ECLI:NL:RBDHA:2020:12792

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
15 december 2020
Zaaknummer
AWB 19/5302 AWB1 19/5762
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de erkenning van een au pair bureau als referent wegens schending van de informatie- en zorgplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2020 uitspraak gedaan over de intrekking van de erkenning van eiseres als referent voor au pairs. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de erkenning ingetrokken op grond van schending van de informatie- en zorgplicht. Eiseres had niet binnen de vereiste termijn van vier weken relevante wijzigingen in de verblijfspositie van de au pairs gemeld, wat een schending van de informatieplicht inhoudt. Daarnaast heeft eiseres onvoldoende invulling gegeven aan haar zorgplicht, doordat zij niet regelmatig onaangekondigde huisbezoeken heeft afgelegd en niet actief heeft geïnformeerd naar de situatie van de au pairs en gastgezinnen. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de erkenning niet onevenredig was, gezien de bescherming van de arbeidsmarkt en de kwetsbare positie van au pairs. Eiseres had eerder al een waarschuwing en een boete ontvangen voor soortgelijke overtredingen, wat de beslissing van de staatssecretaris verder onderbouwde. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 19/5302 (beroep)
AWB 19/5762 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 18 november 2020 in de zaak tussen
[eiseres 1] , handelend onder de naam: [eiseres 2],
eiseres, verzoekster,
hierna te noemen eiseres,
gemachtigde: mr. C.R. Jansen,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

verweerder,
gemachtigde: mr. B.M. Kristel, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.

Procesverloop

Bij besluit van 12 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de erkenning van eiseres als referent ingetrokken met ingang van 13 oktober 2018. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Voorts heeft eiseres bij wijze van een voorlopige voorziening om schorsing van het primaire besluit verzocht. Bij uitspraak van 14 december 2018 [1] heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank en zittingsplaats dit verzoek toegewezen.
Bij besluit van 3 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft per brief van 4 juli 2019, ontvangen op 10 juli 2019, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar.
Eiseres heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Zij verzoekt de voorzieningenrechter om het bestreden besluit te schorsen.
Verweerder heeft op 16 maart 2020 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Ten aanzien van het beroep voor zover betrekking hebbend op het niet tijdig beslissen op bezwaar

1.1
Ingevolge artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht [2] wordt het beroep van eiseres geacht mede te zijn gericht tegen het bestreden besluit. De rechtbank stelt echter vast dat het beroep niet-tijdig, gedateerd 4 juli 2020, is ontvangen op 10 juli 2020. Nu het beroep is ingesteld nadat het bestreden besluit was genomen, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.
1.2
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Ten aanzien van het beroep voor zover betrekking hebbend op het bestreden besluit
Feiten
2.1
Eiseres heeft op 25 juni 2012 een convenant gesloten met verweerder en is vanaf 1 juni 2013 erkend referent geworden voor de categorie ‘uitwisseling’. Eiseres verzorgde tot aan het moment van intrekking van de erkenning de plaatsing van au pairs bij gastgezinnen in Nederland.
Besluitvorming verweerder
2.2
Verweerder heeft eiseres bij brief van 29 januari 2014 een waarschuwing gegeven voor overtreding van de informatieplicht. Bij besluit van 12 oktober 2015 heeft verweerder aan eiseres een boete opgelegd van € 3000,- voor het overtreden van de zorgplicht. Dit besluit staat in rechte vast.
2.3
Bij brief van 17 juli 2018 heeft verweerder eiseres geïnformeerd over het voornemen om haar erkenning als referent in te trekken. Op 26 juli 2018 heeft eiseres haar zienswijze daarop gegeven en op 20 september 2018 is zij daarover gehoord.
2.4
Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Eiseres is op 24 januari 2019 gehoord. Verweerder heeft vervolgens het bestreden besluit genomen.
2.5
Verweerder heeft de erkenning van eiseres als referent ingetrokken op grond van artikel 2g, onder b en c van de Vreemdelingenwet 2000 [3] . Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres geen adequate invulling heeft gegeven aan haar zorg- en informatieplicht en evenmin voldoende uitvoering heeft gegeven aan het uitwisselingsprogramma, waardoor zij niet meer als referent betrouwbaar wordt geacht. Daarbij heeft verweerder tevens betrokken dat eiseres eerder een waarschuwing heeft gehad en een boete opgelegd heeft gekregen wegens schending van de zorgplicht.
