ECLI:NL:RBDHA:2020:12649
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in strafzaak met eerdere betrokkenheid en bejegening
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 12 november 2020 uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker, die zich onheus bejegend voelde door de rechter. Het verzoek was gericht tegen mr. J. Eisses, die eerder als voorzitter van de raadkamer had opgetreden in de strafzaak van verzoeker. Het wrakingsverzoek werd gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoek met betrekking tot eerdere zittingen te laat was ingediend. De wrakingskamer oordeelde dat de omstandigheden die verzoeker aanvoerde geen reden gaven om aan te nemen dat de rechter partijdig of vooringenomen was. De rechter had in eerdere raadkamerzittingen op 1 augustus en 16 oktober 2019 beslist over verzoeken tot opheffing van een gebiedsverbod. Verzoeker had geen vertrouwen in een onpartijdige behandeling van zijn strafzaak, vooral na opmerkingen van de rechter tijdens de zitting van 4 november 2020. De wrakingskamer concludeerde echter dat de enkele omstandigheid dat de rechter eerder betrokken was geweest bij de zaak, niet voldoende was om partijdigheid aan te nemen. Het verzoek tot wraking werd afgewezen en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet.