ECLI:NL:RBDHA:2020:12902

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2020
Publicatiedatum
17 december 2020
Zaaknummer
09/110662-19
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens diefstal, verduistering en oplichting

Op 2 maart 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal, verduistering en oplichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeven vermogensdelicten, waarbij zij onder andere als directiesecretaresse bij verschillende bedrijven misbruik heeft gemaakt van haar functie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft de feiten beoordeeld op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting, waarbij de verdachte op verschillende data, waaronder 25 november 2019 en 17 februari 2020, is gehoord. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat de bedrijven door haar handelen zijn bewogen tot afgifte van goederen of diensten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen, waaronder haar psychische toestand en de zorg voor haar minderjarige zoon. De rechtbank heeft de op te leggen straffen in overeenstemming geacht met de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 09/110662-19; 09/066096-19 (ttz. gev.); 09/066122-19 (ttz. gev.); 09/120717-18 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 2 maart 2020
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 25 november 2019 (regie) en ter terechtzitting van 17 februari 2020 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Mos en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. S. van der Eijk naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage A aan dit vonnis gehecht.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Er zijn vier zaken tegen de verdachte aanhangig gemaakt, te weten de zaak met parketnummer: 09/110662-19 (hierna: dagvaarding I), de zaak met parketnummer: 09/066096-19 (hierna: dagvaarding II), de zaak met parketnummer: 09/066122-19 (hierna: dagvaarding III) en de zaak met parketnummer: 09/120717-18 (hierna: dagvaarding IV).
De verdachte wordt - kort en zakelijk weergegeven - verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan:
  • diefstal van een kledingstuk van een vestiging van de [bedrijf 1] te ’s-Gravenhage (dagvaarding I);
  • oplichting van een aantal bedrijven, terwijl zij in dienst was bij [bedrijf 2] (feit 1 primair, dagvaarding II) ofwel verduistering van geldbedragen en/of goederen van [bedrijf 2] , die zij uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had (feit 1 subsidiair, dagvaarding II);
  • verduistering van een aantal mobiele telefoons van [bedrijf 2] , die zij uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had (feit 2, dagvaarding II);
  • oplichting van een aantal bedrijven, terwijl zij in dienst was bij [bedrijf 3] (primair, dagvaarding III) ofwel verduistering van geldbedragen en/of goederen van [bedrijf 3] , die zij uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had (subsidiair, dagvaarding III);
  • oplichting van een aantal bedrijven, terwijl zij in dienst was bij de [bedrijf 4] (feit 1 primair, dagvaarding IV) ofwel verduistering van geldbedragen en/of goederen - van de [bedrijf 4] , die zij uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had (feit 1 subsidiair, dagvaarding IV);
  • het valselijk opmaken en/of vervalsen van een brief (feit 2 primair, dagvaarding IV) ofwel het opzettelijk gebruik maken van deze valse of vervalste brief (feit 2 subsidiair, dagvaarding IV);
  • verduistering van een keyboardcover voor een iPad, een Galaxy A5 telefoon, een iPad 32 GB en een token van de [bedrijf 4] die zij uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich had (feit 3, dagvaarding IV);
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het bij dagvaarding I, tenlastegelegde, het bij dagvaarding II onder 1 primair en 2 tenlastegelegde, het bij dagvaarding III primair tenlastegelegde en het bij dagvaarding IV onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde.
Op de specifieke standpunten zal de rechtbank, voor zover relevant, nader in gaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de in dagvaarding II en III (primair) ten laste gelegde oplichting, omdat de bedrijven door het aanwenden van een of meer oplichtingsmiddelen niet zijn bewogen tot afgifte van de goederen. Ook heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit ten aanzien van het in dagvaarding II onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde onderdeel “
een of meer geldbedrag(en)” en onder feit 2 tenlastegelegde onderdeel “
te weten 9 stuks Apple iPhone 4 (16 GB) en/of 2 stuks HTC Desire 601 en/of 1 Nokia 301 en/of 1 Blackberry 9790 Bold), in elk geval enig(e) goed(eren)”, omdat dit niet uit het dossier volgt. Eveneens heeft de raadsman partiële vrijspraak bepleit van de in dagvaarding IV onder 3 ten laste gelegde verduistering van de telefoon en de token, omdat de verdachte deze voorwerpen aan de [bedrijf 4] zou hebben teruggegeven. Ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op de specifieke standpunten zal de rechtbank, voor zover relevant, nader in gaan.
3.4.
De beoordeling van de tenlastelegging
3.4.1
Ten aanzien van dagvaarding I [1]
Aangezien de verdachte het bij dagvaarding I ten laste gelegde feit heeft bekend, zij nadien niet anders heeft verklaard en haar raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met betrekking tot dit feit met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van het bij dagvaarding I tenlastegelegde feit, bezigt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
  • Een geschrift, te weten een Aangifteformulier winkeldiefstal, d.d. 16 april 2019, met een bijlage (p. 11 t/m 13);
  • De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2020.
