3.4De beoordeling van de tenlastelegging
Aangifte [slachtoffer 3]
heeft verklaard dat hij op 15 oktober 2019 rond 22.15 uur in de stationshal van het centraal station in Tilburg werd aangesproken door een jongen die hem vroeg om € 1,40 naar zijn bankrekening over te maken, omdat hij geld tekort kwam voor het kopen van een treinkaartje. De jongen zei dat hij [slachtoffer 3] een Tikkie kon sturen met een QR-code. De jongen liet op zijn telefoon aan [slachtoffer 3] een QR-code zien. Deze telefoon zag er voor [slachtoffer 3] uit als een iPhone. [slachtoffer 3] probeerde de QR-code te scannen met zijn telefoon en gebruikte daarvoor de QR-code scanner van zijn ING bank app. Het scannen van de QR-code leek niet te lukken, waarop de jongen de telefoon van [slachtoffer 3] uit zijn handen pakte. Vervolgens probeerde de jongen meerdere malen de QR-code te scannen met de telefoon van [slachtoffer 3] . Na een paar keer proberen, moest [slachtoffer 3] op zijn telefoon de bevestigingscode intoetsen, wat hij heeft gedaan. Volgens [slachtoffer 3] ging het om een jongen van begin 20 jaar met een licht getinte huidskleur, kort zwart kroeshaar, een zwarte jas aan en een Gucci heuptas om. Toen [slachtoffer 3] op 16 oktober 2019 op zijn ING bank app keek, zag hij dat een geldbedrag van € 503,99 van zijn [bankrekeningnummer] was afgeschreven bij de [naam bedrijf] in Rotterdam. [slachtoffer 3] had dit bedrag niet zelf gepind. Van de klantenservice van de ING hoorde [slachtoffer 3] dat een nieuwe ING bankieren app was geïnstalleerd op een iPhone XR. Dit was niet de telefoon van [slachtoffer 3] .
Uit een analyse van de ING bankrekening met [bankrekeningnummer] blijkt het volgende:
- op 16 oktober 2019 is om 00:45 uur € 14,- gepind bij de NS Rotterdam C;
- op 16 oktober 2019 is om 1:07 uur € 503,99 gepind bij de [naam bedrijf] in Rotterdam;
- op 16 oktober 2019 is om 0:09 en 0:11 uur gepoogd om in totaal € 1020,- over te maken naar een bankrekeningnummer op naam van [naam] , middels een iPhone XR.
Camerabeelden en herkenning verdachte
Op camerabeelden van het centraal station in Tilburg van 15 oktober 2019 zag een politieagent dat [slachtoffer 3] (die zij herkende van het bij de aangifte opgegeven signalement) om 22:15:16 uur werd aangesproken door een persoon die jongen 1 wordt genoemd. Om 22:15:27 wees jongen 1 in de richting van de kaartjesautomaat en liet hij vervolgens zijn telefoon aan [slachtoffer 3] zien. Om 22:16:26, 22:16:44 en 22:17:40 uur pakte jongen 1 de telefoon van [slachtoffer 3] uit zijn handen. Om 22:18:54 uur leek jongen 1 met in zijn rechterhand de telefoon van [slachtoffer 3] iets te scannen, vanaf een andere telefoon in zijn linkerhand. Hij gaat met de mobiel meerdere keren dichter bij en dan weer verder af van de andere mobiel. Om 22:19:20 uur pakte jongen 1 weer de telefoon van [slachtoffer 3] en toetste hij wat in op het scherm van de telefoon. Jongen 1 herhaalde de handeling van het scannen van een andere mobiele telefoon. Om 22:19:42 uur kreeg [slachtoffer 3] zijn telefoon terug van jongen 1, waarna jongen 1 nog iets intoetste op het beeldscherm.
De politieagent beschreef het signalement van jongen 1 op de camerabeelden als volgt: 20 tot 25 jaar oud, licht getinte huid, baardje, zwarte jas, zwarte joggingbroek, zwarte schoenen, zwart petje met witte tekst, zwarte schoudertas met rode hengsels.Jongen 1 is later door verbalisanten herkend als de verdachte.
