RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Op grond van artikel 2g, onder b, Vw kan de erkenning als referent worden ingetrokken als niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van de erkenning als referent zoals deze staan in artikel 2e Vw.
Op grond van artikel 1.19 Vreemdelingenbesluit, eerste lid en onder b wordt bij de beoordeling van de betrouwbaarheid in ieder geval opgelegde boetes terzake van artikel 55a van de Vw betrokken.
Op grond van 2e lid van dit artikel wordt bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de aanvrager tevens betrokken dat onjuiste gegevens zijn verstrekt dan wel gegevens zijn achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning zouden hebben geleid van een vreemdeling voor wie als referent werd
opgetreden.
Op grond van artikel 2g, onder c, Vw kan de erkenning als referent worden ingetrokken als is gebleken dat referent zich niet heeft gehouden aan de wettelijke verplichtingen als referent. Als erkend referent heeft men onder meer een informatieplicht en een zorgplicht.
Ingevolge artikel 1.16 Vb geldt:
1. De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft in het kader van uitwisseling, draagt voor de juiste uitvoering van het uitwisselingsprogramma, bedoeld in artikel 3.43, eerste lid, onder a.
2. De referent van een vreemdeling die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling, voor arbeid als kennismigrant of voor studie, draagt zorg voor een zorgvuldige selectie en werving van de vreemdeling.
3. Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld over de voorgaande leden.
De referent van een vreemdeling die in het kader van uitwisseling als au pair in Nederland verblijft of wil verblijven dient er op grond van artikel 1.5 VV zorg voor te dragen dat:
a. op zorgvuldige wijze wordt bemiddeld tussen de vreemdeling en gastgezin;
b. het gastgezin op zorgvuldige wijze wordt geselecteerd;
c. indien hij op de hoogte is of vermoedens heeft van misbruik van een vreemdeling door een gastgezin plaatsing bij dit gastgezin achterwege blijft;
d. het gastgezin en de vreemdeling bij de werving en selectie op de hoogte worden gesteld van de relevante regelgeving;
e. hij zich ervan vergewist dat zowel het gastgezin als de vreemdeling zich aan de verplichtingen houden;
f. hij zich vergewist van het welzijn en welbevinden van de vreemdeling gedurende het verblijf van de vreemdeling in het gastgezin;
g. de vreemdeling zich te alle tijde kan wenden tot de referent met vragen en klachten:
h. hij de vreemdeling op de hoogte stelt van het bestaan en de werking van het Meldpunt Misbruik au pairs, en
i. hij bij kennis of een redelijk vermoeden van misbruik of misstanden en bij
meldingen hiervan passende maatregelen treft.
Ten aanzien van de informatieplicht geldt op grond van artikel 4.44a Vb:
1. De referent die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de vreemdeling, wiens referent hij is, niet langer voldoet aan de beperking waaronder de verblijfsvergunning is verleend, doet hiervan binnen vier weken mededeling aan Onze Minister.
2. De referent doet binnen vier weken mededeling aan Onze Minister van de beëindiging van diens aan het referentschap ten grondslag liggende relatie tot de vreemdeling.
3. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de door de referent te verstrekken gegevens betreffende:
a. de vreemdeling wiens referent hij is of is geweest;
b. de nakoming van zijn verplichtingen als referent, en
c. zijn positie als referent,
en kan ten aanzien van de referent worden voorzien in een verplichting tot jaarlijkse bevestiging of correctie van de gegevens die bij Onze Minister blijkens diens opgaaf bekend zijn.
4. In het belang van het toezicht op vreemdelingen of het toezicht op referenten kan Onze Minister of de ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen of met het toezicht op referenten bepalen dat de referent de gegevens in persoon verstrekt.
