In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiseres is opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Alphen aan den Rijn. De naheffingsaanslag, opgelegd op 20 mei 2019, werd gehandhaafd bij uitspraak op bezwaar op 20 augustus 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat de uitspraak op bezwaar onbevoegd is gedaan, omdat niet is aangetoond dat de heffingsambtenaar mandaat heeft verleend aan de medewerker die de uitspraak heeft gedaan. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting heropend en de zaak verwezen naar een meervoudige kamer, waar de zaak op 12 oktober 2020 opnieuw werd behandeld.
De rechtbank oordeelt dat de uitspraak op bezwaar niet namens een bevoegd bestuursorgaan is gedaan, omdat de heffingsambtenaar de bevoegdheid heeft om naheffingsaanslagen op te leggen en uitspraak te doen op bezwaar. Dit bevoegdheidsgebrek is echter hersteld door een bekrachtiging van de uitspraak op bezwaar door de heffingsambtenaar op 25 juni 2020. De rechtbank concludeert dat eiseres door dit gebrek niet is benadeeld, en dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.575, en draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47 aan eiseres te vergoeden.