Aangifte [slachtoffer 4]
heeft verklaard dat hij op 21 juli 2019, omstreeks 17.00 uur, op de [adres 2] in Tilburg werd aangesproken door twee mannen. Eén van de mannen vroeg of [slachtoffer 4] kon helpen door via [slachtoffer 4] telefoon één euro naar de bankrekening van de mannen over te maken om online te kunnen betalen voor parkeren. [slachtoffer 4] heeft een bankrekening bij de ING bank met [bankrekeningnummer] . [slachtoffer 4] opende zijn ING bankieren app en wilde één euro overmaken. Eén van de mannen zei dat hij een snellere manier wist om het geld over te maken. [slachtoffer 4] moest zijn telefoon geven aan de man, terwijl de man op dat moment ook zijn eigen telefoon vasthield. Ineens zei de man dat die euro niet meer hoefde te worden overgemaakt en dat er ineens 50,00 euro op zijn rekening was gestort. [slachtoffer 4] kreeg zijn telefoon terug en de mannen liepen weg in de richting van de [naam winkel] . [slachtoffer 4] omschreef de man die hem aansprak als een Antilliaanse man met een donkere huidskleur, tussen de 20 en 25 jaar, kort haar, met een pet op. De tweede man die erbij was omschreef hij als een Antilliaanse man met een donkere huidskleur, tussen de 20 en 25 jaar met een crèmekleurig hoedje op, een Gucci schoudertas om, witte kleding aan en een zonnebril op.
Later die avond zag [slachtoffer 4] dat zijn hele spaarrekening leeg was. Toen hij contact opnam met de ING bank, hoorde hij dat op 21 juli 2019, omstreeks 17.10 uur, drie keer een bedrag van € 151,95 was gepind bij de [naam winkel] in Tilburg. Verder hoorde hij dat een bedrag was gepind bij de Shell langs de A16, ter hoogte van Hendrik-Ido-Ambacht.
Uit een afschrift van de [bankrekeningnummer] blijkt het volgende:
- op 21 juli 2019 om 19:41 uur is € 21,35 gepind bij Shell Sandelingen;
- op 21 juli 2019 om 17:12 uur, 17:13 uur en 17:14 uur is telkens een bedrag van € 151,95 gepind bij [naam winkel] in Tilburg;
- op boekdatum 22 juli 2019 is € 52,49 door T-Mobile teruggeboekt met reden: “terugboeking op verzoek klant”;
- op boekdatum 22 juli 2019 is twee keer een bedrag van € 138,70 door CZ Groep Zorgverzekeraar teruggeboekt met reden: “terugboeking op verzoek klant”;
- op 21 juli 2019 is een bedrag van in totaal € 440,- van de spaarrekening overgeboekt naar de bankrekening.
Later is uit de door de politie bij de ING bank gevorderde loggegevens van de [bankrekeningnummer] van [slachtoffer 4] gebleken dat op 21 juli 2019 een iPhone 6 was toegevoegd aan zijn bankrekening.
Camerabeelden en herkenning verdachte
Op de camerabeelden van de [adres 2] in Tilburg van 21 juli 2019 zag [Verbalisant] om 16:59:00 uur twee mannen die voldeden aan het signalement dat [slachtoffer 4] had genoemd.
De verbalisant omschreef het signalement van man 1 als volgt: donkere huidskleur, baard, zwarte pet met een witte sticker erop, T-shirt van het merk Adidas en Manchester United team logo, zwarte trainingsbroek, zwarte tas om zijn nek, zwart gekleurd vest/trainingsjack om zijn middel, zwarte sneakers.
De verbalisant omschreef het signalement van man 2 als volgt: donkere huidskleur, crèmekleurige hoed met rode strepen, crèmekleurige zomerjas, zonnebril op, tas tussen zijn linkerarm en lichaam, grijs/zwarte spijkerbroek, witte schoenen.
