ECLI:NL:RBDHA:2020:12657
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek en oplegging wrakingsverbod in strafzaak
Op 7 december 2020 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van een verzoeker, die niet ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen. Het verzoek was gericht tegen mr. H.C.L. Vreugdenhil, de rechter in de strafzaak waarin de verzoeker als verdachte was gedagvaard. De wrakingskamer had eerder, op 16 november 2020, een vergelijkbaar verzoek afgewezen, omdat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was. De verzoeker had in zijn eerdere verzoek gesteld dat een brief van het Openbaar Ministerie, ondertekend door de rechter, aanleiding gaf tot de vrees dat de rechter vooringenomen was. De wrakingskamer heeft in haar beslissing van 7 december 2020 vastgesteld dat, hoewel de brief nu wel bestaat en door de rechter is ondertekend, dit niet leidt tot een ander oordeel. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees van de verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zouden kunnen brengen. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak kan worden voortgezet. Tevens werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen, gezien het misbruik van het rechtsmiddel wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.