Zorgvuldigheidsbeginsel geschonden?
3. Eiseres voert aan dat het onderzoek van verweerder onzorgvuldig is geweest. Er zijn geen onderliggende rapporten en stukken ter onderbouwing van het bestreden besluit. Onduidelijk is of verweerder een eigen onderzoek heeft verricht en op welke wijze alle door verweerder in het besluit aangehaalde gevallen zijn onderzocht. Voor zover er wel onderzoeksrapporten en onderliggende stukken zijn, zijn die niet in het dossier gevoegd. Hierdoor mist het besluit een deugdelijke motivering. Evenmin is gebleken dat het onderzoek is gedaan door een met handhavingstaken belaste ambtenaar of een opsporingsambtenaar en of de rapporten op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt. Tot slot is niet gebleken dat in de aangehaalde gevallen alle betrokkenen (de au pairs, de gastgezinnen en eiseres) zijn gehoord.
3.1
De beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft in het voornemen tot intrekking van de erkenning als referent en in het primaire besluit per zaak uiteengezet welke informatie niet of te laat is gemeld en in hoeverre niet is voldaan aan een verplichting. Verweerder heeft ter zitting onbetwist verklaard dat de onderliggende stukken, waaronder de meldingen, in de dossiers van de desbetreffende au pairs zitten. Dat deze stukken niet ook in het dossier van eiseres zijn gevoegd, maakt het onderzoek van verweerder niet onzorgvuldig, noch het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd. Het gaat immers om informatie waar eiseres bekend mee is (eigen meldingen) en om feiten die zij niet inhoudelijk heeft betwist.
Het betoog van eiseres, dat het onderzoek niet door de juiste ambtenaren is gedaan en de rapporten niet op ambtseed of ambtsbelofte zijn opgemaakt, kan niet tot vernietiging van het bestreden besluit leiden. Verweerder wijst met betrekking tot de bevoegde ambtenaren terecht op artikel 47a Vw. Er bestaat voorts geen wettelijke verplichting om aan de intrekking een op ambtseed of -belofte opgemaakt rapport ten grondslag te leggen. Voor zover eiseres stelt dat niet alle betrokkenen zijn gehoord, is de rechtbank van oordeel dat eiseres hierdoor niet in haar verdedigingsbelang is geschaad. Zij is immers zelf zowel naar aanleiding van haar zienswijze op het voornemen tot intrekking als in de bezwaarfase van deze procedure gehoord.
Schending informatie- en zorgplicht & uitvoering gegeven aan het uitwisselingsprogramma?
4. Eiseres voert aan dat zij haar informatie- en zorgplicht niet heeft geschonden, althans dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld. Daartoe brengt zij het volgende naar voren.
Eiseres benadrukt dat het bewust aan referenten is overgelaten om naar eigen inzicht invulling te geven aan de zorgplicht. Eiseres heeft daartoe een protocol opgesteld (het au pair programma), wat zij volgt in de selectie en begeleiding van haar au pairs en gastgezinnen. Eiseres heeft contact met de au pairs en de gezinnen onderhouden per mail, via persoonlijke evaluaties, tijdens de verplichte uitstapjes en extra evaluaties via Skype en mail. Daarmee voldoet zij aan de zorgplicht. Ten aanzien van de informatieplicht voert eiseres aan dat zij altijd alle informatie zo volledig mogelijk en zo tijdig mogelijk heeft verstrekt. Voor zover binnen de praktijk van eiseres sprake is geweest van enkele gevallen van een te late melding, lagen deze buiten de invloedssfeer van eiseres. Ondanks de zorg en het contact dat eiseres heeft onderhouden, zijn de wijzigingen in de betreffende situaties immers steeds onjuist of te laat doorgegeven door het betreffende gastgezin en/of de au pair. Eiseres heeft dit in bezwaar aangetoond, maar verweerder heeft die onderbouwing niet bij het bestreden besluit betrokken. Ook heeft verweerder ten onrechte geen waarde gehecht aan de gewijzigde uitwisselingsprogramma’s. Dat eiseres zich niet aan het programma heeft gehouden, omdat geen au pair uitstapjes zouden zijn georganiseerd, is onjuist. Eiseres heeft ter onderbouwing foto’s bijgevoegd van de uitstapjes.
