ECLI:NL:RBDHA:2020:12625
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de bestuursrechter bij niet tijdig beslissen op asielaanvragen onder de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, had op 13 juni 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 25 september 2020 heeft de eiser beroep ingesteld omdat er geen tijdig besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optrad.
De rechtbank overweegt dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die op 11 juli 2020 in werking is getreden, bepaalt dat het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag niet langer gelijkgesteld kan worden met een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, tenzij er voor deze datum rechtsgeldig in gebreke is gesteld. In dit geval heeft de verweerder de ingebrekestelling van de eiser ontvangen na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet, waardoor de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het beroep kennis te nemen.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak openbaar is gedaan. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.