3.4.2
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van dagvaarding II [2]
3.4.2.1 Ten aanzien van feiten 1 primair en 1 subsidiair
Ten aanzien van feit 1 primair, wordt de verdachte verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van een aantal bedrijven door – in haar hoedanigheid als directiesecretaresse bij [bedrijf 2] – telkens vanuit haar zakelijke e-mailaccount diverse goederen bij deze bedrijven te bestellen voor privégebruik, terwijl zij deze bedrijven voor de betreffende goederen liet factureren bij [bedrijf 2] . De verdachte heeft bovenstaande handelswijze bekend. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte – door op deze wijze te handelen – een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen teneinde daarvan misbruik te maken.
Hoewel de rechtbank bewezen acht dat de verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen in het contact dat zij heeft gehad met de in feit 1 primair genoemde bedrijven, acht de rechtbank niet bewezen dat deze bedrijven mede onder invloed van dit oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken zijn bewogen tot de afgifte van enig goed of het verlenen van een dienst.
Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Voor oplichting blijkens artikel 326, eerste lid, Sr is vereist dat iemand door een in dit artikel genoemd oplichtingsmiddel wordt bewogen tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel “beweegt” tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed, tot het verlenen van een dienst, tot het ter beschikking stellen van gegevens, tot het aangaan van een schuld of tot het teniet doen van een inschuld als bedoeld in artikel 326, eerste lid Sr (ECLI:NL:HR:2016:2889).
Nu uit het dossier niet is gebleken dat de betreffende bedrijven door het aannemen van een valse hoedanigheid door de verdachte zijn overgegaan tot levering van de goederen en/of diensten, is geen sprake van oplichting. Niet kan immers worden uitgesloten dat de bedrijven ook waren overgegaan tot levering, indien de verdachte zonder gebruikmaking van een valse hoedanigheid de goederen dan wel diensten had besteld. De rechtbank zal de verdachte om die reden vrijspreken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 1 subsidiair bezigt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal aangifte van [naam aangever 1] van de politie Haaglanden, nr. PL1521-2014040602-1, d.d. 3 maart 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, (p. 7 t/m 11);
  • een proces-verbaal van verhoor [naam aangever 1] van de politie Eenheid Den Haag, nr. PL1521-2014040602-5, d.d. 3 maart 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, (p. 12 t/m 14);
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2020.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte een of meer geldbedrag(en) heeft verduisterd van [bedrijf 2] en zal de verdachte om die reden vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
3.4.2.2 Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van feit 2 bezigt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal aangifte van [naam aangever 1] van de politie Haaglanden, nr. PL1521-2014040602-1, d.d. 3 maart 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, (p. 9 t/m 11);
  • een proces-verbaal van aangever [naam aangever 1] van de politie Eenheid Den Haag, nr. PL1521-2014040602-5, d.d. 3 maart 2014 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, (p. 12 t/m 14);
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2020.
De verdachte wordt ten aanzien van feit 2 verweten dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan de verduistering van elf telefoons van [bedrijf 2] Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen kan worden dat de verdachte al deze telefoons heeft verduisterd, omdat het overzicht dat daartoe zou moeten dienen onduidelijk is. Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank echter wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte meerdere mobiele telefoons van [bedrijf 2] heeft verduisterd.
3.4.3
De overwegingen van de rechtbank ten aanzien van dagvaarding III [3]
De verdachte heeft bekend dat zij de bestellingen als werknemer van [bedrijf 3] heeft gedaan, terwijl zij in werkelijkheid voor haar privé bestemd waren en de bedrijven laten factureren aan [bedrijf 3] De rechtbank is van oordeel dat de verdachte – door op deze wijze te handelen – een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen teneinde daarvan misbruik te maken.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen in het contact dat zij heeft gehad met de bedrijven die zijn vermeld in het primair tenlastegelegde feit. Met inachtneming van eerdergenoemd toetsingskader inzake oplichting, acht de rechtbank echter niet bewezen dat deze bedrijven mede door gebruikmaking van deze valse hoedanigheid in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken zijn bewogen tot de afgifte van enig goed of het verlenen van een dienst. De rechtbank zal de verdachte om die reden vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het bij dagvaarding III subsidiair tenlastegelegde, bezigt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal aangifte van [naam aangever 2] van de politie Eenheid Den Haag, nr. PL1500-2017015451-1, d.d. 16 januari 2017 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, met bijlagen (p. 8 t/m 98);
  • een proces-verbaal van verhoor [naam aangever 2] van de politie Eenheid Den Haag, nr. PL1500-2017015451-14, d.d. 10 maart 2017 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, (p. 99 t/m 101);
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2020.
