ECLI:NL:RBDHA:2020:13551

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 december 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
09/842281-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vier mannen voor gewapende overval op PostNL-vrachtwagen met gebruik van vals politie-uniform

Op 30 december 2020 heeft de Rechtbank Den Haag vier mannen uit Rotterdam en Den Haag veroordeeld tot gevangenisstraffen van 24 en 18 maanden voor hun betrokkenheid bij een gewapende overval op een PostNL-vrachtwagen op 3 februari 2020. Tijdens de overval droegen twee van de verdachten politie-uniformen en gaven zij de chauffeur een stopteken onder het voorwendsel dat er een controle op cocaïne zou plaatsvinden. De chauffeur werd gefouilleerd, tegen een wand van de laadruimte geduwd en opgesloten, terwijl de andere verdachten de vrachtwagen leegroofden van een grote hoeveelheid elektronica en schoenen ter waarde van meer dan € 75.000.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de transportsector en het vertrouwen dat burgers in politie-uniformen moeten kunnen hebben. De twee verdachten in politie-uniform kregen de zwaarste straffen van 24 maanden, terwijl de andere twee, die minder betrokken waren, 18 maanden kregen, waarvan 9 maanden voorwaardelijk. Daarnaast zijn de verdachten veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de slachtoffers, die in totaal meer dan € 54.000 bedraagt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval niet alleen een diefstal was, maar ook geweld met zich meebracht, wat de strafbaarheid van de verdachten heeft verzwaard. De rol van de verdachte in de overval werd als minder zwaar beoordeeld, wat leidde tot een lagere straf voor hem. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht en deelname aan reclasseringstrajecten.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/842281-20
Datum uitspraak: 30 december 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn,
locatie Maatschapslaan.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 16 september 2020 en
4 november 2020 (pro forma’s) en 16 december 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kampen en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. R.S. Boonstra naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te ’s-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een vrachtwagen welke zich bevond op de IJssel, althans op de openbare weg,
- een groot aantal, althans meerdere, mobiele telefoons en/of
- een groot aantal, althans meerdere, (tablet)computers en/of
- meerdere computerbenodigdheden en/of
- een groot aantal, althans meerdere, paren schoenen en/of
- een rijbewijs op [aangever 1 ] en/of
- twee OV-chipkaarten en/of
- een kentekenbewijs behorende bij een personenauto met [kenteken 1] en/of
- een VGZ Zorgpas op [aangever 1 ] en/of
- een lederen mapje,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijfsnaam 1] . en/of [bedrijfsnaam 2] . en/of [aangever 3] en/of [aangever 1 ] , heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang
tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een vals kostuum, immers
- kreeg die [aangever 1 ] , zijnde de chauffeur van voornoemde vrachtwagen, een stopteken met een verlichte stoptransparant welke was aangebracht in/op het voertuig van verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- ( vervolgens) was/waren verdachte en/of zijn mededader(s) gekleed in een polo/shirt van de Nationale Politie en zei(den) hij/zij tegen die [aangever 1 ] dat hij de laadruimte van de vrachtwagen moest openen voor een controle op verdovende middelen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever 1 ] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op
heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [aangever 1 ] te sommeren/dwingen de laadruimte van voornoemde vrachtwagen in te gaan en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1 ] (met kracht) bij de schouders(s)/arm(en) vast te pakken en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1 ] (met kracht) tegen een wand van de laadruimte van voornoemde vrachtwagen te duwen/gooien en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1 ] te fouilleren, althans handelingen van gelijke aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever 1 ] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet
