ECLI:NL:RBDHA:2020:1347
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in het kader van de Wet zorg en dwang
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2020 een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1986, die lijdt aan een verstandelijke handicap. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op 21 januari 2020, met als doel de cliënt voor een periode van zes maanden op te nemen in een zorginstelling, in overeenstemming met artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde datum als de beschikking gehouden, waarbij de cliënt, zijn advocaat, een gedragsdeskundige en een arts aanwezig waren.
Tijdens de zitting heeft de cliënt aangegeven dat hij het eens is met het verzoek en dat hij de rechterlijke machtiging voor een langere periode zou willen, omdat hij zich in een spanningsvolle situatie bevindt. De gedragsdeskundige en de arts hebben bevestigd dat de cliënt baat heeft bij de machtiging, omdat deze hem een gevoel van veiligheid biedt. Er zijn echter zorgen geuit door de advocaat en de ouders van de cliënt over de vermelding van pedofiele neigingen in de overgelegde stukken, maar de arts heeft verklaard dat er op dit moment geen gevaar is voor uitvoerende handelingen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een verstandelijke handicap die leidt tot ernstig nadeel. De opname en het verblijf zijn noodzakelijk om dit ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Daarom heeft de rechtbank besloten om de rechterlijke machtiging voor de duur van zes maanden te verlenen, met een einddatum van 11 augustus 2020. De beschikking is vastgesteld op 19 februari 2020 en tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.