3.4.2
Ten aanzien van dagvaarding IV [4]
3.4.2.1 De feiten 1 primair en 2 primair
Aangezien de verdachte het bij dagvaarding IV onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde heeft bekend, zij nadien niet anders heeft verklaard en haar raadsman geen vrijspraak heeft bepleit, volstaat de rechtbank met betrekking tot deze feiten met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Ten aanzien van feit 1 primair bezigt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal aangifte van [naam aangever 3] van de Politie Eenheid Rotterdam, nr. PL1700-2017289813-1, d.d. 18 september 2017 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, met bijlagen (p. 9 t/m 107);
  • een proces-verbaal aangifte van [naam aangever 3] van de Politie Eenheid Rotterdam, nr. PL1700-2017355545-1, d.d. 8 november 2017 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (p. 160 t/m 162), met de bijlagen die betrekking hebben op het bedrijf [bedrijf 5] (p. 186 t/m 206);
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2020.
Ten aanzien van feit 2 primair bezigt de rechtbank de volgende bewijsmiddelen:
  • een proces-verbaal aangifte van [naam aangever 3] van de Politie Eenheid Rotterdam, nr. PL1700-2017289813-1, d.d. 18 september 2017 opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren (p. 9 t/m 12), met als bijlage een brief van [naam 1] (p. 55);
  • een proces-verbaal van verhoor [getuige 1] van de Politie Eenheid Rotterdam, nr. PL1700-2017289813-3, d.d. 21 november 2017 opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, met een bijlage (p. 108 t/m 111);
  • de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2020.
Enkele overwegingen van de rechtbank ten aanzien van feit 1 primair
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte [bedrijf 6] en [bedrijf 5] heeft opgelicht.
Ook is aan de verdachte ten laste gelegd dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [bedrijf 7] en [bedrijf 8] Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, acht de rechtbank bewezen dat de verdachte een valse hoedanigheid heeft aangenomen in het contact dat zij heeft gehad met laatstgenoemde bedrijven. Met inachtneming van eerdergenoemd toetsingskader inzake oplichting, acht de rechtbank echter niet bewezen dat deze dienstverlenende bedrijven mede onder invloed van dit oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken zijn bewogen tot het verlenen van een dienst. Anders dan de officier van justitie, acht de rechtbank om die reden niet bewezen dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [bedrijf 7] en [bedrijf 8] en zal de verdachte derhalve vrijspreken van de oplichting van deze bedrijven.
3.4.2.2 Ten aanzien van feit 3
De bewijsmiddelen
Een aangetekende brief van 11 oktober 2017 van de [bedrijf 4] gericht aan [verdachte] , waarin aan haar wordt gevraagd om een keyboardcover voor een iPad, een Galaxy A5, een iPad 32 GB en een token van de [bedrijf 4] in te leveren. [5]
Een aangetekende brief van 8 januari 2018 die [naam 2] namens de [bedrijf 4] heeft opgesteld en die gericht is aan [verdachte] . In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:
“Daarnaast heeft u geen gehoor gegeven aan mijn oproep om de persoonlijke eigendommen van de [bedrijf 4] in te leveren nadat u hierom expliciet bent verzocht na uw strafontslag.” [6]
[getuige 2] heeft op 23 januari 2018 het volgende verklaard: “
[verdachte] heeft een aantal gebruiksvoorwerpen van [bedrijf 4] in bruikleen gekregen die [bedrijf 4] heeft teruggevorderd middels de brief van 11 oktober 2017. Omdat [verdachte] tot op heden de eigendommen van [bedrijf 4] niet heeft ingeleverd, wordt de waarde van de eigendommen, zijnde € 860,75, bij mevrouw teruggevorderd.” [7]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij bij [afdeling] van de [bedrijf 4] heeft gewerkt, dat zij op 11 oktober 2017 door deze werkgever is ontslagen en dat zij de in de tenlastelegging vermelde keyboardcover en iPad kwijt is geraakt en dit niet heeft gemeld bij de [bedrijf 4] . [8]
De overwegingen van de rechtbank
De verdachte heeft ter terechtzitting van 17 februari 2020 verklaard dat zij het in de tenlastelegging vermelde token heeft opgestuurd naar de IT-afdeling van de [bedrijf 4] . Ten aanzien van de Galaxy A5 telefoon heeft zij verklaard dat zij deze vermoedelijk ook had opgestuurd, maar dat ze dat niet meer zeker wist.
