Overwegingen
1. De activiteiten van eiseres bestaan uit advisering ten aanzien van de exploitatie van olie- en gasbronnen. Eiseres had in de periode waarop de naheffingsaanslagen zien drie werknemers parttime in loondienst, te weten de directeur-grootaandeelhouder (dga), zijn echtgenote en hun zoon. Eiseres is als zodanig ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet).
2. In 2010 heeft eiseres een stuk bouwgrond gekocht in [plaats] (het perceel). Deze grond is in het bestemmingsplan Villawijken 2010 van de gemeente Wassenaar aangewezen voor de bestemming Wonen-1. Deze bestemming wordt in artikel 17, eerste lid, van het bestemmingsplan als volgt omschreven:
“De voor “Wonen-1” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
eengezinswoningen;
werkruimtes voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat werkruimtes alleen in het hoofdgebouw en aanbouwen zijn toegestaan, de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en dat de vloeroppervlakte ten behoeve van het aan huis verbonden beroep maximaal 30% van de woning bedraagt tot een maximum van 40m2;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
garageboxen;
water.
Ten dienste van de bestemming zijn tuinen, erven en andere bouwwerken toegestaan.”
3. Op 13 september 2010 heeft eiseres een offerte van een architectenbureau ondertekend. In deze offerte wordt de te bouwen onroerende zaak aangeduid als vrijstaande woning en ook als vrijstaande villa.
4. In een e-mailbericht van 27 januari 2011 van de dga aan het architectenbureau staat:
“Overigens, naar de tekening kijkend, kan je in de toekomst consistent op alle documenten / tekeningen etc. de titel: Kantoor / Praktijk villa of anders Woonhuis met kantoorruimte vermelden (wat de meest gebruikelijke is), en [eiseres] als opdrachtgever vermelden? We moeten geen aanleiding geven tot een andere interpretatie.”
[kavelnummer] . Op 9 februari 2012 is de omgevingsvergunning aangevraagd bij de gemeente Wassenaar waarin de te bouwen onroerende zaak wordt aangeduid als bedrijfswoning. In de aanvraag wordt het project als volgt omschreven:
“Het oprichten van een woning ter plaatse van kavel [kavelnummer] uitbreidingsplan [wijk] te [plaats] .”.
In de toelichting op de module ‘bouwen’ wordt de onroerende zaak aangeduid als bedrijfswoning. In diezelfde module is aangekruist dat het bouwwerk zal worden gebruikt als woning en dat de aanvrager van de vergunning de bewoner van het pand zal zijn.
6. De vergunningaanvraag van 9 februari 2012 is ingetrokken en op 10 februari 2012 is een nieuwe aanvraag van een omgevingsvergunning ingediend waarin de te bouwen onroerende zaak wordt aangeduid als nieuwbouwvilla. Het project wordt in de aanvraag nu als volgt omschreven:
“een nieuw op te richten woning in het uitbreidingsplan [wijk] te [plaats] , kavel [kavelnummer] .”
Verder zijn de gegevens ingevuld conform het eerdere aanvraagformulier.
7. Bij brief van 15 maart 2012 heeft de gemeente Wassenaar het architectenbureau verzocht om nadere informatie voor de beoordeling van de aanvraag van de omgevingsvergunning. In die brief wordt onder meer, naar aanleiding van de vermelding “bedrijfswoning” op de bouwtekening, meegedeeld dat een bedrijfswoning op deze locatie in strijd is met het bestemmingsplan. Als het de bedoeling is om een werkruimte voor een aan huis verbonden beroep te creëren, wordt het architectenbureau verzocht daarover informatie te verstrekken.
Daarop heeft het architectenbureau bij brief van 10 april 2012 als volgt gereageerd:
“Klopt, de woning is geen dienstwoning. De aanvraag richt zich dan ook tot een vrijstaande villa (zoals is aangegeven on het aanvraagformulier). Op een aantal tekening staat echter wel de tekst ‘bedrijfswoning’ op de onderhoek vermeld.. Iets wat wij zullen wijzigen op de onderhoeken. De tekeningen zijn opnieuw als bijlage toegevoegd op OLO.”.