Dit is nader uitgewerkt in onder meer de artikelen 4.17 en 4.19 VV. Hierin staat dat de inlichtingen binnen vier weken moeten worden gemeld. Ook geldt het volgende:
De referent van een vreemdeling, die in Nederland verblijft of wil verblijven in het kader van uitwisseling verstrekt inlichtingen over de vreemdeling wiens referent hij is indien:
a. de tussen het gastgezin en de au pair overeengekomen dagindeling niet wordt nageleefd of zodanig is gewijzigd dat niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 1j, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 3 tot en met 5, van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen;
b. de vreemdeling arbeid in strijd met de Wet arbeid vreemdelingen
c. de vreemdeling bij een ander gastgezin gaat verblijven;
d. de vreemdeling, niet zijnde een au pair, werkzaamheden verricht welke niet vallen binnen de kaders van het door de Minister goedgekeurde uitwisselingsprogramma;
e. de samenstelling van het gastgezin wijzigt;
f. het gastgezin waarin de au pair verblijft niet langer zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;
g. de vreemdeling, niet zijnde een au pair, niet langer in zijn levensonderhoud kan voorzien;
h. de vreemdeling niet langer in het gastgezin verblijft;
i. de vreemdeling niet langer deelneemt aan het uitwisselingsprogramma;
j. hij weet of redelijkerwijs vermoedt dat er sprake is van
onregelmatigheden, misstanden of misbruik.
Ingevolge hoofdstuk B1/2.2 Vreemdelingencirculaire, geldt dat op grond van artikel 2g, aanhef en onder c, Vw de IND de erkenning als referent ook intrekt als de referent niet zorgvuldig toetst of de vreemdeling wiens overkomst hij wenst aan de verblijfsvoorwaarden voldoet of bij kennis of vermoedens van misstanden met betrekking tot het verblijf van de vreemdeling in Nederland niet adequaat heeft opgetreden.
Relevante passages uit de uitspraak van de Afdeling van 26 november 2018
“7.1. Zoals blijkt uit de geschiedenis van de totstandkoming van de zorgplicht van artikel 2a, tweede lid, onder b, van de Vw 2000 wordt niet op het niveau van de wet voorgeschreven hoe de desbetreffende referenten invulling moeten geven aan hun zorgplichten (Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 30 052, nr. 3, p. 14). Ter verduidelijking van de reikwijdte van de zorgplicht is dit artikellid nader uitgewerkt in de artikelen 1.16 en 1.17 van het Vb 2000 en artikel 1.5 van het VV 2000. Volgens de totstandkoming van laatstgenoemde bepalingen (Nota van Toelichting, Stb. 2010, 307, p. 95-99 en Stcrt. 2013, 9199, p. 29-32) is van belang dat het toezicht door de uitwisselingsreferent plaatsvindt aan de hand van concrete signalen, zoals klachten van de au pair of signalen van de - voormalige - Arbeidsinspectie, en op basis van steekproeven. Uitwisselingsjongeren vormen een kwetsbare groep. Gelet hierop moeten gastgezinnen zorgvuldig door de referent worden geselecteerd. Ook zal deze er gedurende het verblijf van de au pair in Nederland op moeten toezien dat het gastgezin zich houdt aan de kaders die het uit te voeren uitwisselingsprogramma stelt en dat het verblijf in Nederland ook daadwerkelijk in het teken staat van culturele uitwisseling en niet, bijvoorbeeld, van verkapte arbeid, waarbij de au pair in wezen fungeert als goedkope arbeidskracht in het huishouden van het gastgezin. Volgens de toelichting in Stcrt. 2013, 9199, p. 42-43, rust, als zich misstanden of onregelmatigheden voordoen, in beginsel op de referent een inspanningsverplichting om de problemen op te lossen. Dit laat onverlet dat de referent op grond van de informatieplicht, genoemd in artikel 4.19, eerste lid, van het VV 2000, daarvan melding moet maken, aldus de toelichting. De Afdeling leidt hieruit af dat de zorgplicht die ziet op het zorgvuldig selecteren van het gastgezin als een inspannings- en niet als een resultaatsverplichting moet worden gezien.