Eiseres voert tot slot aan dat uit het onderzoeksrapport van het Instituut voor Immigratierecht van de Universiteit Leiden met betrekking tot het au pair beleid van juni 2019 blijkt dat de eisen, die in het kader van de verplichtingen en met name de zorgplicht aan referenten worden gesteld, niet duidelijk zijn en tot onzekerheid bij de referenten leiden. De hoeveelheid verplichtingen die een referent heeft, is te ver doorgeschoten. De eisen die in het kader van de informatieplicht worden gesteld vereisen dat referent maandelijks het gastgezin bevraagt. Dit wordt door gastgezinnen als overdreven ervaren. De administratieve lasten die voortvloeien uit de informatieplicht en zorgplicht worden door de respondenten als excessief ervaren. Er is sprake van een scheve situatie waarbij het au pair bureau als erkend referent verantwoordelijk is voor wat in het gastgezin gebeurt, terwijl het au pair bureau geen bevoegdheden heeft om in te grijpen en voor controle afhankelijk is van het gastgezin en de au pair. De onderzoekers geven aan dat door zowel de referenten als de IND wordt geopperd dat de regeling in dat opzicht moet worden herzien.
4.1
De rechtbank stelt vast dat verweerder in het primaire besluit per zaak uiteengezet heeft welke informatie door eiseres niet of te laat is gemeld en in welke zin eiseres niet heeft voldaan aan de zorgplicht. Eiseres heeft deze concrete tegenwerpingen niet inhoudelijk betwist, anders dan wat zij onder rechtsoverweging 4 naar voren heeft gebracht.
4.2
Voor het juridische kader en de relevante regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage van deze uitspraak. Voorts verwijst de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [4] van 26 november 2018 [5] waarin is gewezen op de grote verantwoordelijkheid van het betreffende au pair bureau om goed toezicht uit te oefenen op au pairs - die als kwetsbare groep zijn aan te merken. De rechtbank verwijst in het bijzonder naar de in de bijlage aangehaalde passages.
4.3
Verweerder heeft in het bestreden besluit gereageerd op wat eiseres in bezwaar naar voren heeft gebracht met betrekking tot de zorgplicht en de informatieplicht en heeft daartoe het volgende overwogen.
Om na te gaan of eiseres uitvoering geeft aan het uitwisselingsprogramma zijn aan eiseres vragen gesteld. Eiseres heeft daarop gereageerd en stukken ingediend. Daaruit blijkt niet dat eiseres de gestelde veelvuldige contactmomenten (telefonisch, via social media, Skype, telefoon of iets dergelijks) met de au pair of het gastgezin over het welbevinden en welzijn van de au pair daadwerkelijk heeft gehad. Dat eiseres de au pair een (algemene) mail stuurt, maakt niet dat sprake is van het periodiek onderhouden van contact met de au pair. Ook anderszins is niet gebleken dat eiseres aan haar inspanningsverplichting heeft voldaan om een adequate invulling te geven aan de zorgplicht. Er is geen enkele informatie overgelegd, waaruit blijkt dat de au pairs of gastgezinnen gereageerd hebben op de standaard e-mails die eiseres heeft gestuurd. Gebleken is dus dat eiseres ook aan het laatste uitwisselingsprogramma geen goede uitvoering heeft gegeven. Evenmin is aangetoond dat de (onaangekondigde) huisbezoeken zoals in het uitwisselingsprogramma opgenomen, zijn uitgevoerd. Eiseres wijzigt steeds het programma naar aanleiding van vragen van de IND om het proces zodanig in te richten dat van een inspanningsverplichting blijkt. De frequentie van de contactmomenten is op papier opgevoerd, maar in de praktijk blijkt hier niets van, althans dit is niet aangetoond. Het programma lijkt enkel vanwege de vragen van verweerder zo te zijn opgesteld. Niet is gebleken dat het programma ertoe heeft geleid dat eiseres op de genoemde punten daadwerkelijk inspanningen heeft verricht. Dit blijkt al uit het annuleren van bijeenkomsten en het niet doorvragen bij signalen als een inhoudelijk antwoord van au pair of gastgezin ontbreekt.
Verweerder volgt eiseres niet in haar stelling dat zij slechts in minder dan 5% van alle zaken een te late melding heeft gedaan, omdat niet alle zaken door verweerder zijn doorgelicht. De zaken waarin een overtreding is geconstateerd maken deel uit van een steekproef. In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder benadrukt dat eiseres niet bestrijdt dat zij te late meldingen heeft gedaan.
