Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 525,-.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 21 augustus 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een asielzoekster. De verzoekster, die Guinese nationaliteit claimt, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Echter, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag niet in behandeling genomen, met als reden dat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 18 augustus 2020, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. L.M. Straver, en een tolk, mevrouw J.P.M. Olsthoorn. De vertegenwoordiger van de Staatssecretaris was ook aanwezig. Tijdens de zitting werd de zaak NL20.13879 behandeld, die verband hield met het verzoek om voorlopige voorziening. De rechtbank heeft in de bodemzaak, die op dezelfde dag werd behandeld, het beroep gegrond verklaard, wat betekende dat de voorlopige voorziening niet meer nodig was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen.
Desondanks heeft de voorzieningenrechter de Staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 525,-. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten voor rechtsbijstand, aangezien verzoekster een toevoeging had ontvangen. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.