ECLI:NL:RBDHA:2020:13546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
29 december 2020
Zaaknummer
8459822 RL EXPL 20-6747
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan gasleiding door onzorgvuldig graafwerk

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Westland Infra Beheer B.V. (hierna: WIN) en een gedaagde partij. De zaak betreft schade die is ontstaan aan een gasleiding tijdens graafwerkzaamheden uitgevoerd door de gedaagde. WIN, als netbeheerder, heeft de gedaagde aansprakelijk gesteld voor de schade die is ontstaan door het beschadigen van de gasleiding met een edelmanboor. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde als grondroerder moet worden aangemerkt, omdat hij de feitelijke graafwerkzaamheden heeft verricht. De rechter oordeelt dat de gedaagde niet de zorgplicht heeft nageleefd die voortvloeit uit de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (WIBON), waardoor hij aansprakelijk is voor de schade. WIN vorderde een bedrag van € 3.069,73, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door onvoldoende maatregelen te nemen om schade aan de gasleiding te voorkomen. De vordering van WIN is toegewezen, en de gedaagde is veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
CdW/bc
Zaak-/rolnr.: 8459822 RL EXPL 20-6747
25 november 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap Westland Infra Beheer B.V.,gevestigd te Poeldijk,
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.J. van Velsen,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: [gemachtigde] .
Partijen worden hierna aangeduid als “WIN” en “ [gedaagde] ”.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 17 april 2020;
  • de conclusie van antwoord;
  • de e-mail van 27 mei 2020 van [gedaagde] , met productie;
  • de akte overlegging producties van WIN.
1.2.
Op 28 september 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen [betrokkene] namens WIN, bijgestaan door mr. F.I.S.A.L. van Velsen, en [gedaagde] in persoon, bijgestaan door [gemachtigde] . Daarbij heeft mr. Van Velsen pleitnotities overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden. Het vonnis wordt vandaag uitgesproken.

2.Feiten

2.1.
WIN is netbeheerder in de zin van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998.
2.2.
Op 24 augustus 2019 heeft [gedaagde] werkzaamheden uitgevoerd aan het adres [adres] te [plaats] . Daarbij is schade toegebracht aan een gasleiding van WIN (hierna: de gasleiding).
2.3.
Bij brief van 26 augustus 2019 heeft RenB Infraschade namens WIN [gedaagde] aansprakelijk gesteld voor de door hem veroorzaakte schade aan de gasleiding.
2.4.
Bij brief van 20 december 2019 heeft RenB Infraschade namens WIN een schadeopstelling verzonden aan [gedaagde] . Op de schadeopstelling is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(…)
omschrijving(…)bedrag
eigen personeel(…)
€ 790,00
materialen(…)
€ 34,48
diversen(…)
€ 367,50
vaste postenstoringsorganisatie: inkoop & logistiek. Consignatie (…) € 950,00
storingsafhandeling-gebonden kosten € 450,00
directe schade€ 2.592,48
vaststelling aansprakelijkheid en schade € 450,00
totaal€ 3.042,48
(…)”
Gelijktijdig heeft WIN aan [gedaagde] verzocht om het bedrag van € 3.042,48 binnen 30 dagen aan haar te betalen.
2.5.
[gedaagde] heeft het bedrag van € 3.042,48 niet betaald.