- die [aangever 1 ] , die op dat moment een vrachtwagen bestuurde, een stopteken gegeven met een verlichte stoptransparant welke was aangebracht in/op het voertuig van verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1 ] gezegd/opgedragen dat hij zijn laadruimte moest openen voor een controle op verdovende middelen, terwijl verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) daarbij (een) polo('s)/shirt(s) van de Nationale Politie droegen en/of
- ( vervolgens) toen die [aangever 1 ] de laadruimte had geopend, die [aangever 1 ] gesommeerd/gedwongen de laadruimte van voornoemde vrachtwagen in te gaan en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1 ] (met kracht) bij de schouder(s)/arm(en) vastgepakt en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1 ] (met kracht) tegen een wand van de laadruimte van voornoemde vrachtwagen geduwd/gegooid en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1 ] gefouilleerd en/of
- ( vervolgens) die [aangever 1 ] opgesloten in de laadruimte van voornoemde vrachtwagen door de laadklep (van buitenaf) dicht te doen en/of af te sluiten;
3
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een, kentekenpla(a)t(en) (met [kenteken 2] ) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 februari 2020 te ‘s-Gravenhage in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, althans een, kentekenpla(a)t(en) (met [kenteken 2] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde kentekenpla(a)t(en) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De verdachte wordt – kort samengevat – ervan verdacht dat hij, al dan niet samen met een of meer anderen:
  • op 3 februari 2020 in Den Haag een diefstal met geweld en met gebruik van een vals kostuum heeft gepleegd door uit een vrachtwagen, waarin [aangever 1 ] zich bevond, meerdere pakketten met daarin elektronica en schoenen weg te nemen (feit 1);
  • op 3 februari 2020 in Den Haag [aangever 1 ] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd door hem op te sluiten in de laadruimte van zijn vrachtwagen (feit 2); en
  • op 3 februari 2020 te Nieuwekerk a/d IJssel twee kentekenplaten heeft gestolen van
  • [naam 2] dan wel deze platen heeft geheeld (feit 3).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de verdediging partiële vrijspraak bepleit voor het geweld. Verder heeft de verdediging zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
de overval
Aangifte [aangever 1 ]
De aangever [aangever 1 ] heeft verklaard dat hij op 3 februari 2020 als chauffeur van een PostNL-vrachtwagen is overvallen in het Forepark in Den Haag. De aangever had die dag rolcontainers opgehaald bij [bedrijfsnaam 2] . en [bedrijfsnaam 1] .. Nadat hij omstreeks 18:05 uur wegreed bij [bedrijfsnaam 1] , reed er op de IJssel opeens een auto voor hem met een bordje met de verlichte tekst “volgen”. Nadat hij was gestopt sprak een persoon die was gekleed in een politieshirt hem aan en zei dat hij was staande gehouden. De man zei hem dat hij de laadruimte moest openen voor een controle op cocaïne. Toen de aangever de laadklep opende, zag hij een tweede persoon die ook een politieshirt droeg. Eén van de personen liep de laadruimte in en rolde een rolcontainer naar de uitgang. Opeens voelde de aangever twee handen op zijn schouders, die hem links in de hoek van de laadruimte duwden. Hij werd tegen de wand geduwd, moest zijn handen tegen de wand spreiden en werd gefouilleerd. Iemand vroeg om zijn legitimatie, waarop de aangever wees naar zijn borstzakje waarin een mapje met pasjes zat. Hij hoorde ze daarna agressief met dozen aan de slag gaan. Op een gegeven moment toen het stil werd in de laadruimte, draaide de aangever zich om en zag hij de laadklep dicht gaan. Hij rende naar de laadklep en riep dat hij eruit wilde. De aangever heeft toen de politie gebeld en is enkele minuten later bevrijd door de politie. Na de overval bleek dat een groot aantal pakketten uit zijn vrachtwagen, en het mapje waar tijdens de fouillering naar werd gevraagd, weg waren. [2]
