ECLI:NL:RBDHA:2020:13238

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
NL20.19776
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Pakistaanse eiser na beoordeling van geloofwaardigheid van asielrelaas en schoolgang

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 december 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Pakistaanse eiser. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Middelburg, waar de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. N.H.T. Jansen, en een tolk, W.M. Mamik. De eiser heeft aangevoerd dat hij in 2007 aanwezig was bij de belegering van de Rode Moskee in Islamabad, wat hem in gevaar zou brengen voor de Pakistaanse autoriteiten en de Taliban. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims, en dat zijn verklaringen over zijn schoolgang en de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas ongeloofwaardig zijn. De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19776

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. drs. J.M. Walls),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

ProcesverloopBij besluit van 10 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak met nummer NL20.19777, plaatsgevonden op 3 december 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen W.M. Mamik. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Pakistaanse nationaliteit.
2. Kort weergegeven heeft eiser aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2007 aanwezig is geweest bij de bloedige belegering door Pakistaanse veiligheidstroepen van het complex van de
Lal Masjid(Rode Moskee) in Islamabad nadat deze was bezet door radicale studenten, en dat hij daardoor te vrezen heeft voor de Pakistaanse autoriteiten en voor de Taliban.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser zich zonder gegronde redenen niet zo snel mogelijk heeft aangemeld. Verder heeft verweerder de door eiser gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ongeloofwaardig is geacht dat eiser een leerling is geweest van de
Jamia Hafsa-koranschool nabij de Rode Moskee en dat hij te vrezen heeft voor de Pakistaanse autoriteiten en voor de Taliban.
4. Op wat eiser daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Eiser voert aan dat verweerder er ten onrechte vanuit is gegaan dat hij zou hebben verklaard dat hij een leerling is geweest van de
Jamia Hafsa-koranschool en dat deze koranschool uitsluitend voor meisjes toegankelijk is. Eiser stelt in beroep dat hij de naam ‘
Jamia Hafsa’ heeft gebruikt om het complex van de Rode Moskee aan te duiden. Ook wijst eiser erop dat er bij de belegering in 2007 volgens openbare bronnen tevens mannen aanwezig waren.
6. Ter onderbouwing van zijn beroep verwijst eiser naar het nieuwsbericht ‘Profile: Islamabad's Red Mosque’ van
BBC Newsvan 27 juli 2007, het nieuwsbericht ‘Army shows huge cache of ‘recovered’ arms’ van
The Newsvan 27 september 2007 en het nieuwsbericht ‘Fierce gunbattles rock capital: •Army troops deployed around Lal Masjid •Curfew imposed in area •Rangers man, journalist among 10 killed •Govt buildings torched’ van
Dawnvan 4 juli 2007.
7. De rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat hij de naam ‘
Jamia Hafsa’ heeft gebruikt om het complex van de Rode Moskee aan te duiden. Daartoe is redengevend dat eiser zelf meermaals letterlijk heeft verklaard dat hij op de
Jamia Hafsa-koranschool heeft gezeten (rapport eerste gehoor, pagina 11 en rapport nader gehoor, pagina’s 6 en 7). De rechtbank volgt eiser evenmin in de stelling dat de
Jamia Hafsa-koranschool ook toegankelijk was voor jongens. In het nieuwsbericht van
BBC Newswordt namelijk expliciet beschreven dat de
Jamia Hafsa-koranschool een school voor meisjes is en dat er op enkele minuten rijden van het complex van de Rode Moskee een afzonderlijke koranschool voor jongens ligt. Het bericht van
Dawnspreekt van ‘het vrouwenseminarie
Hafsa’. In het bericht van
The Newswordt in het geheel niets geschreven over de populatie van de
Jamia Hafsa-koranschool.
8. De omstandigheid dat eiser tevens heeft verklaard dat hij op ‘de koranschool van de Rode Moskee’ heeft gezeten maakt niet dat moet worden aangenomen dat zijn verklaringen ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Ter zitting heeft eiser deze verklaring nader geduid door te stellen dat er aan de ene kant van het complex van de Rode Moskee een koranschool is voor meisjes en aan de andere kant een koranschool voor jongens. Dit wordt echter niet gestaafd met de door eiser aangehaalde bronnen, die uitsluitend spreken van een koranschool voor jongens op afstand van het complex van de Rode Moskee. Mogelijk betreft dat de ook aan de Rode Moskee gelieerde
Jamia Faridia-koranschool die verweerder eerst ter zitting heeft benoemd, maar dit heeft verweerder niet verder onderbouwd. Ook het enkele feit dat er wel mannen aanwezig waren bij de belegering is onvoldoende om aan te nemen dat eisers verklaringen ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht.
9. Eiser voert verder aan dat verweerder ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij de dagelijkse gang van zaken op zijn koranschool onvoldoende heeft kunnen beschrijven. De rechtbank komt echter niet meer toe aan bespreking van deze beroepsgrond, omdat uit het voorgaande al blijkt dat de gestelde schoolgang van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig is geacht.
10. Eiser heeft verklaard dat zijn vrees voor de Pakistaanse autoriteiten en voor de Taliban voortkomt uit zijn schoolgang. Gelet daarop, en op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder niet ten onrechte het standpunt ingenomen dat de ongeloofwaardigheid van de gestelde schoolgang afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de gestelde vrees voor de Pakistaanse autoriteiten en voor de Taliban. Hiertegen zijn geen gronden gericht.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.S. Hamans, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.