Op de camerabeelden van de [naam winkel] in Tilburg van 21 juli 2019 om 17:05:56 uur zag [Verbalisant] dat eerdergenoemde mannen de [naam winkel] binnenliepen. De verbalisant zag dat de signalementen overeenkwamen met de eerder omschreven signalementen van de mannen op de beelden van de [adres 2] . De verbalisant zag dat man 1 twee telefoons vasthield en in gesprek was met de kassamedewerker. Vervolgens wilde man 1 contactloos betalen met een van de telefoons. De mannen probeerden een product af te rekenen met een telefoon. Om 17:14:58 uur ging de kassalade open en gaf de kassamedewerker geld aan man 2. Man 2 pakte twee producten en wilde deze ook afrekenen. Hierop hebben de mannen nog een contactloze transactie verricht en kregen zij om 17:15:48 uur geld van de kassamedewerker. De derde en laatste contactloze transactie werd om 17:16:17 uur door de mannen verricht en daarbij kregen zij wederom geld van de kassamedewerker.
[Verbalisant] heeft ook foto’s van de camerabeelden van het Shell tankstation (de rechtbank begrijpt: Shell Sandelingen in Hendrik-Ido-Ambacht) bekeken. Hij zag daarop dezelfde mannen als de mannen die bij de [naam winkel] in Tilburg hadden gepind. Verder zag hij dat man 1 degene was die met een telefoon contactloos betaalde en het geld aannam van de kassamedewerker van de Shell.Man 1 is later door verbalisanten aan de hand van de foto’s van de camerabeelden van de Shell herkend als de verdachte.
Installeren ING app op extra toestel
Uit een bericht op de website van de ING bank blijkt dat het mogelijk was om door het scannen van een QR-code de ING mobiel bankieren app op een extra toestel te installeren. Deze mogelijkheid is inmiddels verwijderd, omdat het aantal meldingen van oplichting door middel van het installeren van een tweede toestel toenam.
Feit 1: oplichting
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat de jongen die hem op 15 oktober 2019 bij het centraal station in Tilburg vroeg om € 1,40 naar zijn bankrekening over te maken, zei dat hij [slachtoffer 3] een Tikkie kon sturen met een QR-code, hij [slachtoffer 3] een QR-code op zijn telefoon toonde en [slachtoffer 3] die QR-code probeerde te scannen met zijn telefoon. De jongen pakte [slachtoffer 3] telefoon uit de handen van [slachtoffer 3] en probeerde meerdere malen de QR-code te scannen met [slachtoffer 3] telefoon. Daarna moest [slachtoffer 3] een bevestigingscode op zijn telefoon invoeren. Uit de camerabeelden blijkt dat een persoon – die later als de verdachte wordt herkend – de telefoon van [slachtoffer 3] uit zijn handen pakte, iets leek te scannen met een andere telefoon en iets intoetste op het scherm van de telefoon van [slachtoffer 3] . De rechtbank gaat ervan uit dat de verdachte op dat moment, door het scannen van de QR-code, de toegang heeft gekregen tot de ING-bankrekening van [slachtoffer 3] . Uit de informatie op de website van de ING bank blijkt immers dat het mogelijk was om de ING mobiel bankieren app op een extra toestel te installeren door middel van het scannen van een QR-code. Bovendien bleek uit navraag van [slachtoffer 3] bij de ING bank dat de ING mobiel bankieren app was geïnstalleerd op een hem onbekende iPhone XR.
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij zijn telefoon waarop hij was ingelogd op de ING mobiel bankieren app, moest geven aan de man die hem op 21 juli 2019 omstreeks 17:00 uur op de [adres 2] in Tilburg vroeg om één euro naar hun bankrekening over te maken. Na het teruggeven van de telefoon aan [slachtoffer 4] , liep de man weg in de richting van de [naam winkel] . Uit het afschrift van [slachtoffer 4] blijkt dat ongeveer tien minuten later kort achter elkaar drie bedragen van zijn bankrekening werden gepind bij de [naam winkel] in Tilburg en diezelfde avond een bedrag bij de Shell in Hendrik-Ido-Ambacht. De persoon die dat heeft gedaan, is op de camerabeelden herkend als de verdachte. De verdachte is ook te zien op beelden van de [adres 2] , gemaakt omstreeks het moment dat [slachtoffer 4] werd aangesproken. Van het gebeurde met [slachtoffer 4] zijn geen beelden, maar gelet op het korte tijdsverloop tussen het aanspreken van [slachtoffer 4] op de [adres 2] tot de pintransacties bij de [naam winkel] (ongeveer tien minuten) en gelet op het overeenkomende signalement, gaat de rechtbank ervan uit dat het ook de verdachte was die [slachtoffer 4] aansprak en zijn telefoon in handen had en dat de verdachte op dat moment de toegang heeft gekregen tot de ING-bankrekening van [slachtoffer 4] . [slachtoffer 4] verklaart niet dat dat is gebeurd door het scannen van een QR-code, maar de rechtbank gaat daarvan wel uit. Uit loggegevens van de bank is immers gebleken dat op 21 juli 2019 een iPhone is toegevoegd aan de bankrekening van [slachtoffer 4] , terwijl uit de informatie op de website van de ING bank blijkt dat het mogelijk was om de ING mobiel bankieren app op een extra toestel te installeren door middel van het scannen van een QR-code.
