In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, betreft het een verzoek tot opname van een vaststellingsovereenkomst in het kader van internationale kinderontvoering. Het verzoek is ingediend door de vader, wonende in Roemenië, en de moeder, wonende in Nederland. De rechtbank heeft op 27 november 2020 uitspraak gedaan na een procedure die begon met een regiezitting op 27 augustus 2020, waarbij de ouders de gelegenheid kregen om deel te nemen aan een crossborder mediation traject. Tijdens deze mediation hebben de ouders uiteindelijk volledige overeenstemming bereikt over de zorg voor hun minderjarige kind.
De rechtbank heeft de ouders in de gelegenheid gesteld om hun afspraken vast te leggen in een vaststellingsovereenkomst, die op 3 november 2020 is opgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gewone verblijfplaats van het kind inmiddels in Nederland is gelegen, waardoor de rechtbank bevoegd is om over het verzoek te beslissen. De rechtbank heeft het verzoek tot opname van de vaststellingsovereenkomst in de beschikking toegewezen en de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd.
De beschikking is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit vier rechters, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ouders hebben het recht om binnen twee weken hoger beroep in te stellen tegen deze beschikking, indien zij het niet eens zijn met de beslissing van de rechtbank.