Eiseres heeft volgens verweerder dan ook geen adequate invulling gegeven aan de zorg- en informatieplicht én geen uitvoering gegeven aan de uitwisselingsprogramma’s.
4.4
De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Eiseres volhardt ook in beroep dat zij zich aan haar zorgplicht en informatieplicht heeft gehouden. Zij heeft echter in geen van de in het besluit genoemde zaken onderbouwd dat de werving en selectie zorgvuldig is geweest, dat zij voldoende toezicht heeft gehouden en dat zij verweerder binnen de wettelijke termijn van vier weken heeft geïnformeerd over relevante omstandigheden in de verblijfspositie van de desbetreffende au pair.
Eiseres stelt dat zij contact heeft gehouden met au pairs en gastgezinnen via mails, skype en uitjes van au pairs. Zij heeft echter niet onderbouwd dat de au pairs hiermee voldoende op de hoogte werden gehouden van hun verplichtingen, dat zij zich daaraan hebben gehouden en welke gevolgen eiseres heeft verbonden aan het constateren van een verzuim.
Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet kon volstaan met de contactmomenten die zij de afgelopen jaren heeft gehad. Uit de aan het besluit ten grondslag gelegde zaken blijkt dat deze contactmomenten niet ertoe hebben geleid dat eiseres erin is geslaagd om erop toe te zien dat de verplichtingen die gelden voor culturele uitwisseling van de au pairs werden nageleefd.
Op eiseres rust echter een onderzoek- en vergewisplicht. Daaraan had eiseres onder meer kunnen voldoen door geregeld onaangekondigde bezoeken af te leggen bij de betreffende au pair en het gastgezin. Eiseres heeft ook ter zitting desgevraagd verklaard dat zij al geruime tijd (al ruim voor de Corona uitbraak) geen huisbezoeken meer aflegde, omdat dat geen meerwaarde had en skypen een beter middel was. Ook hieruit blijkt dat eiseres onvoldoende invulling heeft gegeven aan haar uitwisselingsprogramma en haar plicht om zich actief ervan te vergewissen hoe het de au pairs tijdens hun verblijf in de gastgezinnen verging. Verder is ook niet gebleken dat eiseres bij de au pairs navraag heeft gedaan naar de reden van afmelding voor de uitjes of als zij op de algemene e-mails geen reactie van de au pair en/of gastgezin kreeg. De rol en de verantwoordelijkheid van de au pairs en gastouders maken niet dat de overtredingen eiseres niet of in mindere mate kunnen worden verweten. Voor zover eiseres afhankelijk is van de door de au pairs en gastouders te verschaffen informatie ligt het op haar weg die informatie actief te vergaren en de verschafte informatie naar behoren te verifiëren. In dit opzicht heeft zij niet al hetgeen redelijkerwijs mogelijk was gedaan om de overtredingen te voorkomen.
Ten aanzien van de informatieplicht heeft verweerder, onder verwijzing naar de voornoemde uitspraak van de Afdeling van 26 november 2018, terecht opgemerkt dat het een resultaatverplichting betreft. Nu niet in geschil is dat eiseres in de in het besluit genoemde zaken niet binnen vier weken verweerder heeft geïnformeerd over relevante wijzigingen in de verblijfspositie van de au pairs, heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eiseres zich niet aan haar inlichtingenplicht heeft gehouden.
Verweerder heeft zich gelet op al het voorgaande op het standpunt kunnen stellen dat het vertrouwen in eiseres als erkend referent is geschaad.
Dat het onderzoeksrapport van de Universiteit Leiden kanttekeningen plaatst bij de eisen die in het kader van de verplichtingen en met name de zorgplicht aan referenten worden gesteld, maakt het voorgaande niet anders. Uit de toelichting van de bepalingen van Voorschrift Vreemdelingen [6] blijkt wat van een erkend referent verwacht mag worden, te weten wat haar wettelijke verplichtingen zijn en wat deze inhouden [7] . Dit geldt te meer voor eiseres nu zij jaren lang in die hoedanigheid heeft gewerkt, zij regelmatig mailcontact heeft gehad met verweerder, via nieuwsbrieven is geïnformeerd over haar verplichtingen en in het bijzonder nu zij al eerder een waarschuwing en een bestuurlijke boete heeft gehad in dat kader.