De rechtbank ziet in het handelen van de verdachte listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels. De verdachte heeft [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in strijd met de waarheid laten denken dat verdachte geld op zijn bankrekening nodig had voor het op het station kopen van een treinkaartje, dan wel op straat voor online parkeren, waardoor [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] een bedrag naar zijn bankrekening zouden overmaken. Die onjuiste voorstelling van zaken heeft [slachtoffer 3] bewogen tot het scannen van een QR-code en [slachtoffer 4] tot het afgeven van zijn telefoon en daarmee – zonder dat zij het wisten – tot het beschikbaar stellen van de inloggegevens die nodig waren om de ING app op de telefoon van de verdachte zo in te stellen dat de verdachte met die ING app toegang verkreeg tot de bankrekeningen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] . De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde in zoverre bewezen.
Feit 3: diefstal met valse sleutel
Op de bankrekening van [slachtoffer 3] hebben kort na het gebeurde bij het station in Tilburg buiten zijn medeweten meerdere transacties plaatsgevonden. Hoewel camerabeelden ontbreken, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte deze transacties heeft verricht. Daartoe is redengevend het korte tijdsverloop van het gebeurde in Tilburg tot de transacties (minder dan drie uur), het feit dat volgens de klantenservice van de ING een nieuwe ING bankieren app was geïnstalleerd op een iPhone XR, die niet de telefoon van [slachtoffer 3] was, en het feit dat bij twee pogingen om geld van de rekening van [slachtoffer 3] af te schrijven een iPhone XR is gebruikt. [slachtoffer 3] heeft bij de jongen die hem aansprak ook een telefoon gezien die eruit zag als een iPhone.
Op de camerabeelden van [naam winkel] in Tilburg is te zien dat de verdachte bij de kassa betaalt met een mobiele telefoon. Uit de bankafschriften van [slachtoffer 4] blijkt dat op ongeveer hetzelfde tijdstip bedragen van zijn bankrekening zijn afgeschreven bij [naam winkel] in Tilburg. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verdachte heeft betaald met het saldo op de bankrekening van [slachtoffer 4] . Op foto’s van camerabeelden van de Shell in Hendrik-Ido-Ambacht is ook te zien dat een persoon – die later als de verdachte werd herkend – betaalde met een mobiele telefoon. Op het bankafschrift van [slachtoffer 4] komt ook een transactie met een Shell tankstation voor. In aanmerking genomen dat dit alles zich op dezelfde dag afspeelt, gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte ook deze transactie heeft verricht.
Bij meerdere hiervoor genoemde transacties is gebruik gemaakt van een mobiele telefoon. Dat moet gebeurd zijn met gebruikmaking van de ING mobiel bankieren app die was ingesteld met de door oplichting verkregen inloggegevens van [slachtoffer 3] , respectievelijk [slachtoffer 4] . De verdachte was niet bevoegd van die inloggegevens gebruik te maken, dus is sprake van een valse sleutel. Daarmee heeft de verdachte in totaal weggenomen van de bankrekening van [slachtoffer 3] € 517,99 (€ 14,00 + € 503,99) en van de bankrekening van [slachtoffer 4] € 477,20 (€ 21,35 + 3 x € 151,95). De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde in zoverre bewezen.