7.3.Een zorgvuldige selectie van het gastgezin vormt de pijler van het uitwisselingsprogramma en vereist van de referent de nodige zorgvuldigheid en het verrichten van serieuze inspanningen om aan de zorgplicht te voldoen. Mede gelet op de nadere concretisering van artikel 1.16 van het Vb 2000 in artikel 1.5 aanhef en onder b, van het VV 2000, klaagt [wederpartij] tevergeefs dat de staatssecretaris over de invulling van de zorgplicht geen duidelijke regels heeft geformuleerd en zo in strijd handelt met het lex certa-beginsel. Het was voor [wederpartij] kenbaar en voorzienbaar dat zij in het kader van een zorgvuldige selectie de samenstelling en woon- en verblijfplaats van het gastgezin moest verifiëren. Door nader onderzoek daarnaar achterwege te laten is [wederpartij] in haar zorgplicht aantoonbaar tekortgeschoten.
8.1.De toelichting op artikel 1.5 van het VV 2000 luidt, voor zover thans van belang, als volgt:
"Au pairs vormen een kwetsbare groep vreemdelingen die mogelijk sneller dan andere groepen vreemdelingen slachtoffer kunnen worden van misbruik en uitbuiting. Het is de verantwoordelijkheid van de referent van de au pair om situaties waarin de persoonlijke en lichamelijke integriteit van de au pair worden bedreigd zoveel als mogelijk te voorkomen. (..). De wijze waarop de referent van de au pair toeziet op de naleving van de gemaakte afspraken en het welzijn en welbevinden van de au pair is niet vastgelegd, maar te denken valt aan de mogelijkheid om met een zekere regelmaat bij het gastgezin en de au pair op bezoek te gaan of door op andere wijze zowel bij het gastgezin als de au pair te informeren naar de gang van zaken."
10.2.De Afdeling ziet de informatieplicht, anders dan de zorgplicht, als een resultaatsverplichting. De rechtbank heeft niet onderkend dat [wederpartij] op het eerstgenoemde meldingsformulier het hokje onder 5 sub 9, luidend 'Het gastgezin waarin de vreemdeling verblijft bestaat niet langer uit ten minste twee personen' niet heeft aangekruist. Dit hokje correspondeert met artikel 4.19, eerste lid, aanhef en onder e, van het VV 2000. Voor zover [wederpartij] heeft aangekruist dat de vreemdeling arbeid verricht in strijd met de Wav overweegt de Afdeling dat, gelet op de onder 10.1. vermelde toelichting, die melding niet de eis betreft, vervat in artikel 1j, aanhef en onder a, sub 1, van het BuWav, dat het gastgezin bestaat uit minimaal twee personen, maar slaat op de maximale omvang en de indeling van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 1j, aanhef en onder a, sub 3 en 4, van het BuWav. In aanmerking genomen dat de informatieplicht bedoeld in artikel 4.17, eerste lid, van het VV 2000 beperkt is tot de kennis die de referent heeft of kan hebben, heeft de staatssecretaris er terecht op gewezen dat [wederpartij] ten tijde van de melding beschikte over de e-mailberichten van de vreemdeling van 13 en 14 december 2014 en die van de gastvader van laatstgenoemde datum, die er op wezen dat de gastmoeder al bij aankomst van de vreemdeling in Nederland geen deel meer uitmaakte van het gastgezin. Op 14 december 2014 geeft de gastvader op de vraag 'Wat is jouw huidige gezinssamenstelling? Vanaf welke datum is deze gewijzigd?' het antwoord 'zoon, dochter'. De gastmoeder is in dit antwoord niet genoemd. De rechtbank heeft niet onderkend dat de staatsecretaris daarmee, zoals hij terecht stelt, het bewijs heeft geleverd dat [wederpartij] kennis had van de wijziging in de gezinssamenstelling. Door dit niet te melden heeft [wederpartij] de informatieplicht vervat in artikel 4.19, eerste lid, aanhef en onder e, van het VV 2000 overtreden.”