ECLI:NL:RBDHA:2020:12666
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen voor machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsleven en afstammingsrelatie
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 9 december 2020, hebben eisers, allen met de Ghanese nationaliteit, beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren gericht op verblijf als gezinslid bij hun gestelde vader, referent, die de aanvragen op 8 mei 2019 had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvragen zijn afgewezen omdat eisers niet voldeden aan de cumulatieve voorwaarden van het Vreemdelingenbesluit 2000. Dit was met name te wijten aan het feit dat eisers niet geboren zijn uit een huwelijk van referent met hun moeders, en dat referent niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoende feitelijke invulling aan het gezinsleven heeft gegeven.
De rechtbank heeft de argumenten van eisers, die stelden dat er wel sprake was van een relatie die met een huwelijk gelijk te stellen is, niet gevolgd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat er geen sprake was van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, omdat de geboortes van eisers tardief zijn geregistreerd en er geen bewijs was van een hechte persoonlijke band tussen referent en eisers. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de afstammingsrelatie niet voldoende was aangetoond en dat de verzoeken om verificatie- en DNA-onderzoek niet werden ingewilligd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de beroepen ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.