De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte het token en de telefoon heeft geretourneerd aan de [bedrijf 4] . Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de aan de verdachte toegezonden brief van 8 januari 2018 en uit de verklaring van [getuige 2] blijkt dat ook het token en de telefoon niet aan de [bedrijf 4] waren teruggegeven. De verdachte heeft evenmin aannemelijk kunnen maken dat zij deze goederen heeft geretourneerd door het overleggen van een verzendbewijs of een bewijs van teruggave van de [bedrijf 4] . De rechtbank concludeert zodoende op grond van voornoemde bewijsmiddelen dat de verdachte deze goederen niet heeft teruggegeven aan haar voormalig werkgever, waarmee zij zich schuldig heeft gemaakt aan de haar bij feit 3 tenlastegelegde gekwalificeerde verduistering.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
dagvaarding I
zij op 16 april 2019 te 's-Gravenhage een kledingstuk, dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] (gevestigd [adres bedrijf 1] ) , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Dagvaarding II
1. subsidiair.
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 januari 2014 te
’s-Gravenhage, opzettelijk
- ( cadeau- en/of boeken)bonnen en cheques en bloemen en snoepgoed en kinderspeelgoed en kinderkleding en een Design Dienblad + Wijnetiket, die geheel toebehoorden aan [bedrijf 2] (gevestigd [adres bedrijf 2] ), en welke goederen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als directiesecretaresse, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
zij op tijdstippen in de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 januari 2014 te
’s-Gravenhage, opzettelijk
- mobiele telefoons, die geheel toebehoorden aan [bedrijf 2] (gevestigd Prinses Beatrixlaan 23), en welke goederen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als directiesecretaresse, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Dagvaarding III
subsidiair
zij op tijdstippen in de periode van 1 augustus 2016 tot en met 20 oktober 2016 te Leiden, opzettelijk
- ( cadeau- en/of boeken)bonnen en cheques en speelgoedartikelen en bonbons en Tony’s pakketten en bloemen en andere producten en artikelen, die geheel toebehoorden aan [bedrijf 3] (gevestigd [adres bedrijf 3] ), en welke goederen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als secretaresse, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
dagvaarding IV
1
Zij op tijdstippen in de periode van 1 maart 2017 tot en met 1 september 2017 te Rotterdam, meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen, een aantal nader te noemen bedrijven, telkens heeft bewogen tot de afgifte van enige goederen of het verlenen van diensten, te weten
- [bedrijf 6] (gevestigd [adres bedrijf 6] ):
huurauto’s (en daarbij de gereden en in rekening gebrachte boetes en schade) van in totaal 4139,40 euro, en
- [bedrijf 5] (gevestigd [adres bedrijf 5] ): (feest)artikelen van in totaal 638,20 euro, en
- bij bovengenoemde bedrijven, goederen of diensten voor eigen gebruik te bestellen en/of te kopen en
- Voor de facturen van voornoemde bestellingen gebruik te maken van de rekening
en de naam van de [bedrijf 4] (gevestigd [adres bedrijf 4] ) zonder
hiervoor toestemming te hebben van [bedrijf 4] en
- deze goederen en diensten te bestellen vanaf haar zakelijke e-mailadres en bij die bestellingen gebruik te maken van haar zakelijke digitale handtekening en/of haar zakelijke visitekaartje en
- Bij een deel van deze bestellingen gebruik te maken van
eenbrief met
eenvervalste en
eenvals inkoopnummer ( [(--)] ) van de [bedrijf 4] en
eenvalse naam (te weten [naam 1] ) en ondertekening en
- op deze wijze gebruik te maken van haar hoedanigheid en de functie van medewerker bij [afdeling] bij de [bedrijf 4]
- als ware zij uit hoofd
evan deze functie bevoegd tot het doen van voornoemde bestellingen en
- alsof uiteindelijk de bovengenoemde facturen zouden worden betaald door de [bedrijf 4]
.
