ECLI:NL:RBDHA:2020:1321
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in ontslagzaak militair ambtenaar
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 februari 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een soldaat der 3e klasse, die per 18 maart 2019 was aangesteld als militair ambtenaar bij het beroepspersoneel van het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK). De verzoekster was ontheven uit de Algemene Militaire Opleiding (AMO) en had op 15 november 2019 eervol ontslag gekregen op grond van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder h, van het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR). Verzoekster maakte bezwaar tegen dit ontslagbesluit en vroeg de voorzieningenrechter om het ontslagbesluit op te schorten, zodat zij haar opleiding kon voortzetten en haar bezoldiging doorbetaald zou worden.
De voorzieningenrechter overwoog dat een voorlopige voorziening alleen kan worden getroffen als er sprake is van onverwijlde spoed. De verzoekster voerde aan dat zij door het ontslag haar opleiding niet meer kon afronden en dat zij bij een nieuwe sollicitatie niet door de selectie zou komen. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er onvoldoende spoedeisend belang was aangetoond. De verweerder, de staatssecretaris van Defensie, stelde dat verzoekster ook met de leeftijd van 27 jaar nog aangesteld kon worden als militair. De voorzieningenrechter volgde dit standpunt en concludeerde dat er geen beleid was dat verzoekster na ontslag pas over twee jaar opnieuw bij Defensie mocht solliciteren.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen voldoende spoedeisend belang was aangetoond. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 februari 2020.