Weggenomen goederen
De aangever [aangever 2] , eigenaar van het bedrijf [bedrijfsnaam 1] ., heeft verklaard dat op 3 februari 2020 in Den Haag een rolcontainer omwikkeld met zwarte folie door de chauffeur van de PostNL-vrachtwagen was opgehaald. Later die avond bleek dat een diefstal had plaatsgevonden, waarbij de hele inhoud van die rolcontainer was weggenomen. De schade bedroeg ongeveer € 75.000. Uit de lijst van weggenomen goederen die de aangever had verstrekt, bleek dat het om een grote hoeveelheid elektronica, waaronder mobiele telefoons, tablets en andere computerbenodigdheden, ging. [3]
De aangever [aangever 3] , eigenaar van [bedrijfsnaam 2] . heeft verklaard dat op
3 februari 2020 in Den Haag pakketten werden opgehaald door PostNL. De volgende dag bleek dat de PostNL-vrachtwagen was overvallen en dat er pakketten van zijn bedrijf waren weggenomen. De schade bedroeg € 1.157,72. Uit de lijst van weggenomen pakketten, die de aangever had verstrekt, bleek dat het om 23 paar gestolen schoenen ging. [4]
Camerabeelden
Op de camerabeelden van het Forepark in Den Haag is te zien dat de PostNL-vrachtwagen op 3 februari 2020 om 18:04:35 uur bij [bedrijfsnaam 1] . wegrijdt. Om 18:05:16 uur verlaat de Volkswagen Golf (hierna: de Golf) de parkeerplaats en gaat midden op de weg staan. De bijrijder van de Golf (hierna: verdachte 1), stapt uit en geleidt de PostNL-vrachtwagen naar de IJssel. Verdachte 1 draagt een shirt gelijkend op dat van de politie. Op de achtergrond is te zien dat de Volkswagen Transporter (hierna: de Transporter) zijn verlichting aandoet en achter de PostNL-vrachtwagen aanrijdt. Om 18:05:30 uur parkeert de Golf op de IJssel. De PostNL-vrachtwagen en verdachte 1 komen ook de IJssel op. Om 18:06:08 uur stapt de bestuurder van de Golf (hierna: verdachte 2) uit en loopt hij in de richting van de PostNL-vrachtwagen. Verdachte 2 draagt ook een shirt gelijkend op dat van de politie. Om 18:06:41 uur rijdt de Transporter achteruit richting de PostNL-vrachtwagen. Verdachte 1 en de chauffeur lopen naar de laadklep van de vrachtwagen, waarna de chauffeur de laadklep opent. Verdachte 1 stapt de laadruimte in. Verdachte 2 gaat naast de chauffeur staan en wijst vervolgens naar binnen in de laadruimte. Hierop stapt de chauffeur de laadruimte in. Vlak daarna gaat verdachte 2 de laadruimte in. Verdachte 1 komt op dat moment aan met een rolcontainer voorzien van zwart plastic. De bijrijder (hierna: verdachte 3) en de bestuurder van de Transporter (hierna: verdachte 4) stappen uit en openen de achterdeuren en schuifdeur van de Transporter. Verdachte 3 springt op de laadklep en rijdt de rolcontainer op de laadklep. Op de achtergrond is verdachte 1 bezig met een tweede rolcontainer. Verdachte 1, 3 en 4 halen pakketten van de rolcontainer en gooien deze achter in de Transporter. Verdachte 2 en de chauffeur blijven uit het zicht in de laadruimte. Wanneer de rolcontainer leeg is, halen verdachte 1 en 2 het plastic van een andere rolcontainer, terwijl verdachte 3 en 4 de rest van de pakketten van de eerste rolcontainer in de Transporter gooien. Verdachte 1 en 2 halen pakketten van de tweede rolcontainer, ook deze worden achter in de Transporter gegooid. Vervolgens verlaten alle verdachten de laadruimte en sluit verdachte 1 de laadklep. Op dat moment komt de chauffeur aanrennen vanuit de laadruimte, waarna hij wordt opgesloten. Verdachte 3 en 4 stappen in de Transporter en rijden weg. Verdachte 1 en 2 rennen richting de Golf en rijden vervolgens ook weg. De Transporter en de Golf rijden even later achter elkaar de A4 op in de richting van Delft/Rotterdam. [5]
Verklaringen verdachte
De verdachte heeft ter zitting het volgende verklaard. Hij en de medeverdachte