3.Vordering, grondslag en verweer

3.1.
WIN vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan WIN te betalen een bedrag van € 3.069,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 2.592,48 vanaf 17 april 2020 tot de dag van algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
WIN legt aan deze vordering, naast voormelde feiten, het volgende ten grondslag. [gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld, door bij en voorafgaand aan zijn werkzaamheden onvoldoende maatregelen te nemen om schade aan eigendommen van derden te voorkomen. [gedaagde] dient om die reden de schade te vergoeden die WIN als gevolg van de beschadiging aan de gasleiding heeft geleden. Deze schade bedraagt € 2.592,48 aan herstelkosten. Daarnaast vordert WIN € 450,00 aan kosten voor de vaststelling van schade, aansprakelijkheid en verhaal en een bedrag van € 27,25 aan wettelijke rente over het schadebedrag.
3.3.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd en stelt kort samengevat het volgende. [gedaagde] erkent dat hij de gasleiding heeft beschadigd. Op het onder 2.2 vermelde adres woont de broer van [gedaagde] , die hij hielp met het plaatsen van een houten schutting in zijn achtertuin. Met een edelmanboor heeft [gedaagde] een gat gemaakt, en op 50 centimeter diepte heeft hij de gasleiding beschadigd. [gedaagde] betwist dat de werkzaamheden onder zijn verantwoordelijkheid zijn uitgevoerd. Hij is slechts degene geweest die feitelijk de edelmanboor heeft gehanteerd. [gedaagde] heeft als particulier zijn broer geholpen. Hij was er niet mee bekend dat daar een gasleiding was, noch behoefde hij als niet-professionele grondwerker, daarmee bekend te zijn. Het handmatig in de grond voeren van een edelmanboor is niet een mechanische verrichting in de zin van artikel 1 Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken (“WIBON”). Voorts betwist [gedaagde] de gevorderde schade ad € 2.592,48. Een onderbouwing van dit bedrag ontbreekt. Een gaspijp vervangen met een paar koppelingen en wat manuren zou niet moeten resulteren in het bedrag van € 2.592,48. Tot slot vordert WIN € 450,00 voor de vaststelling van schade, aansprakelijkheid en verhaal. [gedaagde] kan deze kostenpost bij gebreke van een specificatie niet volgen.

