3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Verklaring [slachtoffer]
heeft verklaard dat hij aankwam bij de [adres 2] en daar sprak met [verdachte] . Op een gegeven moment kwam [medeverdachte 2] op hem afrennen en begon direct met een houten balk op hem in te slaan. De balk was ongeveer 1,50 meter lang. [medeverdachte 2] had de balk met twee handen vast en sloeg als eerste tegen de borst van [slachtoffer] . [slachtoffer] werd daarna met een mes in zijn hoofd gestoken door [medeverdachte 1] . Door de worsteling en door de klappen die hij kreeg is [slachtoffer] ten val geraakt. Toen hij op de grond lag bleef [medeverdachte 2] met de balk op hem inslaan en heeft hem daarbij geraakt op zijn hoofd, armen, benen en romp. [medeverdachte 1] heeft [slachtoffer] meerdere keren gestoken, in zijn hoofd en onderarm. [verdachte] heeft [slachtoffer] meerdere keren geslagen en geschopt op het lichaam en op het hoofd. Op enig moment vond [slachtoffer] een moment om weg te kunnen rennen, waarna [verdachte] hem kort achtervolgde.
Camerabeelden
Op de terechtzitting zijn de camerabeelden, gemaakt vanuit de omliggende bedrijfspanden aan de [adres 2] , bekeken. Op de beelden is te zien dat [slachtoffer] aankomt bij de [adres 2] en het pand binnengaat. 39 Seconden later is te zien dat [slachtoffer] het pand uitrent, achtervolgd door [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] , die een grote stok vastheeft. [slachtoffer] wordt door [medeverdachte 1] naar de grond gewerkt en wordt door hem vastgehouden. Op dat moment begint [medeverdachte 2] met de stok op [slachtoffer] in te slaan, terwijl [verdachte] hem een aantal keer schopt. Verder is te zien dat [medeverdachte 1] op een gegeven moment over [slachtoffer] heen gebogen staat en bewegingen met zijn rechterhand maakt in de richting van [slachtoffer] . Wanneer [slachtoffer] wegrent wordt hij achtervolgd door [verdachte] . Op de achtergrond is op dat moment te zien dat [medeverdachte 1] een op een mes gelijkend voorwerp in zijn hand heeft.
Forensisch onderzoek
Op de straat voor het pand aan de [adres 2] is door de politie een zwart lederen foedraal aangetroffen.Het foedraal is door The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI) onderzocht. Het DNA-profiel afkomstig van de bemonstering van het foedraal is vergeleken met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] . Om een uitspraak te kunnen doen over het mogelijke donorschap van [medeverdachte 1] is de likelihood-ratio methode toegepast. Het TMFI heeft daarover geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker is wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van [medeverdachte 1] en een onbekende persoon juist is, dan wanneer de hypothese dat de bemonstering DNA bevat van twee onbekende personen juist is.
In de bedrijfshal van het pand aan de [adres 2] is door de politie een stapel houten balken aangetroffen, Op één van de balken was een bloedvlek zichtbaar.Het TMFI heeft geconcludeerd dat het DNA-profiel verkregen uit de bloedvlek matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] .
Verklaring [medeverdachte 2]
heeft zich bij zijn verhoren door de politie op zijn zwijgrecht beroepen. In een brief aan de rechtbank heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij [slachtoffer] een paar keer met een houten balk op zijn schouder en bovenlichaam heeft geslagen.
Verklaring [medeverdachte 1]
heeft zich bij alle gelegenheden op zijn zwijgrecht beroepen.
Verklaring [verdachte]
heeft verklaard dat hij op de [adres 2] aanwezig was om te verhuizen. Terwijl hij in een vrachtwagen bezig was kwam [slachtoffer] aan. [slachtoffer] vroeg aan hem waar die spullen heen gingen, waarop [verdachte] antwoordde dat hij dat niet wist. Toen liep [slachtoffer] richting de garagedeur. [verdachte] stond met zijn rug naar de opening van het pand, toen hij opeens een hoop kabaal hoorde. Hij is vervolgens uit de vrachtwagen gesprongen en zag toen dat ‘ze’ aan het vechten waren. [verdachte] heeft verklaard dat hij toen [slachtoffer] twee schoppen heeft gegeven tegen zijn rechterschouder en arm. Toen [slachtoffer] wegrende is [verdachte] een stukje achter hem aan gerend. [verdachte] heeft ook verklaard dat [medeverdachte 2] degene is die [slachtoffer] met de balk heeft geslagen.
Het oordeel van de rechtbank
Rol [medeverdachte 2]
heeft verklaard [slachtoffer] tegen het bovenlichaam en de schouder te hebben geslagen. [slachtoffer] heeft echter verklaard ook op het hoofd geraakt te zijn met de balk. De verklaring van [slachtoffer] wordt ondersteund door de medische gegevens, waaruit blijkt dat [slachtoffer] een forse zwelling had aan de linkerwang en een forse zwelling had op het achterhoofd. Ook is op de balk bloed aangetroffen van [slachtoffer] . De rechtbank stelt op grond van deze bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 2] degene is geweest die [slachtoffer] meermalen met een houten balk heeft geslagen, tegen het lichaam en tegen het hoofd.