8. De gemeente Wassenaar heeft op 20 juni 2012 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een nieuwe woning. Op 2 augustus 2012 is verder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een bijgebouw.
9. Tot de stukken van het geding behoren onder meer twee e-mailberichten van
21 mei 2011 van de dga aan het architectenbureau met foto’s van het nog onbebouwde perceel. In deze e-mailberichten duidt de dga de nog te bouwen onroerende zaak aan als “ons huis”.
10. Op de bouwtekeningen van het architectenbureau wordt de te bouwen onroerende zaak met verschillende benamingen aangeduid, te weten: vrijstaande woning, bedrijfswoning, nieuwbouwwoning en kantoorvilla.
11. Op de bouwtekeningen en op facturen van de bouwmaatschappij wordt het bouwproject aangeduid als woning.
12. Ook op de tekeningen van de interieurontwerper van 7 december 2011 en
9 februari 2012 wordt de onroerende zaak aangeduid als woonhuis.
13. Bij e-mailbericht van 3 april 2012 heeft de dga een scan van de tekening van de begane grond en het souterrain aan het architectenbureau gestuurd waarin hij uitdrukkelijk aangeeft welke benamingen moeten worden gehanteerd voor de diverse ruimtes. Op de begane grond zijn dat: ontvangstruimte, woonkamer/keuken, en bibliotheek. Voor het souterrain: tweemaal gastenverblijf, gastenbadkamer/toilet en archiefruimte/berging. Verder is het woord “woonhuis” vervangen door “kantoorvilla”.
14. In mei 2012 heeft eiseres een tijdelijke huurovereenkomst gesloten voor een gestoffeerde woning (de tijdelijke woning) ten behoeve van de dga en zijn echtgenote. De huurovereenkomst gaat in op 15 juni 2012 en heeft een looptijd van dertien maanden met mogelijkheid tot verlenging met maximaal vijf maanden. De huurovereenkomst eindigt derhalve uiterlijk op 15 december 2013. Daarnaast is opslagruimte gehuurd bij een verhuisbedrijf.
15. Uit een factuur van het verhuisbedrijf van 31 januari 2014 blijkt dat er op 3, 6, 10, 16 en 17 december 2013 in opdracht van eiseres verhuiswerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Op dezelfde datum is door het verhuisbedrijf een factuur uitgereikt aan de dga en zijn echtgenote. Uit deze factuur blijkt dat er op 6 januari 2014 een laatste verhuistransport heeft plaatsgevonden van de tijdelijke woning naar de nieuw gebouwde villa. Volgens deze factuur betreft het de verhuizing van verpakt kleingoed. Op de werkopdracht van 10, 16 en 17 december 2013 en 6 januari 2014 is in totaal 111 uur verantwoord, waarvan 13 uur op 6 januari 2014.
16. De onroerende zaak (het pand) is opgeleverd op 7 december 2013. Op 14 december 2013 heeft eiseres daar een feestelijke lunch georganiseerd met zakenrelaties. Drie buitenlandse zakenrelaties hebben daarna in het pand overnacht.
17. Met ingang van 9 januari 2014 staan de dga en zijn echtgenote in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op het adres van het pand. Op 1 juli 2014 hebben eiseres en de dga met terugwerkende kracht tot 7 januari 2014 een overeenkomst tot privégebruik van (delen van) het pand gesloten. In de overeenkomst is opgenomen dat de keuken, de hal, het toilet op de begane grond, de bijkeuken, de berging en de gehele eerste verdieping voor privédoeleinden kunnen worden gebruikt. De dga en zijn echtgenote zijn voor het privégebruik een vergoeding aan eiseres verschuldigd van € 3.000 per maand.
18. Eiseres heeft alle omzetbelasting die betrekking heeft op het ontwerp, de bouw en de inrichting van het pand en het bijgebouw, de aanleg van de tuin, de aanschaf van de tuinmeubelen en de verhuiskosten (de voorbelasting) op haar aangiften in aftrek gebracht. In totaal gaat het hierbij om een bedrag van € 241.531 waarvan € 56.971 betrekking heeft op 2012, € 162.048 op 2013 en € 22.512 op 2014.
