Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.BOUW- EN EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ BEM B.V., te Den Haag,
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A., te Utrecht,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 1 mei 2019, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- de rolbeschikking van 6 mei 2020, waarbij is bepaald dat de zitting plaatsvindt in de vorm van een Skypezitting;
- de conclusie van antwoord in reconventie van de Gemeente, met producties;
- het proces-verbaal van de op 29 juni 2020 gehouden comparitie van partijen, de daarin genoemde stukken, waarna de zaak verwezen is naar de meervoudige kamer voor handelszaken van deze rechtbank;
- het proces-verbaal van de voortzetting van de comparitie van partijen voor de meervoudige kamer van 25 september 2020.
2.De feiten
“Op het moment van uw vraag voor industriegrond bedroeg de grondprijs 136 euro/m2 ex btw. Het college is bereid u de grond aan te bieden tegen een prijs van 133 euro/m2 ex btw, zijnde de prijs van 2008. Dit levert een direct voordeel op van 29.620 m2*3 euro = 88.860 euro ex btw.Daarnaast wordt voor 5 jaar een perceel van 4.052 m2 in bruikleen gegeven dat na 5 jaar voor een symbolisch bedrag van 1 euro ex btw wordt overgedragen. Dit perceel vertegenwoordigt een verkoopwaarde van 4.052 m2 * 136 euro ex btw = 551.071 euro ex btw. Het totale voordeel komt daarmee op 551.071 euro + 88.860 euro = 639.931 euro.”
“In 2010 is er veelvuldig overleg tussen [de vennootschap] en bestuurders van de gemeente Deurne geweest met als doel te bekijken hoe de nieuwbouw van [de vennootschap] in Deurne kon worden gerealiseerd. Er was beide partijen veel aan gelegen om [de vennootschap] (en haar werkgelegenheid) voor Deurne te behouden.Uiteindelijk is een kavel van 29.620 m2 aan BEM BV verkocht. BEM BV is een vastgoedontwikkelaar en heeft het bedrijfspand van [de vennootschap] gebouwd en vervolgens voor 20 jaar verhuurd aan [de vennootschap] .
3.Het geschil
in conventie
Market Economy Operator(MEO-) beginsel: heeft de Gemeente gehandeld zoals een particuliere verkoper zou hebben gehandeld bij gelijke marktomstandigheden? Die toets omvat een volledig onderzoek met alle relevante aspecten van de transactie en haar context, met inbegrip van de situatie van de begunstigde onderneming en de betrokken markt. Dit uitgangspunt is de basis van het BrightOrange-rapport, waarbij onder meer is gekeken naar de algehele economische situatie in Nederland op de peildatum en de gevolgen van de crisis voor gemeentelijke grondbedrijven, waaronder die van de Gemeente. Ook is daarin vastgesteld dat het aanbod van nieuwe bedrijfsterreinen in 2010 in Deurne groter was dan de vraag. De Gemeente had bij het aangaan van de transactie met BEM de keuze uit twee scenario’s: i) een korting hanteren op haar vaste prijzen of ii) niet verkopen aan BEM en wachten op een betere opbrengst. In het BrightOrange-rapport is geconcludeerd dat de korting economisch verstandig was en voordelig voor het grondbedrijf en dat een andere particuliere verkoper, achteraf gezien, dezelfde afweging had gemaakt.
€ 200.000 niet te boven gaat (artikel 3 lid 2 Verordening (EU) nr. 1407/2013 van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun).
primair:
subsidiair:
primair en subsidiair:
4.De beoordeling
alleen rekening te worden gehouden met de voordelen en verplichtingen die verband houden met de rol van de Staat in zijn hoedanigheid van marktdeelnemer - en niet met die welke verband houden met zijn rol van overheid. Immers, dit criterium is doorgaans niet van toepassing indien de Staat handelt in zijn hoedanigheid van overheid - en niet die van een marktdeelnemer. Indien een overheidsmaatregel bijvoorbeeld is ingegeven door redenen van overheidsbeleid (bijv. redenen van maatschappelijke of regionale ontwikkeling), kan het optreden van de Staat uit oogpunt van overheidsbeleid misschien rationeel zijn, maar tegelijk overwegingen omvatten waarmee een marktdeelnemer in een markteconomie in de regel geen rekening zou houden. Bijgevolg dient het criterium van de marktdeelnemer in een markteconomie te worden toegepast, los van alle overwegingen die uitsluitend verband houden met de rol van een lidstaat als overheid (bijv. overwegingen van sociale aard of van regionaal of sectoraal beleid).”
moet vooraf worden beoordeeld, rekening houdende met de informatie die beschikbaar was op het ogenblik dat tot de maatregel werd besloten. Immers, een voorzichtige marktdeelnemer in een markteconomie zou normaal gesproken vooraf zijn eigen beoordeling van de strategie en de financiële vooruitzichten van een project maken, bijvoorbeeld aan de hand van een businessplan. Er kan niet worden volstaan met het gebruik van achteraf gemaakte economische beoordelingen die tot de vaststelling komen dat de door de betrokken lidstaat gedane investering daadwerkelijk winstgevend is geweest.”
“alle betrokken omstandigheden van een specifieke zaak in aanmerking te worden genomen.”De rechtbank leest deze passage tegen de achtergrond van de jurisprudentie van het HvJEU, waarin als maatstaf wordt gehanteerd dat “
de Commissie een volledig onderzoek [moet] uitvoeren naar alle relevante aspecten van de litigieuze transactie en haar context, met inbegrip van de situatie van de begunstigde onderneming en de betrokken markt. [3] Dit is door BEM aangeduid als de contextbenadering.
Commissie/EDF. [5] Dat arrest heeft de Gemeente ook aan haar betoog ten grondslag gelegd. In het arrest was aan de orde dat de staat Frankrijk - enig aandeelhouder van EDF - bij herstructurering van EDF afstand had gedaan van een belastingvordering van iets minder dan € 900 miljoen aan verschuldigde vennootschapsbelasting. In het arrest overweegt het HvJEU, voor zover hier van belang, het volgende:
.
heeft beslist om met de daadwerkelijk ten uitvoer gelegde maatregel te investeren in een door hem gecontroleerd overheidsbedrijf.
.”