ECLI:NL:RBDHA:2020:1302

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2020
Publicatiedatum
18 februari 2020
Zaaknummer
NL20.1606
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige vrees voor vervolging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser lange tijd zonder problemen in Irak heeft verbleven en dat zijn activiteiten op sociale media, zoals het delen van een Facebookbericht met locatie, niet duiden op de gestelde vrees voor vervolging. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de gestelde vrees niet geloofwaardig werd geacht. Eiser had aangevoerd dat hij en zijn broers bedreigd werden vanwege de werkzaamheden van zijn broer bij de politie, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de vrees voor vervolging niet aannemelijk was. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht was afgewezen, omdat eiser niet in aanmerking kwam voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.1606

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. S. Zwiers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Oba).

ProcesverloopBij besluit van 20 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 februari 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, mr. J.M. Walls. Als tolk is verschenen Z. Karem. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van de Iraakse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1991. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij en zijn broers worden bedreigd. De broer van eiser was werkzaam bij de politie en heeft enkele collega’s aangegeven wegens het vrijlaten van een terrorist. De collega’s zijn veroordeeld maar nadat ze zijn vrijgekomen hebben zij vervolgens eisers broer en de familie bedreigd.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser; en
- de door eiser gestelde belangstelling van de vijanden van zijn broer.
3. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht maar de belangstelling van de vijanden van zijn broer ongeloofwaardig geacht. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond. Dit omdat niet duidelijk is waarom eiser in de belangenstelling van de vijanden van zijn broer is komen te staan. De beschieting van het huis van 24 augustus 2014 was immers gericht op de broer van eiser, en niet eiser zelf. Daarnaast heeft eiser tot juli 2015 in Irak verbleven en is hij na verblijf in Griekenland en Turkije in januari 2016 teruggekeerd. Na terugkeer heeft eiser op 24 augustus 2018 foto’s met locatie op Facebook geplaatst en als gevolg hiervan zijn gevolgd. Volgens verweerder maken deze handelingen het asielrelaas ongeloofwaardig.
4. Eiser voert aan dat het gebruikelijk is dat alle mannen in de familie het doelwit zijn van wraakacties. Ook mag een vluchteling zoals eiser niet worden tegengeworpen dat hij in het verleden met enige onvoorzichtigheid heeft gehandeld door foto’s op Facebook te plaatsen. Tot slot voert eiser aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd nu hoofdzakelijk wordt verwezen naar andere passages en het voornemen.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
Verweerder heeft eiser tegengeworpen dat de beschieting niet op eiser – maar op zijn broer – was gericht, hij een jaar heeft gewacht na de beschieting voordat hij besloot om het land te verlaten terwijl ook zijn terugkeer in januari 2016 niet duidt op een acute vluchtsituatie, andere familieleden geen problemen hebben ervaren, het plaatsen van een foto op Facebook met vermelding van locatie niet duidt op de verwachte voorzichtigheid bij de gestelde vrees en de gestelde gevolgen van het plaatsen van de foto slechts vermoedens zijn. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder, gelet op de hiervoor genoemde combinatie van factoren, voldoende gemotiveerd de gestelde vrees niet geloofwaardig geacht.
5.2.
De rechtbank overweegt daartoe dat de onvoorzichtigheid van het Facebookbericht mee mag worden gewogen in de beoordeling van verweerder. De beroepsgrond van eiser dat hij met het plaatsen van de foto op Facebook een vergissing heeft begaan die hem niet mag worden tegengeworpen slaagt niet. Verweerder acht deze onvoorzichtigheid niet doorslaggevend in zijn standpuntbepaling maar betrekt in de context van de geloofwaardigheidsbeoordeling dat eiser niet handelt als iemand die negatief in de belangstelling van vijanden staat.
5.3.
Ook heeft verweerder voldoende gemotiveerd de gestelde gevolgen van het Facebookbericht niet gevolgd. De achtervolging baseert eiser op aannames en vermoedens. De aangifte van bedreiging is slechts in kopie overgelegd en berust bovendien op een eigen verklaring, waardoor verweerder hier niet de door eiser gewenste waarde aan heeft hoeven geven. Daarbij komt dat er discrepanties bestaan tussen eisers verklaringen en de inhoud van de overgelegde kopie van de aangifte. Eiser heeft niet onderbouwd dat de discrepanties zijn te wijten aan een vertaalfout door de tolk of een agent ten tijde van het opnemen van de aangifte in Irak.
5.4.
Verder overweegt de rechtbank dat verweerder eisers terugkeer in januari 2016 terecht heeft meegewogen in de geloofwaardigheidsbeoordeling. Hoewel eiser is teruggekeerd omdat hij is uitgezet door Turkije, heeft eiser tot 24 augustus 2018 geen actie ondernomen. Deze omstandigheid wijst niet op een acute vluchtsituatie. Dat eiser een veilige verblijfplaats had bij werk of opleiding is onvoldoende om tot een andere conclusie te komen gelet op de duur van het verblijf en het feit dat eiser deze verblijfplaatsen ook af en toe moest verlaten.
5.5.
Eiser voert tevens aan dat hij in de negatieve belangstelling staat omdat het in de cultuur van het land van herkomst gebruikelijk is om wraak te nemen op alle mannen in de familie. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze grond, die tevens is opgenomen in de zienswijze, een algemene stelling is die geen afbreuk doet aan hetgeen is tegengeworpen in het voornemen en het besluit. Voorts wordt ook het aangevoerde omtrent de landeninformatie niet gevolgd. Verweerder heeft de individuele casuspositie van eiser besproken en daarbij, enkel ter aanvulling op de individuele motivering, onder verwijzing naar openbare bronnen gemotiveerd dat familieleden van politieagenten in het algemeen geen gevaar lopen.
6. De gronden slagen niet.
7. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. G.A. Verhoeven, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.