Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Iraanse nationaliteit.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw). Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres zich zonder gegronde redenen niet zo snel mogelijk heeft aangemeld. Verder heeft verweerder de door eiseres gestelde nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ongeloofwaardig is geacht dat eiseres afvallig is van de Islam, dat zij om die reden is uitgehuwelijkt en dat zij na aankomst in Nederland is bekeerd tot het Christendom.
3. Op wat eiseres daartegen aanvoert wordt hierna ingegaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Eiseres voert allereerst aan dat verweerder ten onrechte aan haar heeft tegengeworpen dat zij zich zonder gegronde redenen niet zo snel mogelijk heeft aangemeld voor het indienen van haar asielaanvraag.
5. Verweerder heeft aan deze tegenwerping ten grondslag gelegd dat eiseres, na Nederland te zijn ingereisd via Zwitserland met gebruikmaking van een Zwitsers visum, pas na negen maanden haar asielaanvraag heeft ingediend. Eiseres heeft verklaard dat zij wilde voorkomen dat zij zou worden overgedragen aan de autoriteiten van Zwitserland en dat zij in deze periode bij een tante kon verblijven. Dit maakt volgens verweerder de late aanmelding echter niet verschoonbaar.
6. Daartegen voert eiseres aan dat haar niet mag worden aangerekend dat zij op legale wijze is uitgereisd en dat haar tante en haar vrienden van de kerk niet hebben geadviseerd om zo snel mogelijk asiel aan te vragen. De rechtbank is echter met verweerder van oordeel dat hierin geen verschoonbare redenen zijn gelegen om niet meteen asiel aan te vragen. De omstandigheden dat eiseres op het moment van inreis nog enige tijd rechtmatig verblijf had en dat haar werd verteld dat zij beter kon wachten met het indienen van een asielaanvraag, laten onverlet dat eiseres volgens haar eigen verklaringen om redenen van internationale bescherming haar land van herkomst is ontvlucht. Gelet daarop ligt het in de rede dat de gestelde noodzaak aan internationale bescherming meteen na aankomst kenbaar wordt gemaakt.
7. Dit brengt met zich dat de afwijzingsgrond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw op eiseres van toepassing is.
8. Verder voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht dat zij afvallig is van de Islam.
9. Verweerder heeft aan eiseres tegengeworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over de vraag of zij in Iran tot God heeft gebeden. Eiseres voert aan dat zij in Iran op enig moment weliswaar nog meedeed aan de gebedsrituelen, maar dat zij daarbij geen religieuze bedoelingen meer had zodat er niet daadwerkelijk sprake was van bidden. De rechtbank volgt eiseres hierin niet omdat dit niet strookt met haar overige verklaringen. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres namelijk zowel verklaard dat zij in Iran nooit tot God heeft gesproken, maar ook dat zij in Iran open tot God heeft gesproken en dat zij om die reden nu in Nederland is (pagina 14 rapport nader gehoor). Daarbij heeft eiseres niet het onderscheid gemaakt tussen bidden in rituele zin en bidden in religieuze zin.
10. Ook heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over wat zij in boeken over de Islam heeft gelezen. Eiseres voert aan dat zij weliswaar heeft gelezen over liberale vormen van de Islam, maar dat zij deze in de praktijk niet is tegengekomen. Hierin volgt de rechtbank eiseres niet. Zij heeft namelijk zowel verklaard dat zij heeft gelezen over een liefhebbende God (pagina 10 rapport nader gehoor), maar ook dat zij in alle boeken heeft gelezen over een strenge Islam waarin sprake is van een straffende God (pagina 12 rapport nader gehoor).
11. Verder heeft verweerder aan eiseres tegengeworpen dat zij niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe zij bij haar ouders kon blijven wonen terwijl zij volgens haar eigen verklaringen door hen werd verstoten. Eiseres voert aan dat verweerder niet heeft gemotiveerd wat haar ouders dan nog meer hadden kunnen doen zonder gezichtsverlies te lijden naast het onder druk zetten, omkopen, negeren en uithuwelijken waarover zij heeft verklaard. Hiermee heeft eiseres echter nog steeds niet inzichtelijk gemaakt waarom zij niet is weggegaan uit de naar eigen zeggen benarde situatie bij haar ouders.
12. Eiseres stelt voldoende inzicht te hebben gegeven in haar motieven voor afvalligheid. Daarbij wijst zij erop dat zij heeft verklaard over de negatieve ervaringen die zij binnen de Islam heeft gehad met de behandeling van vrouwen en dat zij door te gaan studeren nieuwe inzichten heeft ontwikkeld over wat voor haar belangrijk is. Dit neemt echter de hiervoor besproken tegenwerpingen niet weg. Daarnaast heeft verweerder aan eiseres kunnen tegenwerpen dat zij met deze verklaringen geen inzicht heeft gegeven in haar persoonlijke beweegredenen om zich af te wenden van de Islam, temeer daar zij ook zelf heeft verklaard dat zij aanvankelijk erg fanatiek was in haar geloof (pagina 3 rapport nader gehoor).
13. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de gestelde afvalligheid van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
14. Eiseres heeft verklaard dat zij is uitgehuwelijkt om te voorkomen dat zij zich verder zou afkeren van de Islam (pagina 18 rapport aanvullend gehoor). Gelet daarop, en op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder kunnen overwegen dat de ongeloofwaardigheid van de gestelde afvalligheid afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres over de gestelde uithuwelijking.
15. Eiseres voert aan dat verweerder geen motivering heeft gegeven bij de tegenwerping dat het niet logisch is dat er na de uithuwelijking geen verdere voorbereidingen voor de huwelijkssluiting hebben plaatsgevonden. Daarbij wijst zij erop dat zij heeft verklaard dat zij niet akkoord is gegaan met de uithuwelijking en dat zij in die periode onder druk werd gezet door de huwelijkskandidaat, diens vader (een geestelijke) en haar ouders. Verweerder heeft echter kunnen overwegen dat gelet op deze omstandigheden het nemen van verdere stappen om het huwelijk te verwezenlijken juist voor de hand had gelegen, teneinde het gestelde doel dat eiseres zich niet verder zou afkeren van de Islam te bereiken.
16. Aldus heeft verweerder de door eiseres gestelde uithuwelijking niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
17. Eiseres heeft verklaard dat haar bekering tot het Christendom is voortgekomen uit haar afvalligheid (pagina 4 rapport nader gehoor). Gelet daarop, en op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder de ongeloofwaardigheid van de afvalligheid kunnen laten doorwerken in de gestelde bekering.
18. Eiseres voert aan dat zij heeft onderbouwd dat zij is gedoopt, dat zij heeft verklaard dat zij haar Christelijke geloof praktiseert en dat zij kennis heeft van het Christelijke geloof, zodat verweerder ten onrechte aan haar heeft tegengeworpen dat haar verklaringen algemeen en oppervlakkig zijn. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Niet in geschil is dat verweerder de verklaringen van eiseres dient te beoordelen aan de hand van zijn Werkinstructie 2019/18 ‘Bekeerlingen’, die door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is bestempeld als een adequate wijze van beoordelen. Deze werkinstructie gaat ervan uit dat er drie elementen in de beoordeling moeten worden betrokken, te weten: de motieven voor en het proces van bekering, de kennis van het geloof en de geloofsactiviteiten, en dat daarbij de nadruk dient te worden gelegd op het eerste element. De hier benoemde stellingen van eiseres hebben uitsluitend betrekking op het tweede en het derde element en kunnen niet afdoen aan de beoordeling van het meest zwaarwegende element.
19. Hieruit vloeit voort dat verweerder de door eiseres gestelde bekering tot het Christendom niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
20. In beroep heeft eiseres een brief van
Zorgbedrijf i-Psyvan 13 mei 2020 overgelegd waarin een beschrijvende diagnose van de psychische klachten van eiseres en een weergave van de voortgang van haar behandeling is opgenomen. Volgens eiseres ondersteunt deze brief de door haar gestelde psychische mishandeling en verwaarlozing door haar familie in Iran vanwege haar afvalligheid.
21. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit een medische diagnose en beschrijving van een behandeling kan immers niet worden afgeleid of de vastgestelde klachten ook daadwerkelijk zijn ontstaan uit de door de vreemdeling gestelde gebeurtenissen.
22. Ten slotte voert eiseres aan dat zij op sociale media en in een tijdschrift verslag heeft gedaan van haar Christelijke activiteiten en dat zij daardoor bij terugkeer gevaar loopt omdat zij door de Iraanse autoriteiten zal worden gezien als bekeerlinge. Bij de zienswijze heeft eiseres afschriften hiervan overgelegd.
23. Eiseres heeft niet onderbouwd dat de Iraanse autoriteiten kennis hebben genomen van deze uitingen, noch dat zij anderszins daadwerkelijk in de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten staat. Daarnaast kan van eiseres bij terugkeer terughoudendheid worden verwacht, nu uit het voorgaande is gebleken dat er geen sprake is van een fundamentele geloofsovertuiging. De rechtbank acht het dan ook niet aannemelijk dat eiseres bij terugkeer naar Iran te vrezen heeft voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade vanwege toegedichte bekering.
24. Het beroep is ongegrond.
25. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid vanmr. A.S. Hamans, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.