4.Beoordeling

4.1.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] de gasleiding heeft beschadigd. Partijen twisten echter over de vraag of [gedaagde] aansprakelijk is voor de ontstane schade en, in het verlengde daarvan, over de hoogte van het door WIN gestelde schadebedrag. Voorts is in geschil of WIN een bedrag van € 450,00 in rekening mag brengen voor het vaststellen van schade, aansprakelijkheid en verhaal.
Aansprakelijkheid
4.2.
Blijkens het bepaalde in artikel 1 WIBON wordt onder graafwerkzaamheden verstaan het mechanisch verrichten van werkzaamheden in de ondergrond. Dit artikel omschrijft een grondroerder als degene onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden worden verricht. Voorts bepaalt artikel 2 lid 2 WIBON dat de grondroerder de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze dient te verrichten. Daartoe dient hij op grond van het derde lid van dit artikel ten minste ervoor te zorgen dat a) vóór aanvang van de werkzaamheden een graafmelding is gedaan, b) onderzoek is verricht naar de precieze ligging van onderdelen van netten op de graaflocatie en c) op de graaflocatie de van de Dienst ontvangen gebiedsinformatie aanwezig is.
4.3.
[gedaagde] heeft als verweer aangevoerd dat de WIBON niet van toepassing is, omdat het handmatig in de grond voeren van een edelmanboor niet kan worden beschouwd als een mechanische verrichting. Ook heeft [gedaagde] betoogd dat de werkzaamheden niet onder zijn verantwoordelijkheid zijn uitgevoerd. Hij is slechts degene geweest die feitelijk de edelmanboor heeft gehanteerd. Dit heeft hij als particulier gedaan, aldus [gedaagde] .
4.4.
Deze verweren slagen niet. [gedaagde] heeft de gasleiding geraakt terwijl hij met een edelmanboor een gat in grond maakte. Daarmee heeft [gedaagde] graafwerkzaamheden verricht als gedefinieerd in artikel 1 WIBON. Dat [gedaagde] de edelmanboor handmatig in de grond heeft gevoerd, is daarbij niet ter zake doende. Anders dan [gedaagde] lijkt te menen, valt hij wel degelijk onder het begrip grondroerder in de zin van artikel 1 WIBON. Vast staat immers dat [gedaagde] de feitelijke graafwerkzaamheden heeft verricht. Dat hij dit heeft gedaan in de hoedanigheid van particulier, maakt dit niet anders.
4.5.
Gezien het voorgaande, diende [gedaagde] de graafwerkzaamheden op zorgvuldige wijze te verrichten, zoals weergegeven onder 4.2. [gedaagde] had voorafgaand aan de werkzaamheden een graafmelding moeten doen en de in de buurt gelegen leidingen moeten lokaliseren. [gedaagde] heeft dat echter niet gedaan. Als hij dat wel had gedaan, had hij tijdens de graafwerkzaamheden rekening kunnen houden met de ligging van de gasleidingen. [gedaagde] heeft dus niet zorgvuldigheid in acht genomen die de WIBON van hem vraagt. Dit betekent dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade die daardoor is ontstaan.
Omvang van de schade
4.6.
Wat betreft de hoogte van het schadebedrag overweegt de kantonrechter als volgt. WIN heeft de onder 2.4 vermelde schadeopstelling gemaakt en verzonden aan [gedaagde] . Daarin heeft zij per schadepost (eigen personeel, materialen, diversen, vaste posten, directe schade) gespecificeerd wat haar schade is. Volgens [gedaagde] ontbreekt een onderbouwing van het schadebedrag ad € 2.592,48. De kantonrechter is van oordeel dat WIN in haar schadeopstelling voldoende informatie aan [gedaagde] heeft verschaft om [gedaagde] de gelegenheid te geven te begrijpen wat voor werkzaamheden er zijn verricht, hoeveel tijd daarmee gemoeid was en wat voor bedrag daarvoor in rekening is gebracht. WIN heeft de vordering daarom voldoende onderbouwd.
4.7.
[gedaagde] heeft voorts betoogd dat het schadebedrag te hoog is. [gedaagde] heeft de kosten, zoals weergegeven in de schadeopstelling, echter niet gemotiveerd weersproken. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen om toe te lichten welke kosten te hoog zijn en waarom. Zoals overwogen onder 4.7, heeft WIN in haar schadeopstelling omschreven om wat voor werkzaamheden het ging, hoeveel tijd is besteed en welk bedrag daarmee is gemoeid. Daarmee heeft [gedaagde] voldoende informatie gehad om te kunnen bezien welke kosten eventueel niet zouden kloppen. Niet kan worden volstaan met de enkele stelling dat het schadebedrag te hoog is. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [gedaagde] het schadebedrag van € 2.592,48 onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
Het bedrag voor de vaststelling aansprakelijkheid en schade (ad € 450,00)
4.8.
Uit de door WIN overgelegde, onder 2.3 en 2.4 vermelde brieven volgt dat partijen in de preprocessuele fase hebben gecorrespondeerd. Daarbij heeft WIN getracht om [gedaagde] buiten rechte tot betaling te bewegen. Het staat vast dat [gedaagde] , ondanks de pogingen van WIN, niet tot betaling van het bedrag van € 3.042,48 is overgegaan. De kosten die de gemachtigde van WIN heeft moeten maken om [gedaagde] tot betaling te bewegen, worden aangemerkt als schade en komen voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 6:96 BW (zoals de Hoge Raad heeft overwogen in het AMEV/Staat-arrest van 16 oktober 1998; NJ 1999/196). Het bedrag voor de vaststelling van schade, aansprakelijkheid en verhaal van in totaal € 450,00, die overigens in lijn liggen met het toepasselijk tarief zoals opgenomen in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en dus redelijk worden geacht, zullen dan ook, als op de wet gegrond, worden toegewezen.
Wettelijke rente
4.9.
Tegen de gevorderde wettelijke rente heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. Dit onderdeel van de vordering zal daarom als onweersproken worden toegewezen.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.Beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan WIN te voldoen een bedrag van € 3.069,73, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 2.592,48 vanaf 17 april 2020 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van WIN vastgesteld op € 1.006,58, waarvan € 420,00 als het aan de gemachtigde van WIN toekomende salaris;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. D.E. Alink en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2020.