ECLI:NL:RBDHA:2020:1332

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2020
Publicatiedatum
19 februari 2020
Zaaknummer
C/09/586132 / JE RK 20-11
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van de ontwikkeling en veiligheid

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 januari 2020 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren op [geboortedag] 2018, naar aanleiding van een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van het kind, dat afhankelijk is van de opvoedsituatie. De ouders, die gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag, hebben een problematische relatie gekend, met zorgen over de veiligheid en hechting van het kind. De vader heeft te maken met PTSS en agressieproblemen, terwijl de moeder zich niet verzet tegen de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van het kind te monitoren en om in te grijpen indien nodig. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en geldt voor de periode van één jaar, tot 31 januari 2021. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/586132 / JE RK 20-11
Datum uitspraak: 31 januari 2020

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 2 januari 2020 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, locatie Den Haag(verder: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2018 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man]

hierna te noemen: de vader,
wonende [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. W.G. Nieman, te Leiden.

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift met bijlagen, waaronder het raadsrapport van 20 december 2019.
Op 31 januari 2020 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld Daarbij zijn om 09:00 uur verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling), en
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, mr. W.G. Nieman.
Vervolgens heeft de kinderrechter de behandeling van het verzoek ter zitting geschorst tot 12.20 uur, op welk tijdstip zijn verschenen:
- mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad;
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] namens de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland (hierna te noemen: de gecertificeerde instelling), en
- de moeder, bijgestaan door haar [vertrouwenspersoon] .

Feiten

- Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar.
Dit verzoek is als volgt gemotiveerd en ter zitting toegelicht. De Raad maakt zich ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] , een jong kind, dat volledig afhankelijk is van haar opvoedomgeving. Er zijn zorgen over haar gehechtheid en de onvoorspelbaarheid en onveiligheid waarin zij zich bevindt. De gemaakte veiligheidsafspraken lijken zowel van de zijde van de vader als van de moeder niet nageleefd te worden. De ouders hebben hun eigen problematiek en zijn daardoor verminderd beschikbaar. De vader lijdt aan PTSS en heeft agressieregulatieproblemen; hij geeft géén toestemming voor een plaatsing van [minderjarige] op een kinderdagverblijf, noch toestemming voor een deeltijdpleeggezin of voor een preventieve jeugdbeschermer. Een ondertoezichtstelling is van belang zodat de vader behandeling bij de Waag kan aangaan, veiligheidsafspraken nagekomen kunnen worden, en er een kinderdagverblijf voor [minderjarige] geregeld kan worden. Ook kan er dan direct worden ingegrepen mocht dat nodig zijn. Hoewel er sprake lijkt te zijn van een positieve ontwikkeling en de vader de hulpverlening thans accepteert, moet nog blijken of dit blijvend is. Aanhouding van het verzoek wordt niet in het belang van [minderjarige] geacht nu er dan geen regiehouder zal zijn.
De advocaat van de vader heeft ter zitting verweer gevoerd conform de door haar ter zitting overgelegde pleitnota. Zij heeft primair afwijzing van het verzoek tot ondertoezichtstelling verzocht. Hiertoe heeft zij samengevat aangevoerd dat de vader zich verzet tegen het verzochte, vanwege zijn eigen negatieve ervaringen met een ondertoezichtstelling in het verleden. Verder heeft zij aangegeven dat het raadsrapport uitgaat van gedateerde informatie. De ouders hebben lange tijd een ”knipperlichtrelatie” gehad, waarin regelmatig sprake was van huiselijk geweld met alle gevolgen van dien voor [minderjarige] , maar inmiddels gaat het al maanden goed tussen de ouders en zitten zij nu op één lijn. Ook hebben zich geen incidenten meer voorgedaan. De ouders zijn inmiddels in staat om via familie zelf goede afspraken te maken over [minderjarige] . Vader heeft een kamer gevonden en is derhalve niet langer dakloos. Hier kan hij [minderjarige] ontvangen en kan zij blijven slapen. Met zijn persoonlijk begeleidster van het Leger des Heils is de vader bezig om zijn problemen aan te pakken. Hij heeft een intake gehad bij de Waag voor een agressie-regulatietraining en zijn PTTS. Ook heeft de vader op 29 januari 2020 Fivoor bezocht. Als bijzondere voorwaarde heeft de politierechter hem op 20 januari 2020 reclasseringstoezicht opgelegd. Hier houdt de vader zich goed aan.
Subsidiair, indien en voor zover de kinderrechter de actuele ontwikkelingen te pril acht, wordt verzocht om de zaak voor een korte periode aan te houden, zodat partijen kunnen aantonen dat de positieve ontwikkeling waarvan thans sprake is zich doorzet en vrijwillige hulpverlening volstaat. Meer subsidiair verzoekt de advocaat om de ondertoezichtstelling voor maximaal drie maanden, en meer subsidiair voor maximaal zes maanden te verlenen, omdat één jaar - gezien de vooruitgang waarvan sprake is - te lang is.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzochte, althans heeft zich niet tegen toewijzing van het verzoek verzet.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
De kinderrechter neemt hierbij in overweging dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] , een zeer jong en kwetsbaar kind, dat afhankelijk is van de keuzes van de volwassenen om haar heen. [minderjarige] heeft gedurende haar eerste levensjaar een zeer onveilige opvoedsituatie gekend. Gelet op de kwetsbaarheid van [minderjarige] en haar volledige afhankelijkheid van haar verzorgers, is de kinderrechter van oordeel dat er geen enkel risico gelopen mag worden dat zij opnieuw wordt blootgesteld aan een onveilige opvoedsituatie. Hoewel er thans sprake lijkt te zijn van een positieve ontwikkeling bij de vader - die hard bezig is om zijn leven weer op de rit te krijgen en met hulpverlening aan zijn problematiek te werken-, acht de kinderrechter deze ontwikkeling nog te pril om van enige bestendigheid te kunnen spreken. Dit maakt dat de kinderrechter van oordeel is dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te monitoren en om te zien of de positieve ontwikkeling, waarvan sprake is, wordt gecontinueerd. Met een ondertoezichtstelling kan – indien het onverhoopt toch weer misgaat – direct worden ingegrepen.
Gelet op de aanwezige problematiek, in te zetten hulpverlening en de gestelde doelen ziet de kinderrechter geen aanleiding de duur van de ondertoezichtstelling reeds nu te bekorten.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] van 31 januari 2020 tot 31 januari 2021 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2020 door mr. C.M. van der Kleijn, kinderrechter, in tegenwoordigheid van P.A. Kok als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 februari 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.