2
zij op tijdstippen in de periode van 29 mei 2017 tot en met 30 mei 2017 te Rotterdam, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een brief, valselijk heeft opgemaakt, door een vals en niet-bestaand inkoopnummer (te weten [(--)] ) en een valse en niet-bestaande naam en ondertekening (te weten [naam 1] ), op de brief te vermelden met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;
3
zij op tijdstippen in de periode van 11 oktober 2017 tot en met 23 januari 2018 te Rotterdam, opzettelijk een Keyboardcover voor
een iPaden een Galaxy A5 telefoon en een
iPad32GB en een token, die geheel toebehoorden aan [bedrijf 4] (gevestigd [adres bedrijf 4] ), en welke goederen verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerker bij [afdeling] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Reclassering Nederland en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke zorginstelling.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafbepaling rekening te houden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, te weten dat de verdachte had te kampen met een depressie, de zorgbehoefte van de minderjarige zoon van de verdachte die volledig van de verdachte afhankelijk is en dat de verdachte spijt heeft betuigd en een betalingsregeling heeft getroffen. Ook heeft de raadsman aangevoerd dat ten aanzien van dagvaarding II, III en IV sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Gelet op het voornoemde heeft de raadsman voorgesteld om aan de verdachte een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft in een periode van ruim vijf jaren bij drie verschillende werkgevers zich telkens schuldig gemaakt aan oplichting dan wel verduistering. De rechtbank constateert dat sprake was van een delictpatroon, waarbij de verdachte herhaaldelijk misbruik maakte van haar functie dan wel van haar zakelijke contactgegevens bij het plaatsen van bestellingen, reserveringen en bij het gebruikmaken van diensten voor privédoeleinden voor rekening van haar werkgever. Zij heeft op deze wijze zichzelf telkens voor forse bedragen goederen toegeëigend en van (luxe) diensten gebruik gemaakt. De verdachte heeft daarbij in een enkel geval niet geschuwd om gebruik te maken van andere namen en heeft ook een brief met een niet-bestaand inkoopnummer valselijk opgemaakt, teneinde een autoverhuurder ervan te overtuigen dat zij namens haar werkgever bevoegd was tot het huren en gebruikmaken van de desbetreffende (luxe) auto. De rechtbank stelt vast dat, nadat de fraude bij (een) eerdere werkgever(s) aan het licht was gekomen, dit haar er niet van heeft weerhouden om bij (een) volgende werkgever(s) opnieuw op een soortgelijke wijze ten koste van haar werkgever bedrijven op te lichten en/of goederen te verduisteren. Door deze handelingen heeft zij het vertrouwen dat de werkgevers in haar hadden gesteld ernstig geschaad en hen financiële schade berokkend. Het benadelingsbedrag van de door de verdachte gepleegde fraudedelicten betreft ruim € 54.000,-. Bovendien heeft zij – nadat zij door haar werkgevers geconfronteerd werd met de geconstateerde fraude – steeds (in strijd met de waarheid) gesteld dat zij handelde met goedkeuring van of in opdracht van een collega, waarmee zij ook de integriteit van die collega(’s) in twijfel heeft getrokken en hen schade heeft berokkend. De verdachte heeft zich kennelijk van deze negatieve effecten niets aangetrokken en heeft zich enkel laten leiden door haar eigen financiële gewin.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 13 december 2019 waaruit blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het reclasseringsadvies van 12 februari 2020, waarin de reclassering adviseert om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering Nederland en een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke zorginstelling.
De op te leggen straffen
Gelet op de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een andere straf dan gevangenisstraf. De landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting vermelden voor het plegen van een fraudedelict van deze omvang een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee tot vijf maanden. Nu de verdachte gedurende een lange periode bij verschillende werkgevers zich herhaaldelijk schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten betreffende oplichting en/of verduistering en zij bovendien ook valsheid in geschrifte en winkeldiefstal heeft gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten van dagvaardingen II en IV en het bewezenverklaarde feit van dagvaarding III de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM – al dan niet in aanzienlijke mate – is overschreden. Ook neemt de rechtbank in overweging dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van bovengenoemde duur ertoe zal kunnen leiden dat aan de minderjarige ernstig gehandicapte zoon van de verdachte niet de zorg geboden kan worden die hij nodig heeft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling, met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 uur, passend en geboden zijn.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225, 321, 322 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij rechtens golden dan wel gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding II met parketnummer: 09/066096-19 onder 1 primair tenlastegelegde feit en het bij dagvaarding III met parketnummer: 09/066122-19 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding I met parketnummer: 09/110662-19 tenlastegelegde feit, de bij dagvaarding II met parketnummer: 09/066096-19 onder 1 subsidiair en 2 tenlastegelegde feiten, het bij dagvaarding III met parketnummer: 09/066122-19 subsidiair tenlastegelegde feit en de bij dagvaarding IV met parketnummer: 09/120717-18 onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I:
diefstal;
ten aanzien van feit 1 subsidiair van dagvaarding II:
verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 van dagvaarding II:
verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
ten aanzien van subsidiair van dagvaarding III:
verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 1 primair van dagvaarding IV:
oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2 primair van dagvaarding IV:
valsheid in geschrift;
ten aanzien van feit 3 van dagvaarding IV:
verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
5 (vijf) maanden,
niet zal worden tenuitvoergelegdonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
2 (twee) jarenvastgestelde
proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland, adres: Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH Den Haag op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd onder behandeling stelt van De Waag of een soortgelijke zorginstelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, en zich houdt aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
een taakstraf voor de tijd van
240 (tweehonderdveertig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (honderdtwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.F.H. van Eijk, voorzitter,
mr. J. Holleman, rechter,
mr. T.J. Lindhout, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M.Th. Boeter en mr. E. Özsoy, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 maart 2020.
