ECLI:NL:RBDHA:2020:1302
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige vrees voor vervolging
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser lange tijd zonder problemen in Irak heeft verbleven en dat zijn activiteiten op sociale media, zoals het delen van een Facebookbericht met locatie, niet duiden op de gestelde vrees voor vervolging. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de gestelde vrees niet geloofwaardig werd geacht. Eiser had aangevoerd dat hij en zijn broers bedreigd werden vanwege de werkzaamheden van zijn broer bij de politie, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende had gemotiveerd waarom de vrees voor vervolging niet aannemelijk was. De rechtbank concludeerde dat de asielaanvraag terecht was afgewezen, omdat eiser niet in aanmerking kwam voor toelating op grond van de Vreemdelingenwet 2000. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.