4.5Splitsing van de tenlastelegging
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande aanleiding het feitencomplex zoals dat onder 1 ten laste is gelegd - primair verkrachting in de periode van 1 juli 2004 tot en met 10 november 2007 en subsidiair het seksueel binnendringen bij iemand beneden zestien jaar in de periode van 1 juli 2004 tot en met 10 november 2005 - te splitsen in de feiten 1a en 1b.
De rechtbank legt aan voornoemde splitsing het volgende ten grondslag. De handelingen die door de opsteller van de tenlastelegging onder het primair ten laste gelegde zijn beschreven, betreffen de handelingen die - zoals hierboven uitvoerig beschreven - slechts zien op de eerste twee seksuele contacten tussen aangeefster en de verdachte. Deze contacten hebben plaatsgevonden in de zomer van 2004. De wijze waarop alle handelingen nu ten laste zijn gelegd brengt mee dat enkel de twee verkrachtingen in de zomer van 2004 tot een bewezenverklaring zouden leiden, terwijl overduidelijk is dat er over een hele lange periode seksuele handelingen zijn verricht die de verdachte heeft bekend en waarvan hij ook de strafwaardigheid in ziet. Daarbij komt dat de officier van justitie ook de bedoeling heeft gehad die hele periode strafrechtelijk aan hem toe te schrijven.
De rechtbank ziet aldus aanleiding het eerste ten laste gelegde feit voor wat betreft de ten laste gelegde periode te splitsen in 1a en 1b, welke feiten dan weer steeds uiteen zullen vallen in de (oorspronkelijk) primair en subsidiair aan de verdachte verweten gedragingen.
De rechtbank is van oordeel dat deze splitsing toelaatbaar is en dat zij met haar oordeel niet de grondslag van de tenlastelegging heeft verlaten. De beoordeling van de gesplitste tenlastelegging leidt immers niet tot een andere bewezenverklaring van andere strafbare feiten dan aanvankelijk onder 1 ten laste zijn gelegd.
Bij dit oordeel heeft zij eveneens betrokken dat de verdachte met deze splitsing niet in zijn belangen wordt geschaad. Ter terechtzitting is immers gebleken dat bij de verdachte (en zijn raadsman) geen onduidelijkheid heeft bestaan ten aanzien van hetgeen hem wordt verweten.
Het onder 1 ten laste gelegde feit behelst na splitsing het volgende:
1a.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met
30 september 2004 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis en/of vingers in de vagina van die [naam aangeefster] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [naam aangeefster] gebracht en/of zich laten pijpen door die [naam aangeefster] en/of
- de vagina van die [naam aangeefster] gelikt en/of
- met een waterijsje over de borsten en/of vagina en/of het lichaam van die [naam aangeefster] gestreeld
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin
- dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht als stiefvader/verzorger van die [naam aangeefster] en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie van die [naam aangeefster] ten opzichte van verdachte en/of
- die [naam aangeefster] op gebiedende wijze heeft gezegd dat zij hem moest pijpen en/of haar kleren uit moest trekken en/of op bed moest gaan liggen en/of dat zij voornoemde seksuele handelingen uit moest voeren
en/of (aldus) voor die [naam aangeefster] een (intimiderende/onderdrukkende) situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet aan voornoemde handelingen kon onttrekken;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met
30 september 2004 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) met [naam aangeefster] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis en/of vingers in de vagina van die [naam aangeefster] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [naam aangeefster] gebracht en/of zich laten pijpen door die [naam aangeefster] en/of
- de vagina van die [naam aangeefster] gelikt en/of
- met een waterijsje over de borsten en/of vagina en/of het lichaam van die [naam aangeefster] gestreeld
1b.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2004 tot en met 10 november 2007 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis en/of vingers in de vagina van die [naam aangeefster] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [naam aangeefster] gebracht en/of zich laten pijpen door die [naam aangeefster] en/of
- de vagina van die [naam aangeefster] gelikt en/of
- met een waterijsje over de borsten en/of vagina en/of het lichaam van die [naam aangeefster] gestreeld
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin
- dat verdachte misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht als stiefvader/verzorger van die [naam aangeefster] en/of (daarbij) gebruik heeft gemaakt van de daaruit voortvloeiende afhankelijkheidssituatie van die [naam aangeefster] ten opzichte van verdachte en/of
- die [naam aangeefster] op gebiedende wijze heeft gezegd dat zij hem moest pijpen en/of haar kleren uit moest trekken en/of op bed moest gaan liggen en/of dat zij voornoemde seksuele handelingen uit moest voeren
en/of (aldus) voor die [naam aangeefster] een (intimiderende/onderdrukkende) situatie heeft doen ontstaan waarin zij zich niet aan voornoemde handelingen kon onttrekken;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 oktober 2004 tot en met 10 november 2005 te Zoetermeer en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens) met [naam aangeefster] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam aangeefster] , hebbende verdachte (telkens)
- zijn penis en/of vingers in de vagina van die [naam aangeefster] gebracht en/of heen en weer bewogen en/of
- zijn penis in de mond van die [naam aangeefster] gebracht en/of zich laten pijpen door die [naam aangeefster] en/of
- de vagina van die [naam aangeefster] gelikt en/of
- met een waterijsje over de borsten en/of vagina en/of het lichaam van die [naam aangeefster] gestreeld
Verdere beoordeling van de gesplitste tenlastelegging
Feit 1a
Gelet op hetgeen onder 4.4. is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank het onder 1a primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, omdat bij die concrete gebeurtenissen in de zomer van 2004 sprake is geweest van de voor verkrachting vereiste dwang.
Feit 1b
De onder 1b primair ten laste gelegde verkrachting acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, zoals hiervoor overwogen ontbreekt daarvoor de vereiste dwang in de zin van artikel 242 Sr., de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de verklaringen van [naam aangeefster] en van de verdachte, wél wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard het thans onder 1b subsidiair tenlastegelegde namelijk dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2004 tot en met 10 november 2005 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de minderjarige [naam aangeefster] , welke handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen.
Feit 2
De rechtbank stelt allereerst vast dat de onder 2 ten laste gelegde verkrachting, die ziet op de periode vanaf de meerderjarigheid van [naam aangeefster] , in feite een voortzetting betreft van de onder feit 1b primair verweten gedraging. Hoewel in de tenlastelegging voor feit 2 als extra feitelijkheid is opgenomen dat de verdachte [naam aangeefster] tijdens haar minderjarigheid stelselmatig heeft verkracht, althans ontucht met haar heeft gepleegd en de rechtbank zich er terdege van bewust is dat dit een omstandigheid betreft die kan hebben doorgewerkt op [naam aangeefster] , kan hieruit niet zonder meer worden afgeleid dat daarmee telkens, gedurende vele jaren en talloze keren, sprake was van het door een feitelijkheid dwingen. Ook ten aanzien van dit feit concludeert de rechtbank daarom dat het dossier onvoldoende concrete feiten en omstandigheden bevat om de voor een bewezenverklaring van verkrachting vereiste dwang aan te nemen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.