ECLI:NL:RBDHA:2020:12625

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
NL20.17466
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter bij niet tijdig beslissen op asielaanvragen onder de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 december 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Bravo Mougán, had op 13 juni 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 25 september 2020 heeft de eiser beroep ingesteld omdat er geen tijdig besluit was genomen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die als verweerder optrad.

De rechtbank overweegt dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND, die op 11 juli 2020 in werking is getreden, bepaalt dat het niet tijdig nemen van een besluit op een asielaanvraag niet langer gelijkgesteld kan worden met een besluit waartegen beroep kan worden ingesteld, tenzij er voor deze datum rechtsgeldig in gebreke is gesteld. In dit geval heeft de verweerder de ingebrekestelling van de eiser ontvangen na de inwerkingtreding van de Tijdelijke wet, waardoor de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van het beroep kennis te nemen.

De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak openbaar is gedaan. Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld binnen zes weken na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.17466
uitspraak van de enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Bravo Mougán),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 13 juni 2019 een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
Op 25 september 2020 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de bestuursrechter, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is omdat hij kennelijk onbevoegd is of het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
2. Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter.
Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld.
Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
3. Op grond van artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (hierna: de Tijdelijke wet) – voor zover hier van belang – is artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb niet van toepassing op besluiten op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw 2000.
Op grond van artikel 3 van de Tijdelijke wet – voor zover hier van belang – blijft artikel 1 buiten toepassing indien verweerder vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet niet binnen de wettelijke termijn heeft beslist op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Vw 2000 en hij vóór die datum van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, onder b, van de Awb heeft ontvangen.
4. De Tijdelijke wet is op 11 juli 2020 in werking getreden. Uit het digitale zaakdossier blijkt dat verweerder eisers ingebrekestelling na deze datum, te weten op
9 september 2020, heeft ontvangen, zodat artikel 1 van de Tijdelijke wet in dit geval van toepassing is. Dat betekent dat het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser niet kan worden gelijkgesteld met een besluit waartegen bij de bestuursrechter beroep kan worden ingesteld.
5. De bestuursrechter is kennelijk onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A. Faulborn, griffier.
De uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.