Feit 2: computervredebreuk
Uit het hiervoor overwogene vloeit voort dat de verdachte zich op meerdere momenten de toegang heeft verschaft tot de bankrekeningen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] met gebruikmaking van de ING mobiel bankieren app. In ieder geval heeft hij dat gedaan op het station in Tilburg, op de [adres 2] in Tilburg, en telkens als hij een transactie verrichtte met de bankrekeningen. Daarmee is de verdachte binnengedrongen in een (deel van een) geautomatiseerd werk, namelijk de beveiligde internetbankierenomgeving van de ING bank. Hij heeft dat gedaan met inloggegevens tot het gebruik waarvan hij niet bevoegd was, en door zich voor te doen als geautoriseerde gebruiker, dus is sprake van een valse sleutel en een valse hoedanigheid. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde in zoverre bewezen.
Feit 4: witwassen
Tot slot concludeert de rechtbank dat de verdachte op tijdstippen in de periode van 21 juli 2019 tot en met 16 oktober 2019 de beschikking heeft gehad over de rekeningen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en dat hij daarom verantwoordelijk kan worden gehouden voor alle uitgaande transacties en terugboekingen op die rekeningen, die [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] in die periode niet zelf hebben verricht. De rechtbank gaat op basis van de analyse van de bankrekening van [slachtoffer 3] uit van een geldbedrag van totaal € 1.537,99 (€ 14,- + € 503,99 + € 1.020,-). De rechtbank gaat op basis van de analyse van de bankrekening van [slachtoffer 4] uit van een geldbedrag van totaal € 1.247,09 (€ 21,35 + 3 x € 151,95 + € 52,49 + 2 x € 138,70 + € 440,-). De rechtbank stelt vast dat de verdachte aldus totaal een geldbedrag van € 2.785,08 voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, omgezet en daarvan gebruik heeft gemaakt. De verdachte wist dat dit geldbedrag uit zijn eigen misdrijven, de oplichtingen, de diefstallen en de computervredebreuken, afkomstig was en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het witwassen van dat geldbedrag. De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde in zoverre bewezen.
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten bieden dat de verdachte tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) heeft gehandeld. Weliswaar is op alle camerabeelden te zien dat de verdachte in het gezelschap is van een of meer andere personen, maar onduidelijk is gebleven wat hun precieze rol is geweest bij de ten laste gelegde feiten. Dat het hier gaat om delicten die alleen door gezamenlijk opererende daders kunnen worden gepleegd en dat de andere personen dus wel een wezenlijke bijdrage moeten hebben geleverd aan de delicten, zoals de officier van justitie heeft betoogd, volgt de rechtbank niet. Dat mogelijk ook anderen hebben geprofiteerd van de door de verdachte gepleegde feiten, maakt hen nog geen medeplegers. De rechtbank zal de verdachte dus in zoverre vrijspreken.
Partiële vrijspraak [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten hebben mede betrekking op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , die ook aangifte hebben gedaan van bankfraude. Buiten medeweten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben er transacties plaatsgevonden van hun bankrekeningen. Op camerabeelden van het moment dat [slachtoffer 1] wordt opgelicht op station Hollands Spoor in Den Haag, en van het moment dat er daarna een betaling wordt gedaan van [slachtoffer 1] bankrekening bij de winkel [naam winkel] in Amsterdam, is de verdachte herkend. De rechtbank ziet daarin sterke aanwijzingen dat de verdachte hierbij op enige wijze betrokken was, maar kan de exacte betrokkenheid niet met voldoende mate van zekerheid vaststellen. Hoewel de verdachte op de camerabeelden is herkend, lijkt hij namelijk geen actieve rol te spelen bij het plegen van de daarop waar te nemen delicten. Met betrekking tot [slachtoffer 2] ontbreken camerabeelden. De signalementen die [slachtoffer 2] heeft gegeven van de mannen die iets met zijn telefoon hebben gedaan, zijn te algemeen, ook indien rekening wordt gehouden met de straat waar [slachtoffer 2] de mannen met zijn taxi heeft afgezet en waar de vriendin van de verdachte zou wonen. Zelfs als wordt uitgegaan van de betrokkenheid van de verdachte, dan blijft onduidelijk wat zijn rol precies was en dus of hij (mede)pleger was. De verdachte zal daarom in zoverre worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen, zoals hierna vermeld.