De beroepsgrond slaagt niet.
Schending evenredigheidsbeginsel?
5. Eiseres voert aan dat de intrekking onevenredig belastend is en dat verweerder daarvan had moeten afzien op grond van artikel 3:4, tweede lid van de Awb. De intrekking van de erkenning als referent heeft tot gevolg dat eiseres haar bedrijf moet sluiten. Ook betekent dit dat al haar au pairs en de gastgezinnen moeten uitwijken naar een ander au pair bureau. Eiseres heeft geen inkomen meer en is aangewezen op de voedselbank. Zij heeft een beroep moeten doen op de hulp van de gemeente.
5.1
Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank deugdelijk gemotiveerd dat de intrekking van de erkenning van eiseres als referent niet in strijd is met het in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel. Weliswaar kan eiseres niet meer werkzaam zijn als erkend bemiddelaar van au pairs, met alle gevolgen van dien. Deze nadelige gevolgen zijn echter niet onevenredig in verhouding tot de met de intrekking beoogde doelen, namelijk de bescherming van de arbeidsmarkt en de kwetsbare positie van de au pairs, nu die mogelijk sneller dan andere groepen vreemdelingen slachtoffer kunnen worden van misbruik en uitbuiting. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Het beroep is ongegrond.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Verzoek om een voorlopige voorziening
8. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
9. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen niet tijdig beslissen op het bezwaar, niet ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het bestreden besluit, ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.P.W. van de Ven, voorzitter, en mr. E.J. van Keken en mr. E. Broekhof, leden, in aanwezigheid van mr. S. Pirs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2020.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Juridisch kader
Op grond van artikel 2g, onder b, Vw kan de erkenning als referent worden ingetrokken als niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van de erkenning als referent zoals deze staan in artikel 2e Vw.
Op grond van artikel 1.19 Vreemdelingenbesluit [8] , eerste lid en onder b wordt bij de beoordeling van de betrouwbaarheid in ieder geval opgelegde boetes terzake van artikel 55a van de Vw betrokken.
Op grond van 2e lid van dit artikel wordt bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aanvrager tevens betrokken dat onjuiste gegevens zijn verstrekt dan wel gegevens zijn achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning zouden hebben geleid van een vreemdeling voor wie als referent werd
opgetreden.
Op grond van artikel 2g, onder c, Vw kan de erkenning als referent worden ingetrokken als is gebleken dat referent zich niet heeft gehouden aan de wettelijke verplichtingen als referent. Als erkend referent heeft men onder meer een informatieplicht en een zorgplicht.
Ingevolge artikel 1.16 Vb geldt:
1. De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft in het kader van uitwisseling, draagt voor de juiste uitvoering van het uitwisselingsprogramma, bedoeld in artikel 3.43, eerste lid, onder a.
2. De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling, voor arbeid als kennismigrant of voor studie, draagt zorg voor een zorgvuldige selectie en werving van de vreemdeling.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de voorgaande leden.
De referent van een vreemdeling die in het kader van uitwisseling als au pair in Nederland verblijft of wil verblijven dient er op grond van artikel 1.5 VV zorg voor te dragen dat:
a. op zorgvuldige wijze wordt bemiddeld tussen de vreemdeling en gastgezin;
b. het gastgezin op zorgvuldige wijze wordt geselecteerd;
c. indien hij op de hoogte is of vermoedens heeft van misbruik van een vreemdeling door een gastgezin plaatsing bij dit gastgezin achterwege blijft;
d. het gastgezin en de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte worden gesteld van de relevante regelgeving;
e. hij zich ervan vergewist dat zowel het gastgezin als de vreemdeling zich aan de verplichtingen houden;
f. hij zich vergewist van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling gedurende het verblijf van de vreemdeling in het gastgezin;
g. de vreemdeling zich te alle tijde kan wenden tot de referent met vragen en klachten:
h. hij de vreemdeling op de hoogte stelt van het bestaan en de werking van het Meldpunt Misbruik au pairs, en
i. hij bij kennis of een redelijk vermoeden van misbruik of misstanden en bij
meldingen hiervan passende maatregelen treft.
Ten aanzien van de informatieplicht geldt op grond van artikel 4.44a Vb:
1. De referent die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de vreemdeling, wiens referent hij is, niet langer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend, doet hiervan binnen vier weken mededeling aan Onze Minister.
