ECLI:NL:RBDHA:2020:12666

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
14 december 2020
Zaaknummer
AWB 20/3353 en AWB 20/3354
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsleven en afstammingsrelatie

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 9 december 2020, hebben eisers, allen met de Ghanese nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren gericht op verblijf als gezinslid bij hun gestelde vader, referent, die de aanvragen op 8 mei 2019 had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen zijn afgewezen omdat eisers niet voldeden aan de cumulatieve voorwaarden van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dit was met name te wijten aan het feit dat eisers niet geboren zijn uit een huwelijk van referent met hun moeders, en dat referent niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoende feitelijke invulling aan het gezinsleven heeft gegeven.

De rechtbank heeft de argumenten van eisers, die stelden dat er wel sprake was van een relatie die met een huwelijk gelijk te stellen is, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er geen sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat de geboortes van eisers tardief zijn geregistreerd en er geen bewijs was van een hechte persoonlijke band tussen referent en eisers. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de afstammingsrelatie niet voldoende was aangetoond en dat de verzoeken om verificatie- en DNA-onderzoek niet werden ingewilligd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 20/3353 en AWB 20/3354

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2020 in de zaak tussen

[eiseres 1] , geboren op [2002] , V-nummer: [nummer] , eiseres 1,

[eiseres 2], geboren op [2002] , V-nummer: [nummer] , eiseres 2,
[eiser] ,geboren op [2006] , V-nummer: [nummer] , eiser,
[eiseres 3], geboren op [2001] , V-nummer: [nummer] , eiseres 3, en
[eiseres 4], geboren op [2005] , V-nummer: [nummer] , eiseres 4,
hierna te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. J. van Appia),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluiten van 20 augustus 2019 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] (referent) afgewezen.
Bij besluiten van 20 maart 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2020. De beroepen zijn gevoegd behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Daarnaast is referent verschenen. Als tolk is L. Malowic verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eisers hebben de Ghanese nationaliteit. Zij beogen verblijf bij referent, hun gestelde vader. Referent heeft de aanvragen namens eisers op 8 mei 2019 ingediend. Eisers hebben niet allemaal dezelfde moeder. De moeder van eiseres 1, eiseres 2 en eiser is [naam 1] . De moeder van eiseres 3 en eiseres 4 is [naam 2] .
Bestreden besluit
2. Verweerder heeft de aanvragen van eisers afgewezen. Eisers voldoen niet aan de cumulatieve voorwaarden die het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) stelt. [1] Eisers zijn niet geboren uit een huwelijk van referent met (een van) de moeders van eisers of uit een relatie die met een huwelijk gelijk te stellen is. Referent dient daarom aannemelijk te maken dat hij sinds de geboorte van eisers voldoende feitelijke invulling aan het gezinsleven heeft gegeven Dit heeft referent echter niet aannemelijk gemaakt. Er is daarom geen sprake van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verder bestaat er twijfel over de afstammingsrelatie tussen eisers en referent, omdat de geboortes van eisers tardief zijn geregistreerd. Verweerder heeft geen aanleiding gezien om een verificatieonderzoek of DNA-onderzoek te verrichten, omdat hiermee slechts de afstammingsrelatie kan worden vastgesteld. Nu referent niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoende invulling heeft gegeven aan het gezinsleven, voldoen eisers ongeacht de afstammingsrelatie niet aan de overige cumulatieve voorwaarden voor het verlenen van een mvv. Verder is niet aangetoond dat referent het gezag over eisers heeft, omdat de overgelegde custody order niet is gelegaliseerd.
Familieleven
3. Eisers voeren aan dat zij wel zijn geboren uit een relatie die met het huwelijk op een lijn te stellen is. Referent heeft met de moeder van eiseres 1, eiseres 2 en eiser een langdurige relatie van 10 jaar gehad en heeft met haar samengewoond. Referent heeft met de moeder van eiseres 3 en eiseres 4 ook twee kinderen gekregen, dus ook zij hebben een bestendige relatie gehad. Daarnaast stellen eisers zich op het standpunt dat referent aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk hechte persoonlijke banden heeft met eisers. De overboekingen tonen aan dat referent eisers financieel ondersteunt. Verder zijn er foto’s overgelegd en blijkt uit de paspoortstempels dat referent Ghana in 2016 en 2019 heeft bezocht. Referent heeft verklaard dat hij eisers ook heeft ondersteund bij het maken van schoolkeuzes en uitleg heeft gegeven over belangrijke dingen in de samenleving. Er is daarom sprake van familie- en gezinsleven tussen eisers en referent.
