ECLI:NL:RBDHA:2020:12910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
NL20.18939
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en dwangsom

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. S. Thelosen, beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres had eerder, op 6 augustus 2018, een aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris heeft niet binnen de gestelde termijn een besluit genomen. De rechtbank had eerder, op 20 maart 2020, geoordeeld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit en had de staatssecretaris opgedragen om binnen 14 weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen. Tevens was er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd, met een maximum van € 15.000,-.

Eiseres heeft op 28 oktober 2020 opnieuw beroep ingesteld, omdat de staatssecretaris wederom niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn op 27 juni 2020 was verstreken en dat er geen nieuwe ingebrekestelling nodig was. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de staatssecretaris alsnog binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 200,- per dag verbeurt voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 256,-. De uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL20.18939

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. S. Thelosen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Eiseres heeft reeds eerder beroep ingesteld in verband met het niet tijdig beslissen op haar aanvraag tot verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van 6 augustus 2018.
Bij uitspraak van 20 maart 2020 (NL19.25151) van deze rechtbank en zittingsplaats Utrecht is het door eiseres ingestelde beroep gegrond verklaard, het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en bepaald dat verweerder binnen 14 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit neemt, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank heeft voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Verweerder heeft op 11 juni 2020 een dwangsombesluit geslagen en heeft daarbij de maximale dwangsom van €1442,- toegekend aan eiseres.
Op 28 oktober 2020 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag.
Op 11 november 2020 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. Eiseres heeft bij brief van 11 november 2020 gereageerd op het door verweerder in zijn verweerschrift gestelde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
3. Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
4. Nu de rechtbank bij uitspraak van 20 maart 2020 verweerder heeft opgedragen een nieuw besluit op de aanvraag te nemen en de uitspraak op diezelfde datum is verzonden, had verweerder uiterlijk op 27 juni 2020 op de aanvraag van eiseres moeten beslissen. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken. Een nieuwe ingebrekestelling is in dit geval niet vereist.
5. Het beroep is kennelijk gegrond.
6. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Op grond van het derde lid kan de rechtbank in bijzondere gevallen of indien naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.
7. Verweerder erkent in zijn verweerschrift dat de beslistermijn inmiddels is verstreken. Verweerder beroept zich op het feit dat de coronamaatregelen de mogelijkheden om te beslissen op aanvragen in ernstige mate beperken. Verweerder doet geen toezeggingen omtrent de termijn waarbinnen in de thans voorliggende zaak kan worden beslist.
8. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder had, ook als er vanuit wordt gegaan dat de coronaperiode besluitvorming bemoeilijkte, al gevolg moeten geven aan de uitspraak van de rechtbank van 20 maart 2020. Verweerder wordt geacht er alles aan te doen de uitspraak van de rechtbank na te leven. Dat verweerder dat niet heeft gedaan en een verweer voert zoals hiervoor weergegeven, vindt de rechtbank in het licht van de opdracht in de uitspraak van 20 maart 2020 ongepast. Bovendien is inmiddels de uiterste beslistermijn van 21 maanden verstreken. De rechtbank acht in dit verband een termijn van twee weken om te beslissen op de aanvraag redelijk en draagt verweerder dan ook op uiterlijk binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen. Naar het oordeel van de rechtbank kan van verweerder worden gevraagd zich in deze zaak extra in te spannen om op korte termijn een besluit op de asielaanvraag van eiseres te nemen.
9. De rechtbank ziet voorts aanleiding, nu sprake is van een opvolgend beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op de asielaanvraag, met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom van € 200,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van €15.000,-.
10. Er is aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 256,- (1 punt voor het beroep, wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in verband met het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op alsnog een besluit te nemen op de aanvraag binnen twee
weken na de dag van verzending van deze uitspraak;
- bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 200,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van in totaal € 256,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, rechter, in aanwezigheid N. Joacim, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.