2. De referent doet binnen vier weken mededeling aan Onze Minister van de beëindiging van diens aan het referentschap ten grondslag liggende relatie tot de vreemdeling.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de door de referent te verstrekken gegevens betreffende:
a. de vreemdeling wiens referent hij is of is geweest;
b. de nakoming van zijn verplichtingen als referent, en
c. zijn positie als referent,
en kan ten aanzien van de referent worden voorzien in een verplichting tot jaarlijkse bevestiging of correctie van de gegevens die bij Onze Minister blijkens diens opgaaf bekend zijn.
4. In het belang van het toezicht op vreemdelingen of het toezicht op referenten kan Onze Minister of de ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen of met het toezicht op referenten bepalen dat de referent de gegevens in persoon verstrekt.
Dit is nader uitgewerkt in onder meer de artikelen 4.17 en 4.19 VV. Hierin staat dat de inlichtingen binnen vier weken moeten worden gemeld. Ook geldt het volgende:
De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling verstrekt inlichtingen over de vreemdeling wiens referent hij is indien:
a. de tussen het gastgezin en de au pair overeengekomen dagindeling niet wordt nageleefd of zodanig is gewijzigd dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1j, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3 tot en met 5, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen;
b. de vreemdeling arbeid in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen
verricht;
c. de vreemdeling bij een ander gastgezin gaat verblijven;
d. de vreemdeling, niet zijnde een au pair, werkzaamheden verricht welke niet vallen binnen de kaders van het door de Minister goedgekeurde uitwisselingsprogramma;
e. de samenstelling van het gastgezin wijzigt;
f. het gastgezin waarin de au pair verblijft niet langer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
g. de vreemdeling, niet zijnde een au pair, niet langer in zijn levensonderhoud kan voorzien;
h. de vreemdeling niet langer in het gastgezin verblijft;
i. de vreemdeling niet langer deelneemt aan het uitwisselingsprogramma;
j. hij weet of redelijkerwijs vermoedt dat er sprake is van
onregelmatigheden, misstanden of misbruik.
Ingevolge hoofdstuk B1/2.2 Vreemdelingencirculaire, geldt dat op grond van artikel 2g, aanhef en onder c, Vw de IND de erkenning als referent ook intrekt als de referent niet zorgvuldig toetst of de vreemdeling wiens overkomst hij wenst aan de verblijfsvoorwaarden voldoet of bij kennis of vermoedens van misstanden met betrekking tot het verblijf van de vreemdeling in Nederland niet adequaat heeft opgetreden.
Relevante passages uit de uitspraak van de Afdeling van 26 november 2018
“7.1. Zoals blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de zorgplicht van artikel 2a, tweede lid, onder b, van de Vw 2000 wordt niet op het niveau van de wet voorgeschreven hoe de desbetreffende referenten invulling moeten geven aan hun zorgplichten (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 30 052, nr. 3, p. 14). Ter verduidelijking van de reikwijdte van de zorgplicht is dit artikellid nader uitgewerkt in de artikelen 1.16 en 1.17 van het Vb 2000 en artikel 1.5 van het VV 2000. Volgens de totstandkoming van laatstgenoemde bepalingen (Nota van Toelichting, Stb. 2010, 307, p. 95-99 en Stcrt. 2013, 9199, p. 29-32) is van belang dat het toezicht door de uitwisselingsreferent plaatsvindt aan de hand van concrete signalen, zoals klachten van de au pair of signalen van de - voormalige - Arbeidsinspectie, en op basis van steekproeven. Uitwisselingsjongeren vormen een kwetsbare groep. Gelet hierop moeten gastgezinnen zorgvuldig door de referent worden geselecteerd. Ook zal deze er gedurende het verblijf van de au pair in Nederland op moeten toezien dat het gastgezin zich houdt aan de kaders die het uit te voeren uitwisselingsprogramma stelt en dat het verblijf in Nederland ook daadwerkelijk in het teken staat van culturele uitwisseling en niet, bijvoorbeeld, van verkapte arbeid, waarbij de au pair in wezen fungeert als goedkope arbeidskracht in het huishouden van het gastgezin. Volgens de toelichting in Stcrt. 2013, 9199, p. 42-43, rust, als zich misstanden of onregelmatigheden voordoen, in beginsel op de referent een inspanningsverplichting om de problemen op te lossen. Dit laat onverlet dat de referent op grond van de informatieplicht, genoemd in artikel 4.19, eerste lid, van het VV 2000, daarvan melding moet maken, aldus de toelichting. De Afdeling leidt hieruit af dat de zorgplicht die ziet op het zorgvuldig selecteren van het gastgezin als een inspannings- en niet als een resultaatsverplichting moet worden gezien.