[medeverdachte 1] ) wisten van tevoren dat zij zouden inbreken bij een vrachtwagen en elektronica zouden wegnemen. Er was van tevoren afgesproken dat hij en [medeverdachte 1] met de Transporter zouden komen om de spullen in te laden. Tijdens een voorverkenning in de nacht van 31 januari 2020 op 1 februari 2020 heeft hij samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gekeken naar de plek waar de vrachtwagen zou komen te staan. De kentekenplaten die op de Transporter zaten heeft hij op 3 februari 2020 samen met [medeverdachte 1] van een andere Volkswagen Transporter afgehaald. Deze kentekenplaten hebben zij diezelfde dag in Rotterdam in de wijk Ommoord op hun Transporter bevestigd. Vanaf Ommoord zijn zij naar een parkeerterrein in Rotterdam gereden, waar zij hadden afgesproken met [medeverdachte 2] . Daarna reden hij en [medeverdachte 1] in de Transporter naar het Forepark in Den Haag. De Golf trok samen met hun op vanuit Rotterdam. In het Forepark zaten hij en [medeverdachte 1] in de Transporter die op de hoek van de straat stond. Zij zagen de Golf staan. Toen de Golf begon te rijden, zei hij tegen [medeverdachte 1] : “nu rijden”. Zij reden achter de PostNL-vrachtwagen aan. [medeverdachte 1] reed en hij was de bijrijder. Toen de PostNL-vrachtwagen stilstond, wisten zij dat het om deze vrachtwagen ging. Op dat moment ging het niet meer alleen om een diefstal. Hij ging er vanuit dat er een chauffeur was, aangezien hij de vrachtwagen had zien rijden. Toen hij en [medeverdachte 1] achteruit parkeerden richting de PostNL-vrachtwagen zag hij dat [medeverdachte 2] een politie-uniform aan had. Enig moment later zijn de spullen overgeladen vanuit de PostNL-vrachtwagen naar de Transporter. Hij herkent zichzelf als verdachte 3 op de beelden, de persoon die op een gegeven moment op de laadklep springt en de rolcontainer op de laadklep rijdt. De lijst van de buit had hij via zijn telefoon toegestuurd gekregen van [medeverdachte 1] . Na de overval hebben hij en [medeverdachte 1] € 2000, - per persoon gekregen. [6]
Bewijsoverwegingen
Op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op
3 februari 2020 in het Forepark in Den Haag een overval op een PostNL-vrachtwagen heeft plaatsgevonden, waarbij vier mannen betrokken waren. De chauffeur van de vrachtwagen werd door de [medeverdachte 2] , die was gekleed in een politie-uniform, staande gehouden, waarna licht geweld tegen de chauffeur is gebruikt en de chauffeur vervolgens is opgesloten in de laadruimte van de vrachtwagen. Bij deze overval zijn pakketten met daarin een grote hoeveelheid elektronica en schoenen uit de vrachtwagen weggenomen. De verdachte is degene geweest die op de bijrijdersstoel van de Transporter zat, pakketten uit de PostNL-vrachtwagen heeft ingeladen en de gestolen pakketten heeft vervoerd. De verdachte zag hierbij dat [medeverdachte 2] een politie-uniform aanhad, terwijl hij wist dat [medeverdachte 2] geen politieambtenaar was.
Feit 1: diefstal met geweld
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen geweld is gebruikt en voor zover dat wel aan de orde is geweest de verdachte niet wist dat er bij de diefstal geweld zou worden gebruikt. De verdachte zou daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging moeten worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Aangever [aangever 1 ] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris verklaard dat hij is vastgepakt, tegen een wand is geduwd en is gefouilleerd. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen niet alleen consistent zijn, maar dat deze ook in lijn zijn met de camerabeelden waaruit naar voren komt dat de aangever en de verdachte 2 zich achter in de laadruimte bevonden. De aangever komt pas in beeld nadat de daders de laadruimte hebben verlaten. Bovendien komt uit de verklaring van de aangever bij de rechter-commissaris naar voren dat hij op geen enkel moment het tegen hem gebruikte geweld probeert te overdrijven. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het voorgaande voor het bewijs uit kan worden gegaan van de juistheid van de verklaringen van de aangever. In de door de aangever geschetste omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, ligt besloten dat er geweld is gebruikt. Weliswaar heeft aangever geen fysiek letsel bekomen, maar de hiervoor weergegeven handelingen zijn volgens vaste jurisprudentie aan te merken als geweld en waren erop gericht de diefstal te vergemakkelijken.