Rol [medeverdachte 1]
Vast staat dat [slachtoffer] meermalen is gestoken met een mes, gelet op de verschillende steekverwondingen aan zijn onderarm en hoofd. Op de camerabeelden is te zien dat [medeverdachte 1] een op een mes gelijkend voorwerp in zijn hand heeft en met zijn rechterhand bewegingen maakt in de richting van [slachtoffer] . Verder is op de straat voor het pand aan de [adres 2] een foedraal gevonden waar DNA-materiaal van [medeverdachte 1] op is aangetroffen. [slachtoffer] heeft verklaard met een mes gestoken te zijn door [medeverdachte 1] . Gelet op deze bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] degene is geweest die [slachtoffer] meermalen heeft gestoken met een mes in het hoofd en de arm.
Rol [verdachte]
heeft bekend [slachtoffer] twee schoppen te hebben gegeven tegen zijn rechterschouder en zijn arm. Hoewel [slachtoffer] heeft verklaard dat hij geslagen is en meerdere malen geschopt is tegen het hoofd, is dit niet op de camerabeelden – een objectief bewijsmiddel – te zien. Nu zich ook overigens geen bewijsmiddelen in het dossier bevinden die de verklaring van [slachtoffer] op dit punt ondersteunen zal de rechtbank [verdachte] aldus partieel vrijspreken van slaan en/of schoppen tegen het hoofd. Wel acht de rechtbank bewezen dat hij [slachtoffer] meermalen tegen het lichaam heeft geschopt.
Medeplegen?
De rechtbank stelt voorop dat medeplegen kan worden bewezenverklaard indien komt vast te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de bijdrage van ieder van de verdachten intellectueel en/of materieel van voldoende gewicht moet zijn. Of daarvan sprake is, hangt af van de concrete feiten en omstandigheden van het geval.
De rechtbank stelt, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, het volgende vast. Nadat [slachtoffer] aankwam bij de [adres 2] heeft hij kort gesproken met [verdachte] en is hij vervolgens het pand binnen gegaan. Daar is hij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] tegengekomen en zijn zij de aanval op [slachtoffer] gestart. Deze aanval heeft zich voortgezet buiten op straat, waarbij [verdachte] zich bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] gevoegd heeft. Gedurende deze aanval is [slachtoffer] door [medeverdachte 1] naar de grond gebracht en is vervolgens door [medeverdachte 1] vastgehouden. Op het moment dat [slachtoffer] op de grond lag werd hij door [medeverdachte 2] geslagen met een houten balk, door [medeverdachte 1] gestoken met een mes en door [verdachte] geschopt. Op enig moment heeft [slachtoffer] kunnen ontsnappen, waarna [verdachte] hem kort achtervolgd heeft.
Op grond van deze feiten en omstandigheden komt de rechtbank tot het oordeel dat er bij [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking en derhalve van medeplegen. De rechtbank overweegt hiertoe dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] alle drie geweldshandelingen hebben verricht en een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het geweld tegen [slachtoffer] – ook terwijl hij op de grond lag. Het was voor ieder van hen duidelijk wat de anderen deden en geen van hen heeft zich gedistantieerd van het geweld, waarbij [verdachte] ook nog een achtervolging heeft ingezet toen [slachtoffer] wist te ontkomen.
Opzet?
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachten, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van [slachtoffer] , dat het niet anders kan zijn geweest dan dat [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg, de dood van [slachtoffer] , hebben aanvaard. Daarmee hebben de verdachten voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [slachtoffer] .
Voorbedachte raad?
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] , met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , met voorbedachte raad heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, zodat hij van dit onderdeel in de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend het impliciet subsidiair tenlastegelegde medeplegen van poging tot doodslag kan worden bewezen.
De rechtbank acht met de officier van justitie en de verdediging niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 en 3 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank zal voor deze feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft deze bewezenverklaarde feiten namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank bezigt de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 10 december 2020;
- een proces-verbaal van bevindingen, p. 564 zaaksdossier Renegade;
- een geschrift, zijnde een deskundigenrapport NFI, zaaknummer [(--)] (aanvraag 002), d.d. 10 oktober 2017, opgesteld door A.G.A. Sprong NFI-deskundige forensische drugsanalyse, p. 909, zaaksdossier Renegade;
- een geschrift, zijnde een deskundigenrapport NFI, zaaknummer [(--)] (aanvraag 001), d.d. 10 oktober 2017, opgesteld door A.G.A. Sprong NFI-deskundige forensische drugsanalyse, p. 910, zaaksdossier Renegade.
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 10 december 2020;
- een proces-verbaal van Team Forensische Opsporing, p. 403-405, zaaksdossier Renegade;
- een proces-verbaal van bevindingen, p. 559-560, zaaksdossier Renegade.