ECLI:NL:RBDHA:2020:13310

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
NL20.15886
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublin-overdracht naar Italië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die de Gambiaanse nationaliteit bezit. Eiser had op 2 juli 2020 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag, conform de Dublinverordening. De Italiaanse autoriteiten hadden op 17 juli 2020 ingestemd met de terugname van eiser.

Eiser was het niet eens met het besluit van de staatssecretaris en stelde dat hij in Italië ernstig gevaar loopt door een drugsdealer die hem onder druk zet om strafbare feiten te plegen. Eiser vreesde voor zijn leven en was van mening dat de Italiaanse justitie hem niet zou kunnen beschermen. De rechtbank overwoog dat het aan eiser was om aan te tonen dat Italië niet in staat zou zijn om hem adequate bescherming te bieden. De rechtbank concludeerde dat eiser hierin niet was geslaagd en dat er geen reden was om aan te nemen dat Italië haar internationale verplichtingen niet nakomt.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak werd gedaan door rechter mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier mr. N.M.L. van der Kammen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 12 oktober 2020, en tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15886

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser
V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. P.J.M. Bongaarts),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft toestemming gegeven om de zaak buiten zitting af te doen. Eiser heeft, nadat hij is gewezen op zijn recht ter zitting te worden gehoord, niet binnen de daartoe gestelde termijn meegedeeld dat hij van dit recht gebruik wil maken. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Gambiaanse nationaliteit te
bezitten. Hij heeft op 2 juli 2020 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft deze asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Italië volgens hem verantwoordelijk is voor de behandeling ervan. [1] De Italiaanse autoriteiten zijn op 17 juli 2020 akkoord gegaan met terugname van eiser op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder d, van de Dublinverordening. [2] Volgens verweerder zijn er geen belemmeringen voor een feitelijke overdracht van eiser aan Italië.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit, omdat hij van mening is dat hij ernstig gevaar loopt in Italië. Volgens eiser is er een drugsdealer die hem onder druk zet om strafbare feiten te plegen en die hem, bij weigering hieraan mee te werken, zal
vermoorden. Aangifte doen zal volgens eiser nergens toe leiden en in de praktijk zal de
Italiaanse justitie hem niet kunnen beschermen.
4. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel van
uitgaan dat Italië haar internationale verplichtingen nakomt. Het is aan eiser om
aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Naar het oordeel van de rechtbank is
eiser hierin niet geslaagd. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [3] blijkt dat ten aanzien van
Italië tot op heden nog steeds onverkort kan worden uitgegaan van het interstatelijk
vertrouwensbeginsel en ook dat Dublin-terugkeerders in Italië toegang zullen krijgen tot
adequate zorg en opvang. [4] Voor zover eiser na overdracht aan Italië problemen krijgt met de gestelde drugsdealer, kan hij bescherming zoeken bij de daartoe aangewezen Italiaanse
autoriteiten. Het is niet gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk is of dat de Italiaanse
autoriteiten hem daarbij niet kunnen of willen helpen.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L.
van der Kammen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 oktober 2020

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zie uitspraken van 19 december 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:4131), 29 april 2019,