Bijlage A
Tekst tenlasteleggingen
Parketnummer: 09-110662-19
zij op of omstreeks 16 april 2019 te 's-Gravenhage een kledingstuk, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [bedrijf 1] (gevestigd [adres bedrijf 1] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Parketnummer: 09/066096-19
1
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 januari 2014 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meerdere hieronder genoemde bedrijf/bedrijven en/of warenhuis/warenhuizen en/of
(zakelijke en/of commerciële) onderneming(en), (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van
enig(e) hieronder genoemde goed(eren) en/of het verlenen van enig(e) hieronder genoemde
dienst(en), te weten
- [bedrijf 9] (gevestigd [adres bedrijf 9] ): een of meer huurauto(’s) (en daarbij de gereden en/of in rekening gebrachte boete(s) en/of schade) voor in totaal 18.433,44 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 10] (gevestigd [adres bedrijf 10] ): een of meer (cadeau)bon(nen)
en/of cheque(s) ter waarde van in totaal 7.296,50 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 11] (gevestigd [adres bedrijf 11] ): een of meer (cadeau- en/of boeken)bon(nen) en/of cheque(s) (van o.a. Douglas en/of Bol.com en/of VVV) en/of bloemen en/of snoepgoed voor in totaal 15.886,83 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 12] (gevestigd [adres bedrijf 12] ): een of meer YourGift Cards
(cadeau)bon(nen) en/of Bol.com (cadeau)bon(nen) en/of Beauty & Parfum(cadeau)bon(nen)
en/of Restaurant (cadeau)bon(nen) en/of Bongo (cadeau)bon(nen) en/of Fashioncheque
(cadeau)bon(nen) en/of (kinder)speelgoed en/of (kinder)kleding voor in totaal 7.466,23 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 13] (gevestigd [adres bedrijf 13] ): een of meer product(en) en/of artikel(en) (te weten een Design Dienblad + Wijnetiket (en de daarbij komende bezorgkosten)) van in totaal 414,43 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 14] (gevestigd [adres bedrijf 14] ): de cursus Specialisatie PR & Eventmanagement van in totaal 2.895,00 euro, althans enig geldbedrag,
door - zakelijk weergegeven- (telkens)
- bij bovengenoemd(e) bedrijf/bedrijven en/of warenhuis/warenhuizen en/of (zakelijke en/of
commerciële) onderneming(en) meermaals, althans eenmaal, (telkens) een of meer goed(eren) en/of dienst(en) (voor eigen gebruik) te bestellen en/of te kopen en/of
- Voor de factuur/facturen van voornoemde bestelling(en) gebruik te maken van de rekening
en/of de naam van het bedrijf [bedrijf 2] (zonder hiervoor toestemming te hebben van [bedrijf 2] )
en/of
- ( daarbij) deze goed(eren) en/of dienst(en) te bestellen vanaf haar zakelijke e-mailadres en/of bij die bestelling(en) gebruik te maken van haar zakelijke (digitale) handtekening en/of
- ( een deel van) deze goed(eren) en/of dienst(en) te laten (af)leveren bij (het kantoor van)
[bedrijf 2] (gevestigd [adres bedrijf 2] ) en/of
- ( op deze wijze) gebruik te maken van haar hoedanigheid en/of de functie van directie
secretaresse bij [bedrijf 2] en/of
- als ware zij uit hoofd van deze functie bevoegd tot het doen van voornoemde bestelling(en) en/of
- alsof (uiteindelijk) de bovengenoemde facturen zouden worden betaald (door het bedrijf
[bedrijf 2] );
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 januari 2014 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, opzettelijk
- een of meer geldbedrag(en) en/of
- een of meer (cadeau- en/of boeken)bon(nen) en/of cheque(s) en/of bloemen en/of snoepgoed en/of (kinder)speelgoed en/of (kinder)kleding en/of een Design Dienblad + Wijnetiket in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [bedrijf 2] . (gevestigd [adres bedrijf 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als directie secretaresse, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel art 322 Wetboek van Strafrecht, art 321 Wetboek van Strafrecht)
2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 28 januari 2014 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, opzettelijk
- een of meer mobiele telefoon(s) (te weten 9 stuks Apple iPhone 4 (16 GB) en/of 2 stuks HTC Desire 601 en/of 1 Nokia 301 en/of 1 Blackberry 9790 Bold), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [bedrijf 2] (gevestigd [adres bedrijf 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als
directie secretaresse, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel art 322 Wetboek van Strafrecht, art 321 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer: 09/066122-19
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 20
oktober 2016 te Leiden, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
een of meerdere hieronder genoemde bedrijf/bedrijven en/of warenhuis/warenhuizen en/of
(zakelijke en/of commerciële) onderneming(en), (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van
enig(e) hieronder genoemde goed(eren) en/of het verlenen van enig(e) hieronder genoemde
dienst(en), te weten
- [bedrijf 15] (gevestigd [adres bedrijf 15] ): een of meer
(speelgoed)artikel(en) van in totaal 69,96 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 16] (gevestigd [adres bedrijf 16] ): een of meer
