ECLI:NL:RBDHA:2020:12903

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 november 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
NL20.19138
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van onvoldoende bewijs voor reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiseres, een Nigeriaanse vrouw, heeft een asielaanvraag ingediend bij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die deze aanvraag op 26 oktober 2020 heeft afgewezen. Eiseres stelt dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade, onder andere door schuldeisers van haar overleden vader en door personen die haar in de gedwongen prostitutie hebben gebracht. Tijdens de zitting op 3 december 2020 heeft eiseres haar vrees toegelicht, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er daadwerkelijk een reëel risico bestaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig zijn, maar dat de vrees voor vervolging of schade niet onderbouwd is. De rechtbank verwijst naar het algemeen ambtsbericht over Nigeria, waaruit blijkt dat de autoriteiten bescherming bieden aan slachtoffers van mensenhandel en andere misdrijven. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij geen bescherming kan krijgen van de Nigeriaanse autoriteiten. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de afwijzing van de asielaanvraag bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19138

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [V-nummer]
mede ten behoeve van haar minderjarig kind
[naam]
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

ProcesverloopBij besluit van 26 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 december 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Idemudia. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] .
2. Eiseres heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw [1] . Zij vreest voor de schuldeisers van haar inmiddels overleden vader. Deze schuldeisers, meer specifiek [naam] en [naam] , houden haar verantwoordelijk voor de schuld van haar vader en bedreigen haar met de dood. Zij vreest ook voor [naam] , die haar vanuit Nigeria heeft meegenomen naar Libië en heeft verkocht aan [naam] . Verder vreest ze voor [naam] , die haar in de gedwongen prostitutie in Libië heeft doen belanden. Eiseres heeft verder aangevoerd dat zij in Nigeria geen bescherming kan inroepen bij de Nigeriaanse autoriteiten omdat zij geen bewijs heeft tegen de schuldeisers, [naam] en [naam] . Aangifte doen is daardoor zinloos.
3. Verweerder heeft de herkomst, identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig geacht. Ook wordt geloofwaardig geacht dat er sprake is van schuldeisers, meer specifiek van [naam] en [naam] , die de schuld van de vader van eiseres afgelost willen zien. Ten slotte wordt ook geloofwaardig geacht dat eiseres door [naam] is verkocht aan [naam] en daardoor in de gedwongen prostitutie in Libië is beland. Van een reëel risico op ernstige schade is volgens verweerder echter geen sprake. Niet is gebleken dat de vrees voor enerzijds [naam] en [naam] en anderzijds [naam] en [naam] gegrond is. Indien eiseres al problemen zou ervaren met voornoemde personen kan zij bescherming vragen bij de Nigeriaanse autoriteiten. Niet is aangetoond dat bescherming vragen bij voorbaat zinloos is. Hiervoor verwijst verweerder naar het algemeen ambtsbericht over Nigeria [2] .
De rechtbank oordeelt als volgt.
Reëel risico op ernstige schade?
4. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres met haar verklaring niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria te vrezen heeft voor de schuldeisers van haar vader. Hiertoe is van belang dat eiseres tijdens het nader gehoor [3] heeft verklaard dat zij haar moeder wilde helpen met het afbetalen van de schuld die haar vader zou hebben bij verschillende schuldeisers. Dat zij door de schuldeisers persoonlijk verantwoordelijk wordt gehouden voor de schulden is een aanname en blijkt niet uit het aanmeldgehoor of andere stukken. Verder is de verklaring dat zij met de dood is bedreigd niet onderbouwd en eveneens gebaseerd op vermoedens. Daarnaast geeft eiseres tijdens het nader gehoor ten aanzien van de schuldeisers [naam] en [naam] aan dat zij niet weet of zij haar 8 jaar later nog zouden herkennen.
5. Ten aanzien van [naam] en [naam] heeft eiseres evenmin aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Nigeria heeft te vrezen voor hen. Eiseres stelt dat dit wel het geval is, maar haar stelling is gebaseerd op aannames. Uit het verslag nader gehoor van eiseres blijkt dat zij [naam] en [naam] al ruim 8 jaar niet gezien heeft, geen contact met ze heeft gehad, niet weet waar ze zijn en tot op heden geen problemen heeft ondervonden met een van hen [4] . Dat er enige reële dreiging zou volgen van [naam] of [naam] richting eiseres is dan ook niet aannemelijk gemaakt. De omstandigheid dat [naam] in de nabijheid van de familie van eiseres zou wonen en zij [naam] zou inlichten maakt het voorgaande niet anders. Dit is een veronderstelling van eiseres die niet nader is onderbouwd.
Bescherming Nigeriaanse autoriteiten
6. Verweerder heeft het standpunt kunnen innemen dat er in Nigeria door de autoriteiten bescherming wordt geboden. Volgens het algemeen ambtsbericht heeft de regering in Nigeria belangrijke inspanningen gedaan op het gebied van bestrijding van mensenhandel [5] . Verder kunnen slachtoffers van mensenhandel, maar ook slachtoffers van andere misdrijven, worden opgevangen bij gouvernementele organisaties en non-gouvernementele organisaties [6] . Eiseres heeft gelet op het voorgaande dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de Nigeriaanse autoriteiten in haar geval haar niet zouden willen of kunnen helpen of haar geen bescherming zouden of willen bieden als zich toch problemen voordoen. De stelling van eiseres dat aangifte doen geen zin heeft, omdat ze geen bewijsmiddelen heeft, mist onderbouwing.
Conclusie
7. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid vanmr. W. van Loon, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemeen Ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken inzake Nigeria van 27 juni 2018.
3.Verslag nader gehoor, pagina 11.
4.Verslag nader gehoor, pagina 11 en 14.
5.Pagina 64.
6.Pagina 66.