ECLI:NL:RBDHA:2020:13300

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2020
Publicatiedatum
23 december 2020
Zaaknummer
NL20.20443
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië voor behandeling van de aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 26 november 2020, hield in dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser stelde dat het claimverzoek niet correct was ingediend bij de Italiaanse autoriteiten, omdat de vingerafdrukken niet gelijktijdig waren meegestuurd.

Tijdens de zitting op 16 december 2020, waar eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, heeft de rechtbank vastgesteld dat het overnameverzoek en de bijbehorende documenten correct waren verzonden naar de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de Italiaanse autoriteiten het claimverzoek hadden ontvangen en dat er geen reden was om aan te nemen dat de claim niet op de juiste wijze was ingediend.

Eiser voerde verder aan dat hij kwetsbaar was en beroept zich op het arrest Tarakhel tegen Zwitserland, maar de rechtbank oordeelde dat uit de overgelegde medische stukken niet bleek dat eiser als bijzonder kwetsbaar kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen aanleiding was om de aanvraag van eiser aan zich te trekken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.20443

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.20444, plaatsgevonden op 16 december 2020. Gemachtigde is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Eiser is ook niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Italië een verzoek om overname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, van de Dublinverordening. Italië heeft niet op dit verzoek gereageerd. Op grond van artikel 22, zevende lid, van de Dublinverordening is Italië daarom verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de aanvraag.
2. Eiser stelt dat het evenwel onduidelijk is of de claim op de juiste wijze is gelegd bij de Italiaanse autoriteiten en dat niet zomaar kan worden aangenomen dat de claim de Italiaanse autoriteiten in goede orde heeft bereikt. Er is sprake van een incompleet claimverzoek, aangezien de vingerafdrukken niet gelijktijdig zijn meegezonden aan de Italiaanse autoriteiten.
3. De rechtbank stelt vast dat het overnameverzoek en de ontvangstbevestiging Dublinnet van 26 mei 2020 hetzelfde kenmerk heeft, namelijk: [kenmerk 1] . De vingerafdrukken van eiser zijn op 28 mei 2020 per mail verstuurd aan de Italiaanse Dublin unit. Het kenmerk van deze mail, [kenmerk 2] , komt overeen met de ontvangstbevestiging Dublinnet van 28 mei 2020. Tussen partijen is niet in geschil dat de Italiaanse autoriteiten beide keren een e-mailbericht van verweerder, afkomstig van de Nederlandse Dublin-unit, hebben ontvangen, met kenmerken die corresponderen met die van het overnameverzoek en de bijlage met vingerafdrukken die zich in het dossier bevinden. Nu onweersproken is gelaten dat de Italiaanse autoriteiten niet hebben gereageerd, is voldoende aannemelijk dat verweerder het claimverzoek en de bijlage met vingerafdrukken heeft verstuurd en de Italiaanse autoriteiten deze ruim binnen de reactietermijn hebben ontvangen. De beroepsgrond slaag daarom niet.
4. Eiser voert verder aan dat hij kwetsbaar is en beroept zich op het arrest Tarakhel tegen Zwitserland van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (Tarakhel). [2] In de gronden van beroep heeft de gemachtigde van eiser gesteld dat eiser psychische klachten heeft en dat hij niet in staat was om zelfstandig bij hem langs te komen. Op 15 december 2020 heeft de gemachtigde van eiser aanvullende stukken overgelegd, te weten een brief van de behandelend psychiater van 11 december 2020 en een uitdraai van het medisch dossier van 3 augustus 2020.
5. Uit de overgelegde brief van de behandelend psychiater volgt dat de behandeling bij Team COA [plaats] van Dimence in Deventer is gestopt op 11 december 2020. Uit deze brief blijkt verder dat er niets meer is vernomen van eiser sinds 25 november 2020 en dat hij als “vermist” is opgegeven. Uit de brief volgt daarnaast dat eiser terug kan keren in de zorg met het advies zijn medicatie te continueren. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat eiser nu alweer of nog steeds onder behandeling staat of dat hij die behandeling nodig heeft. De rechtbank is daarom van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet is gebleken dat eiser als bijzonder kwetsbaar in de zin van het Tarakhel arrest kan worden aangemerkt waardoor individuele garanties van de Italiaanse autoriteiten vereist zouden zijn voordat eiser wordt overgedragen.
6. In het bestreden besluit is tevens verwezen naar het beleid van verweerder ten aanzien van de uitwisseling van relevante informatie en specifiek gezondheidsgegevens op grond van artikel 31 en 32 van de Dublinverordening voordat een overdracht plaatsvindt. Dit beleid is ter zitting door verweerder nogmaals benadrukt. Eventuele medisch relevante informatie wordt, met toestemming van de vreemdeling, op basis van deze artikelen gedeeld met de Italiaanse autoriteiten. Daarmee is voldoende gewaarborgd dat de vreemdeling ook na de overdracht de door hem eventuele benodigde behandeling zal ontvangen.
7. Dat vanwege de coronaperikelen de overdracht op dit moment mogelijk niet kan worden uitgevoerd, is een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel. Dit maakt de vaststelling van Italië als verantwoordelijke lidstaat niet onrechtmatig en staat er niet aan in de weg dat, als dat beletsel is opgeheven, eiser in beginsel alsnog kan worden overgedragen.
8. Op grond van het bovenstaande, heeft verweerder mogen oordelen dat eiser aan Italië kan worden overgedragen en heeft verweerder niet ten onrechte geen aanleiding gezien de aanvraag van eiser aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.