(speelgoed)artikel(en) van in totaal 402,70 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 11] (gevestigd [adres bedrijf 11] ): een of meer Bijenkorf
(cadeau)kaart(en) en/of bonbons en/of Tony’s pakket(ten) en/of Prénatal (cadeau)kaart(en)
en/of VVV (cadeau)bon(nen) en/of (bioscoop)bon(nen) en/of VVV Dinercheque(s) en/of ICI Paris XL Gift Card(s) en/of Fashioncheque(s) en/of Hunkemoller Giftcard(s) en/of Media Markt Cadeaukaart(en) en/of Bol.com Cadeaukaart(en) van in totaal 15.994,67 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 18] (gevestigd [adres bedrijf 18] ): een of meer product(en) en/of artikel(en) van in totaal 193,50 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 19] (gevestigd [adres bedrijf 19] ): een of meer Diner Cadeaukaart(en) van in totaal 311,95 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 20] (gevestigd [adres bedrijf 20] ): een of meer artikel(en) en/of product(en) van in totaal 339,75 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 21] (gevestigd [adres bedrijf 21] ): een of meer hotelkamer(s) en/of Logies van in totaal 272,40 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 22] (gevestigd [adres bedrijf 22] ): een of meer artikel(en) en/of
product(en) (o.a. parfum) van in totaal 362,55 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 23] (gevestigd [adres bedrijf 23] ): een of meer artikel(en) en/of
product(en) van in totaal 187,90 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 24] (gevestigd [adres bedrijf 24] ): een of meer bestelling(en) en/of diner(s) van in totaal 144,37 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 25] (gevestigd [adres bedrijf 25] ): een of meer bestelling(en)
en/of diner(s) van in totaal 636,50 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 26] (gevestigd [adres bedrijf 26] ): een of meer bestelling(en) en/of artikel(en) van in totaal 40,12 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 27] (gevestigd [adres bedrijf 27] ): een of meer (verhuis)dienst(en) ter waarde van in totaal 2095,12 euro, althans enig geldbedrag,
door (telkens)
- bij bovengenoemd(e) bedrijf/bedrijven en/of warenhuis/warenhuizen en/of (zakelijke en/of
commerciële) onderneming(en) meermaals, althans eenmaal, (telkens) een of meer goed(eren) en/of dienst(en) (voor eigen gebruik) te bestellen en/of te kopen en/of
- Voor de factuur/facturen van voornoemde bestelling(en) gebruik te maken van de rekening
en/of de naam van het bedrijf [bedrijf 3] (gevestigd [adres bedrijf 3] ) (zonder hiervoor
toestemming te hebben van [bedrijf 3] ) en/of
- ( daarbij) deze goed(eren) en/of dienst(en) te bestellen vanaf haar zakelijke e-mailadres en/of bij die bestelling(en) gebruik te maken van haar zakelijke (digitale) handtekening en/of
- Bij (een deel van) deze bestelling(en) gebruik te maken van een valse naam (te weten [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] ), althans niet haar eigen naam, en/of
- ( een deel van) deze goed(eren) en/of dienst(en) te laten (af)leveren bij (het kantoor van)
[bedrijf 3] (gevestigd [adres bedrijf 3] ) en/of
- ( op deze wijze) gebruik te maken van haar hoedanigheid en/of de functie van secretaresse bij [bedrijf 3] en/of
- als ware zij uit hoofd van deze functie bevoegd tot het doen van voornoemde bestelling(en) en/of
- alsof (uiteindelijk) de bovengenoemde facturen zouden worden betaald (door het bedrijf
[bedrijf 3] );
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2016 tot en met 20
oktober 2016 te Leiden, althans in Nederland, opzettelijk
- een of meer geldbedrag(en) en/of
- een of meer (cadeau- en/of boeken)bon(nen) en/of cheque(s) en/of (speelgoed)artikel(en)
en/of bonbons en/of Tony’s pakket(ten) en/of bloemen en/of andere product(en) en/of
artikel(en), in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [bedrijf 3] (gevestigd [adres bedrijf 3] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als secretaresse, elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel art 322 Wetboek van Strafrecht, art 321 Wetboek van Strafrecht)
Parketnummer: 09/120717-18
1
Zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 1
september 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, meermalen althans eenmaal met het
oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, een (aantal) nader te noemen bedrijf/bedrijven en/of warenhuis/warenhuizen en/of (zakelijke en/of commerciële) onderneming(en), (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig(e) goed(eren) en/of het verlenen van (een) dienst(en), te weten
- [bedrijf 6] (gevestigd [adres bedrijf 6] ): een of meer
(huur)auto(’s) (en daarbij de gereden en/of in rekening gebrachte boete(s) en/of schade) van in totaal 4139,40 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 7] (gevestigd [adres bedrijf 7] ): een of meer bestelling(en) en/of maaltijd(en) van in totaal 210 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 5] (gevestigd [adres bedrijf 5] ): een of meer (feest)artikel(en) en/of product(en) van in totaal 638,20 euro, althans enig geldbedrag, en/of
