In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres had eerder, op 6 augustus 2018, een aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de gestelde termijn een besluit genomen. De rechtbank had eerder, op 20 maart 2020, geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit en had de staatssecretaris opgedragen om binnen 14 weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Tevens was er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd, met een maximum van € 15.000,-.
Eiseres heeft op 28 oktober 2020 opnieuw beroep ingesteld, omdat de staatssecretaris wederom niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op 27 juni 2020 was verstreken en dat er geen nieuwe ingebrekestelling nodig was. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de staatssecretaris alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 200,- per dag verbeurt voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 256,-. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.