Uit de bewijsmiddelen blijkt voorts genoegzaam dat tussen verdachte en de medeverdachten een bewuste en nauwe samenwerking heeft bestaan. Dit betekent dat verdachte ook als medepleger van uitvoeringshandelingen die hij niet zelf heeft verricht, kan worden veroordeeld. Niet gezegd kan worden dat verdachte geen voorwaardelijk opzet had het toepassen van geweld tijdens de overval. Hierbij is van belang dat verdachte in ieder geval op het moment dat hij achter de vrachtwagen aanreed wist dat deze werd bestuurd door een chauffeur en dat het dus niet een simpele ladingdiefstal betrof en dat de chauffeur mogelijk geen vrijwillige medewerking zou verlenen, alarm zou slaan en/of zich zou verzetten, wanneer hij erachter kwam dat het om een overval ging. Gelet op deze omstandigheden bestond er een aanmerkelijke kans dat geweld zou worden gebruikt richting de chauffeur om de geplande diefstal te laten slagen. Deze kans heeft de verdachte aanvaard door als medepleger dit plan uit te voeren.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang beschouwd, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte samen met drie andere mannen een diefstal met geweld heeft gepleegd en waarbij een vals kostuum is gebruikt.
Vrijspraak feit 2: wederrechtelijke vrijheidsberoving
Uit de processtukken en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat de verdachte heeft gezien dat de chauffeur in de vrachtwagen werd opgesloten. De enkele omstandigheid dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van de chauffeur, acht de rechtbank onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van de chauffeur. De verdachte wordt van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken.
3.4.2
de diefstal van de kentekenplaten
De rechtbank stelt vast dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde feit bekend heeft. Nu hij nadien niet ander heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak hebben bepleit, wordt op de voet van art. 359 lid 3, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 december 2020;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , d.d. 5 februari 2020, p. 362-363.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande het onder 3 primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
3.4.3
conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 en 3 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen en zal de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 3 februari 2020 te ’s-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, uit een vrachtwagen welke zich bevond op de IJssel,
- een groot aantal mobiele telefoons en
- een groot aantal tabletcomputers en
- meerdere computerbenodigdheden en
- een groot aantal paren schoenen
die geheel toebehoorden aan [bedrijfsnaam 1] . en [bedrijfsnaam 2] ., hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een vals kostuum, immers
- waren zijn mededaders gekleed in een shirt van de Nationale Politie en zeiden zij tegen die [aangever 1 ] dat hij de laadruimte van de vrachtwagen moest openen voor een controle op verdovende middelen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [aangever 1 ] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, door
- die [aangever 1 ] bij de schouders vast te pakken en
- vervolgens die [aangever 1 ] tegen een wand van de laadruimte van voornoemde vrachtwagen te duwen en
- vervolgens die [aangever 1 ] te fouilleren, althans handelingen van gelijke aard en/of strekking;
3.
primair:
hij op 3 februari 2020 te Nieuwerkerk a/d IJssel, gemeente Zuidplas, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee kentekenplaten met [kenteken 2] toebehorende aan
[naam 2] .