- [bedrijf 8] (gevestigd [adres bedrijf 8] ): een of meer (huur)auto(‘s) (en daarbij de gereden en/of in rekening gebrachte boete(s) en/of schade) van in totaal 8606,82 euro, althans enig geldbedrag,
door (telkens)
- bij bovengenoemd(e) bedrijf/bedrijven en/of warenhuis/warenhuizen en/of (zakelijke en/of
commerciële) onderneming(en) meermaals, althans eenmaal, (telkens) een of meer goed(eren) en/of dienst(en) (voor eigen gebruik) te bestellen en/of te kopen en/of
- Voor de factuur/facturen van voornoemde bestelling(en) gebruik te maken van de rekening
en/of de naam van de [bedrijf 4] (gevestigd [adres bedrijf 4] ) (zonder
hiervoor toestemming te hebben van [bedrijf 4] ) en/of
- ( daarbij) deze goed(eren) en/of dienst(en) te bestellen vanaf haar zakelijke e-mailadres en/of bij die bestelling(en) gebruik te maken van haar zakelijke (digitale) handtekening en/of haar zakelijke visitekaartje en/of
- Bij (een deel van) deze bestelling(en) gebruik te maken van (brief/brieven met) vervalste en/of valse inkoopnummer(s) (onder andere [(--)] ) van de [bedrijf 4] en/of valse naam/namen (te weten [naam 1] ) en/of ondertekening(en) (althans niet haar eigen naam en/of ondertekening) en/of
- ( op deze wijze) gebruik te maken van haar hoedanigheid en/of de functie van medewerker bij [afdeling] bij de [bedrijf 4] en/of
- als ware zij uit hoofd van deze functie bevoegd tot het doen van voornoemde bestelling(en) en/of
- alsof (uiteindelijk) de bovengenoemde facturen zouden worden betaald (door de [bedrijf 4]
)
(Artikel art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
Zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 1
september 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk
- een of meer geldbedrag(en) en/of
- een of meer (feest)artikel(en) en/of product(en),
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [bedrijf 4]
(gevestigd [adres bedrijf 4] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerker bij [afdeling] , elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel art 322 Wetboek van Strafrecht, art 321 Wetboek van Strafrecht)
2
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2017 tot en met 30 mei 2017 te Rotterdam, althans in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een brief, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door een vals en/of niet-bestaand inkoopnummer (te weten [(--)] ) en/of een valse en/of niet-bestaande naam en/of ondertekening (te weten [naam 1] ), althans niet haar eigen naam en/of ondertekening, op de brief te vermelden met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
(Artikel art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen
leiden:
zij op of omstreeks 30 mei 2017 te Rotterdam opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een valselijk opgemaakt en/of vervalst geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een brief met daarop vermeld een vals en/of niet-bestaand inkoopnummer (te weten [(--)] ) en/of een valse en/of niet-bestaande naam en/of ondertekening (te weten [naam 1] ), althans niet haar eigen naam en/of ondertekening, als ware het echt en onvervalst, door voornoemde brief (via e-mail) te verzenden als bevestiging van opdracht en/of betaling namens de [bedrijf 4] naar [bedrijf 6] .;
(Artikel art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
3
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 oktober 2017 tot en met 23
januari 2018 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk een Keyboardcover voor Ipad en/of een Galaxy A5 telefoon en/of een I-Pad 32GB en/of een token, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [bedrijf 4] (gevestigd [adres bedrijf 4] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking, te weten als medewerker bij [afdeling] , elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
(Artikel art 321 Wetboek van Strafrecht, art 322 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer: PL1500-2019101992, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-Centrum met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 17).
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2014040602, van de politie eenheid Den Haag, district Den Haag-West, basisteam Overbosch met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 26 met bijlagen in totaal 349 pagina’s).
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2017015451, van de politie eenheid Den Haag, district Leiden-Bollenstreek, basisteam Leiden-Midden met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 325).
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1700-2017289813, van de politie eenheid Rotterdam, district Rotterdam-Stad, basisteam Centrum, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 333).
5.Een geschrift, te weten een brief van [naam 6] namens de [bedrijf 4] aan de verdachte van 11 oktober 2017, p. 126.
6.Een geschrift, te weten een brief van [naam 2] namens de [bedrijf 4] aan de verdachte van 8 januari 2018, p. 124 en 125.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] , p. 132-133.
8.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 17 februari 2020.