ECLI:NL:RBDHA:2020:13284
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Hereniging van een niet-begeleide minderjarige vreemdeling met zijn broer in Noorwegen en de toepassing van de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep van een niet-begeleide minderjarige vreemdeling, geboren in Syrië, tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had de aanvraag van de eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat Noorwegen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hereniging met zijn broer in Noorwegen niet in zijn belang is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft onderbouwd waarom het in het belang van eiser zou zijn om te worden herenigd met zijn broer, die zelf niet in staat is om voor hem te zorgen. De rechtbank oordeelt dat de belangen van de minderjarige onvoldoende zijn meegewogen en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de situatie van eiser en zijn broer. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen om binnen drie weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de belangen van eiser. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.050,-.