ECLI:NL:RBDHA:2020:13230
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitstel van vertrek om medische redenen; einduitspraak na tussenuitspraak met herstel van gebrek
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende het uitstel van vertrek van eiser om medische redenen. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de weigering van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem uitstel van vertrek te verlenen. Het bestreden besluit, dat op 13 februari 2020 was genomen, werd door de rechtbank beoordeeld. Eiser had beroep ingesteld en aanvullende beroepsgronden ingediend, waarna een zitting plaatsvond op 1 juli 2020. De rechtbank had eerder op 20 augustus 2020 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij verweerder de gelegenheid gaf om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullend medisch advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) ingediend, waaruit bleek dat er geen medische noodsituatie op korte termijn werd verwacht en dat eiser kon reizen onder begeleiding van een psychiatrisch verpleegkundige. Eiser was het niet eens met dit advies en voerde aan dat zijn mentale gesteldheid het reizen risicovol maakte. De rechtbank oordeelde echter dat het BMA-advies voldoende inzichtelijk en concludent was en dat er geen concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van het advies waren.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, maar omdat het gebrek in het bestreden besluit was hersteld, bleven de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. De rechtbank veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.312,50. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.