(…)
7.3.
Een zorgvuldige selectie van het gastgezin vormt de pijler van het uitwisselingsprogramma en vereist van de referent de nodige zorgvuldigheid en het verrichten van serieuze inspanningen om aan de zorgplicht te voldoen. Mede gelet op de nadere concretisering van artikel 1.16 van het Vb 2000 in artikel 1.5 aanhef en onder b, van het VV 2000, klaagt [wederpartij] tevergeefs dat de staatssecretaris over de invulling van de zorgplicht geen duidelijke regels heeft geformuleerd en zo in strijd handelt met het lex certa-beginsel. Het was voor [wederpartij] kenbaar en voorzienbaar dat zij in het kader van een zorgvuldige selectie de samenstelling en woon- en verblijfplaats van het gastgezin moest verifiëren. Door nader onderzoek daarnaar achterwege te laten is [wederpartij] in haar zorgplicht aantoonbaar tekortgeschoten.
(…)
8.1.
De toelichting op artikel 1.5 van het VV 2000 luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"Au pairs vormen een kwetsbare groep vreemdelingen die mogelijk sneller dan andere groepen vreemdelingen slachtoffer kunnen worden van misbruik en uitbuiting. Het is de verantwoordelijkheid van de referent van de au pair om situaties waarin de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de au pair worden bedreigd zoveel als mogelijk te voorkomen. (..). De wijze waarop de referent van de au pair toeziet op de naleving van de gemaakte afspraken en het welzijn en welbevinden van de au pair is niet vastgelegd, maar te denken valt aan de mogelijkheid om met een zekere regelmaat bij het gastgezin en de au pair op bezoek te gaan of door op andere wijze zowel bij het gastgezin als de au pair te informeren naar de gang van zaken."
(…)
10.2.
De Afdeling ziet de informatieplicht, anders dan de zorgplicht, als een resultaatsverplichting. De rechtbank heeft niet onderkend dat [wederpartij] op het eerstgenoemde meldingsformulier het hokje onder 5 sub 9, luidend 'Het gastgezin waarin de vreemdeling verblijft bestaat niet langer uit ten minste twee personen' niet heeft aangekruist. Dit hokje correspondeert met artikel 4.19, eerste lid, aanhef en onder e, van het VV 2000. Voor zover [wederpartij] heeft aangekruist dat de vreemdeling arbeid verricht in strijd met de Wav overweegt de Afdeling dat, gelet op de onder 10.1. vermelde toelichting, die melding niet de eis betreft, vervat in artikel 1j, aanhef en onder a, sub 1, van het BuWav, dat het gastgezin bestaat uit minimaal twee personen, maar slaat op de maximale omvang en de indeling van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1j, aanhef en onder a, sub 3 en 4, van het BuWav. In aanmerking genomen dat de informatieplicht bedoeld in artikel 4.17, eerste lid, van het VV 2000 beperkt is tot de kennis die de referent heeft of kan hebben, heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat [wederpartij] ten tijde van de melding beschikte over de e-mailberichten van de vreemdeling van 13 en 14 december 2014 en die van de gastvader van laatstgenoemde datum, die er op wezen dat de gastmoeder al bij aankomst van de vreemdeling in Nederland geen deel meer uitmaakte van het gastgezin. Op 14 december 2014 geeft de gastvader op de vraag 'Wat is jouw huidige gezinssamenstelling? Vanaf welke datum is deze gewijzigd?' het antwoord 'zoon, dochter'. De gastmoeder is in dit antwoord niet genoemd. De rechtbank heeft niet onderkend dat de staatsecretaris daarmee, zoals hij terecht stelt, het bewijs heeft geleverd dat [wederpartij] kennis had van de wijziging in de gezinssamenstelling. Door dit niet te melden heeft [wederpartij] de informatieplicht vervat in artikel 4.19, eerste lid, aanhef en onder e, van het VV 2000 overtreden.”

Voetnoten

1.AWB 18/8214
2.Awb
3.Vw
4.de Afdeling
6.VV
7.Stcrt 2013, 9199, p. 29
8.Vb