatie. De crisismaatregel was eerder opgelegd op 10 februari 2020, en de officier van justitie vroeg om verlenging op basis van artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Tijdens de mondelinge behandeling op 13 februari 2020 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat en de behandelend psychiater.

De betrokkene heeft verklaard bereid te zijn om op vrijwillige basis in de accommodatie te blijven, maar heeft ook zijn schrik geuit over de situatie en de informatie die hij had ontvangen. De advocaat van de betrokkene pleitte voor afwijzing van het verzoek, stellende dat de betrokkene op vrijwillige basis verder wil stabiliseren. De behandelend psychiater bevestigde dat de betrokkene bij opname psychotisch was, maar dat er inmiddels verbetering was opgetreden door medicatie. De psychiater gaf aan dat de betrokkene bereid was om de noodzakelijke zorg op vrijwillige basis te ontvangen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, maar concludeerde dat de situatie inmiddels verbeterd was en dat de betrokkene geen verzet bood tegen de noodzakelijke zorg. Daarom was voortzetting van de crisismaatregel niet langer noodzakelijk. De rechtbank heeft het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen, en deze beslissing is op 13 februari 2020 openbaar gemaakt. De schriftelijke uitwerking van de beschikking is vastgesteld op 20 februari 2020, en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/588273 / FA RK 20-730
Datum beschikking: 13 februari 2020

Afwijzing machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel

Beschikkingnaar aanleiding van het op 11 februari 2020 door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de man] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende in de accommodatie GGZ [verblijfplaats]
advocaat: mr. M. Lindhout te Den Haag.

Procesverloop

Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 11 februari 2020, heeft de officier van justitie verzocht om verlenging van de op 10 februari 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Leiden tot het nemen van de crisismaatregel van 10 februari 2020;
  • een op 10 februari 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
  • een uittreksel uit de justitiële documentatie (blanco);
  • een afschrift van de politiemutaties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 februari 2020.
Ter zitting zijn de volgende personen door de rechtbank gehoord:
  • betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de behandelend [psychiater 2] ;
  • de [verpleegkundige 1] ;
  • de [verpleegkundige 2] .
Omdat een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig is, is de officier van justitie niet ter zitting verschenen.

Standpunten ter zitting

De betrokkene heeft geen verweer gevoerd en heeft verklaard dat hij bereid is om langer in de accommodatie te verblijven op vrijwillige basis. De betrokkene heeft aangegeven geen weet te hebben van wat zich heeft voorgedaan en te zijn geschrokken van wat hij heeft gelezen. Dit is zeer beangstigend. Temeer daar het beeld plotseling is ontstaan in de periode waarin de medicatie in overleg met de psychiater werd afgebouwd.
Daarom is het volgens betrokkene gelet op de voorgeschiedenis op zijn plaats een en ander goed te begeleiden. De betrokkene denkt daarbij ook aan mediation bij terugkeer naar huis in verband met de situatie met de buurvrouw.
De advocaat heeft afwijzing van het verzoek bepleit en daartoe aangevoerd dat de betrokkene op vrijwillige basis in de accommodatie wil blijven om verder te stabiliseren.
De behandelend psychiater heeft ter zitting verklaard dat de betrokkene bij opname fors psychotisch was, dat het beeld na medicatie (haldol) is verbeterd, zij het dat de verbetering nog pril is en de voorgeschreven medicatie voor nu nodig is om de klachten naar de achtergrond te doen gaan. Volgens de behandelend psychiater is het in de afgelopen dagen goed gegaan en bestaat er voldoende vertrouwen om de behandeling op vrijwillige basis voort te zetten.

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, gelegen in:
-ernstige psychische schade.;
- ernstige materiële schade;
- ernstige immateriële schade;
- maatschappelijke teloorgang;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
- de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is.
Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, te weten een psychotisch toestandsbeeld bij een recidiverende schizofrene psychose.
De crisissituatie was zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
De rechtbank overweegt dat uit het verhandelde ter zitting blijkt dat het toestandsbeeld van betrokkene inmiddels is verbeterd en dat de betrokkene zich niet verzet tegen de door de psychiater ter zitting thans nog noodzakelijk geoordeelde zorg, waaronder klinisch herstel in de accommodatie en de inname van medicatie. De betrokkene is immers bereid om op basis van vrijwilligheid de noodzakelijke vormen van zorg te ontvangen en langer in de accommodatie te verblijven. De behandelend psychiater heeft haar vertrouwen uitgesproken in een verblijf op vrijwillige basis. Voortzetting van de crisismaatregel is derhalve niet noodzakelijk.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verzochte machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I. Zetstra, rechter, bijgestaan door mr. B.T.E. Groenendijk-Muller als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 februari 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.