ECLI:NL:RBDHA:2020:1275
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Gambiaanse nationaliteit, zijn asielaanvraag had ingediend op 23 november 2019. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, met het argument dat Italië verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser, aangezien hij daar eerder een verzoek om internationale bescherming had ingediend. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat verweerder op basis van artikel 17 van de Dublinverordening gebruik had moeten maken van zijn discretionaire bevoegdheid om de aanvraag alsnog in behandeling te nemen, gezien de situatie in Italië.
Tijdens de zitting op 29 januari 2020 is eiser verschenen, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft overwogen dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Italië zijn internationale verplichtingen jegens asielzoekers nakomt. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is bevestigd dat er geen structurele tekortkomingen zijn in de opvangomstandigheden en de asielprocedure in Italië.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het rapport van Schweizerische Flüchtlingshilfe (SFH) dat door eiser is ingebracht, niet leidt tot een ander oordeel, omdat het geen wezenlijk nieuwe informatie bevat. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.