ECLI:NL:RBDHA:2020:13300
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Italië voor behandeling van de aanvraag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. C.W.M. van Breda, in beroep ging tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Het bestreden besluit, genomen op 26 november 2020, hield in dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser stelde dat het claimverzoek niet correct was ingediend bij de Italiaanse autoriteiten, omdat de vingerafdrukken niet gelijktijdig waren meegestuurd.
Tijdens de zitting op 16 december 2020, waar eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren, heeft de rechtbank vastgesteld dat het overnameverzoek en de bijbehorende documenten correct waren verzonden naar de Italiaanse autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de Italiaanse autoriteiten het claimverzoek hadden ontvangen en dat er geen reden was om aan te nemen dat de claim niet op de juiste wijze was ingediend.
Eiser voerde verder aan dat hij kwetsbaar was en beroept zich op het arrest Tarakhel tegen Zwitserland, maar de rechtbank oordeelde dat uit de overgelegde medische stukken niet bleek dat eiser als bijzonder kwetsbaar kon worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag en dat er geen aanleiding was om de aanvraag van eiser aan zich te trekken. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.