19. In een e-mailbericht van 25 juli 2015 heeft de dga aan het architectenbureau, voor zover hier van belang, het volgende geschreven:
“(…)
Overigens is het huis meer dan schitterend en zijn we daar heel erg blij mee. Voor de fiscale afhandeling en een ruling van de belastinginspecteur wil ik je nog gaarne vragen om 2 copieën van de laatste tekening van het huis te sturen. Het betreft de bekende tekening van jullie maar met aangepaste namen voor de verschillende kamers zodat de zakelijke bestemming van een huis gedeelte duidelijk werd. (Ontvangstruimte/archief/ etc etc).
(…)”
20. Bij brief van 26 oktober 2015 heeft de dga verweerder verzocht om een standpuntbepaling over de gevolgen van de met betrekking tot het pand gevolgde handelwijze. In die brief is onder meer het volgende vermeld:
“Bij de ingebruikneming op 7 december 2013 is het woon- annex praktijkhuis niet meteen ook deels voor privédoeleinden gebruikt. Ook het als woongedeelte bedoelde deel is in eerste instantie voor bedrijfsdoeleinden gebruikt, namelijk voor de huisvesting van voornamelijk buitenlandse relaties. Ik heb begrepen dat dit meebrengt dat dit wel meebrengt dat de voorbelasting in eerste instantie geheel aftrekbaar is maar dat in de latere jaren (ik heb namelijk pas op 7 januari 2014 met mijn echtgenote mijn intrek in het woongedeelte genomen) aanleiding bestaat om de toegepaste aftrek gedeeltelijk te corrigeren.
(…)
De voorbelasting die dan toerekenbaar is aan alle kosten (…) wordt gecorrigeerd op basis van het gebruik dat van het gebouw wordt gemaakt (…).
De binnenmaten van het pand en bijgebouw zijn opgenomen met als resultaat:
-Bedrijfsruimte: 257.2 m2 61%
-Privéruimte 166.1 m2 39%
(…)
Dit betekent dat voor het jaar 2014 nog een correctie is toe te passen. Ik becijfer deze als volgt:
€ 243.145 x 0,39 x 0,10 = € 9.482.
Indien u met deze berekening kunt instemmen verzoek ik u [eiseres] een naheffingsaanslag van
€ 9.482 op te leggen over het jaar 2014.”
21. De Belastingdienst heeft vervolgens een boekenonderzoek ingesteld bij eiseres over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014. Bij brief van 8 maart 2017 is het boekenonderzoek uitgebreid met het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012. Onderzocht is de juistheid van de in aftrek gebrachte voorbelasting betrekking hebbend op de ontwikkeling en de bouw van het pand en het bijgebouw. In dit kader hebben op 15 september 2016 en 27 februari 2017 waarnemingen ter plaatse plaatsgevonden. De bevindingen van het boekenonderzoek zijn neergelegd in een controlerapport met dagtekening 31 oktober 2018. Op 16 november 2017 is het pand bezocht in het kader van een waardeonderzoek waarvan met dagtekening 28 november 2017 een afzonderlijk controlerapport is uitgebracht. Kopieën van deze controlerapporten behoren tot de stukken van het geding. De conclusie van het rapport van 31 oktober 2018 luidt, kort samengevat, dat eiseres de voorbelasting grotendeels ten onrechte in aftrek heeft gebracht.
22. Naar aanleiding van de bevindingen uit het boekenonderzoek zijn de onderhavige naheffingsaanslagen en verzuimboetes aan eiseres opgelegd waarbij de aftrek van voorbelasting met betrekking tot de bouw en de daarmee samenhangende kosten is gecorrigeerd. Voor het jaar 2013 is tevens een bedrag van € 6.942 nageheven in verband met onjuiste facturen van de hovenier.
23. De naheffingsaanslag voor het jaar 2012 is op 27 december 2017 in verband met dreigende verjaring ter behoud van rechten opgelegd. Bij beschikking van 23 november 2018 is deze aanslag naar aanleiding van de bevindingen in het controlerapport ambtshalve verminderd.