4. De rechtbank overweegt over het familieleven tussen eisers en referent dat verweerder een verblijfsvergunning regulier verleent aan minderjarige biologische of juridische kinderen als de kinderen feitelijk tot het gezin behoren en ook in het land herkomst al feitelijk tot het gezin behoorden en ook onder het rechtmatige gezag van de ouder staan. Pas dan is sprake van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Van dit familieleven is in ieder geval sprake als eisers uit een reëel huwelijk of een exclusieve niet-huwelijkse relatie geboren zijn of als uit de feiten en omstandigheden blijkt dat daadwerkelijk sprake is van hechte persoonlijke banden tussen referent en eisers. [2]
5. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eisers niet zijn geboren uit een huwelijk tussen referent en hun moeders. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eisers niet zijn geboren uit een relatie die met een huwelijk gelijk te stellen is. Referent stelt dat hij samen heeft gewoond met de moeder van eiseres 1, eiseres 2 en eiser, maar heeft dit niet onderbouwd met stukken. Referent heeft niet samen gewoond met de moeder van eiseres 3 en eiseres 4. Verweerder heeft bij zijn standpunt mogen betrekken dat referent kinderen heeft verwekt bij twee verschillende vrouwen rond dezelfde periode en dat deze relaties naast elkaar bestonden. Verweerder heeft dus mogen vinden dat eisers niet zijn geboren uit een relatie die met een huwelijk gelijk te stellen is. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er daadwerkelijk sprake is van hechte persoonlijke banden met referent. Dat referent eisers financieel ondersteunt, betekent niet dat daadwerkelijk hechte persoonlijke banden bestaan tussen hem en eisers. Verweerder heeft ook mogen opmerken dat uit het feit dat referent twee keer naar Ghana is afgereisd, niet volgt dat hij eisers heeft bezocht en verzorgende en opvoedende taken op zich heeft genomen. De enkele verklaring van referent dat hij eisers op verschillende manieren ondersteunt, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden, nu dit niet is onderbouwd met stukken. Verweerder heeft zich daarom in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat er daadwerkelijk sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM met referent.
Afstammingsrelatie
7. Eisers stellen zich op het standpunt dat verweerder had moeten beoordelen of referent de biologische vader is van eisers. Verweerder heeft wel twijfels geuit over deze afstammingsrelatie, maar heeft het antwoord op de vraag ten onrechte in het midden gelaten. Eisers menen dat verweerder niet voorbij mag gaan aan de vraag of er een afstammingsrelatie bestaat tussen referent en eisers. Eisers voeren verder aan dat verweerder ten onrechte geen verificatie- en DNA-onderzoek heeft verricht. Eisers menen dat hiermee de afstammingsrelatie had kunnen worden vastgesteld en dat zij voldoende stukken hebben overgelegd die aanleiding bieden voor deze onderzoeken.
8. De rechtbank volgt dit standpunt van eisers niet. Op de zitting heeft verweerder toegelicht dat hij in het midden laat of referent de biologische vader van eisers is en dat de aanvragen beoordeeld zijn in de veronderstelling dat dit zo is. Verweerder beoordeelt vervolgens of aan de overige, cumulatieve voorwaarden wordt voldaan. Als daaraan wordt voldaan, keert verweerder terug naar de vraag of referent de biologische vader van eisers is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de vraag naar de afstammingsrelatie niet ten onrechte in het midden heeft gelaten. Uit de besluitvorming van verweerder is niet zichtbaar gebleken dat de beoordeling van de andere voorwaarden hierdoor is beïnvloed. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat wordt afgezien van nader onderzoek. Uit rechtsoverweging 6 volgt dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat eisers feitelijk behoren of in Ghana reeds behoorden tot het gezin van referent. De beroepsgrond slaagt niet.
Gezag
9. Eisers voeren aan dat zij hebben aangetoond dat referent het gezag heeft over eisers. Zij hebben in bezwaar een custody order overgelegd waaruit dit blijkt. In beroep hebben eisers een gelegaliseerde custody order overgelegd. Verweerder stelt ten onrechte dat niet is aangetoond dat referent het gezag over eisers heeft.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat referent niet heeft aangetoond dat hij het gezag over eisers heeft. Ten tijde van het bestreden besluit was er nog geen gelegaliseerde custody order overgelegd. Verweerder heeft daarom niet ten onrechte slechts beperkte waarde gehecht aan de custody order. Dat in beroep een gelegaliseerde custody order is overgelegd, maakt dit niet anders. Dit document kan gelet op de ex-tunc toetsing van de rechtbank namelijk niet bij de beoordeling van het bestreden besluit worden betrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
Hoorplicht
11. Tot slot hebben eisers naar voren gebracht dat verweerder ten onrechte heeft afgezien van het horen in bezwaar. De rechtbank overweegt dat verweerder van het horen van een belanghebbende kan afzien indien op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. [3] Naar het oordeel van de rechtbank doet een dergelijke situatie zich hier voor. Verweerder heeft daarom mogen afzien van het horen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
12. Ook wat verder is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 december 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 3.14, aanhef en onder c, van het Vb.
2.Paragraaf B7/3.2.1 en B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
3.Artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.