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 15 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafmaat rekening te houden met het reclasseringsrapport over de verdachte d.d. 1 december 2020 en het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten. De verdediging heeft verzocht om een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij een taakstraf en de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan - kort gezegd - het medeplegen van een ladingdiefstal met gebruikmaking geweld en van een vals kostuum alsmede het medeplegen van een diefstal van kentekenplaten. Ladingdiefstallen vormen in het algemeen voor de transportsector een ernstige bron van schade; niet alleen in de vorm van directe, materiële schade, maar ook als gevolg van verhoogde verzekeringspremies en de noodzaak tot het nemen van steeds verdergaande maatregelen ter voorkoming van deze vorm van criminaliteit. Dergelijke feiten verstoren de rechtsorde en brengen in de maatschappij gevoelens van onrust en ergernis naar boven. Daarnaast is de wijze waarop de goederen zijn weggenomen uit de bemande vrachtauto ronduit brutaal. Burgers dienen te kunnen vertrouwen op personen in politie uniform. Dit vertrouwen wordt beschaamd door het vals gebruik van politiekleding. Daar komt bij dat deze overval doelgericht was en de financiële schade groot. De verdachte heeft zich van dat alles kennelijk geen enkele rekenschap gegeven en slechts gehandeld met het oog op eigen financieel gewin. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rol van verdachte
De rechtbank heeft bij het opleggen van de straffen rekening gehouden met het, verhoudingsgewijs, kleinere aandeel van de verdachte in de overval.
Strafblad
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van de verdachte 19 november 2020. In het voordeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte niet eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsadvies over de verdachte d.d.
1 december 2020, waaruit volgt dat er sprake is van een hulpvraag bij de verdachte. De reclassering adviseert om aan de verdachte de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • meldplicht;
  • begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • deelname aan cognitieve vaardigheidstraining;
  • meewerken aan schuldhulpverlening.
Strafmodaliteit en strafmaat
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte hiervan mede gekeken naar de LOVS-oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat het geweld tot een minimum beperkt is gebleven. De rechtbank acht, alles afwegende een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding om een fors deel daarvan voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren, teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarbij legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, op aan de verdachte.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

7.1
De vorderingen
[benadeelde partij] . heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 54.053,11, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
[bedrijfsnaam 2] . heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 1157,72, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen. De officier van justitie heeft hoofdelijke veroordeling gevorderd.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat de vorderingen onvoldoende onderbouwd zijn.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [benadeelde partij] .
De vordering is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het onder 1 bewezenverklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag.
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 54.053,11, bestaande uit materiële schade.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 3 februari 2020, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Omdat de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Ten aanzien van [bedrijfsnaam 2]
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte gemotiveerd betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij in dit stadium van het proces de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte voor het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld en hij jegens het slachtoffer [benadeelde partij] . naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door dit feit is toegebracht, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 54.053,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening, ten behoeve van [benadeelde partij] ..

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een vals kostuum;
ten aanzien van feit 3 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden waarvan 9 (negen)
maanden voorwaardelijk;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot 9 maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten bij Humane Zorg of een soortgelijke instelling, en zich houdt aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- gedurende de proeftijd deelneemt aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheidstraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens deze instelling aan hem worden gegeven;
- gedurende de proeftijd meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, en de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijfsnaam 2] niet-ontvankelijk is in de vordering en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij] . hoofdelijk toe tot een bedrag van € 54.053,11 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2020 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [benadeelde partij] .;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 54.053,11, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 3 februari 2020 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [benadeelde partij] .;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 298 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. Meessen, voorzitter,
mr. M.T. Paulides, rechter,
mr. C.C. Brandwijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.S. Kalkman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 december 2020.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2020033820, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag - Zuid, met bijlagen (doorgenummerd p. 1 t/m 636).
2.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1 ] , d.d. 3 februari 2020, p. 177-179; proces-verbaal verhoor getuige [aangever 1 ] door de rechter-commissaris, d.d. 4 november 2020.
3.Proces-verbaal van verhoor [aangever 2] , d.d. 3 februari 2020, p. 193-194 met bijlage p. 195-198.
4.Proces-verbaal van verhoor [aangever 3] , d.d. 10 februari 2020, p. 199-200 met bijlage p. 201-202.
5.Proces-verbaal van bevindingen, d.d. 15 februari 2020, p. 204-213.
6.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2020.