ECLI:NL:RBDHA:2020:1259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
C/09/586895 / FA RK 20-88
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om nieuwe voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet Bopz

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 februari 2020 uitspraak gedaan over het verzoek van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam tot het verlenen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging voor de betrokkene, geboren in 1978 en thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden. Het verzoek was ingediend op 30 juli 2019, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende actuele informatie over de geestelijke gezondheid van de betrokkene in het dossier aanwezig was. De rechtbank had eerder, op 14 februari 2019, een voorwaardelijke machtiging verleend die op 15 augustus 2019 was verlopen. De rechtbank stelde vast dat het verzoek tot een nieuwe machtiging weliswaar tijdig was ingediend, maar dat het tijdsverloop van meer dan zes maanden en het ontbreken van actuele informatie over de geestelijke gezondheid van de betrokkene leidde tot de conclusie dat het verzoek moest worden afgewezen. De advocaat van de betrokkene had aangevoerd dat er fouten waren gemaakt in het verzoek en dat de voorwaardelijke machtiging reeds was verlopen, wat de afwijzing van het verzoek verder onderstreepte. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten het verzoek tot verlening van een nieuwe voorwaardelijke machtiging af te wijzen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 20-88
Zaaknummer: C/09/586895
Datum beschikking: 04 februari 2020
P- nummer: 1010307

Nieuwe voorwaardelijke machtiging

Beschikking op het op 30 juli 2019 ingekomen verzoek van:

de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam met betrekking tot:

[de man]

de betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats]
advocaat: mr. N. de Vos te Amsterdam.

Procedure

Bij het verzoekschrift zijn de volgende stukken – voor zover van belang – overgelegd:
  • een op 05 juli 2019 ondertekende verklaring van [psychiater 1] , niet zijnde de behandelend psychiater van de betrokkene;
  • een op 16 juli 2019 door [behandelaars] van de betrokkene ondertekend behandelingsplan, als bedoeld in artikel 14a, vijfde lid, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (hierna: Wet Bopz) tevens houdende de voorwaarden voor het verkrijgen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging;
  • het faxbericht, ingekomen ter griffie van de rechtbank Amsterdam op 31 juli 2019, van GGZ ingeest, BOPZ bureau Amsterdam;
  • beschrijving als bedoeld in artikel 14 c, vijfde lid Wet BOPZ;
  • het proces-verbaal van behandeling van het verzoek van de rechtbank Amsterdam van 7 november 2019;
  • de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2020, waarbij de behandeling van het verzoek naar deze rechtbank is verwezen.
Bij beschikking van 14 februari 2019 heeft de rechtbank Amsterdam een voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden tot en met 15 augustus 2019.
De rechtbank heeft de betrokkene op 04 februari 2020 gehoord. De betrokkene werd bijgestaan door zijn advocaat.
Verder zijn ter terechtzitting verschenen:
- de behandelend [psychiater 2]
- de [behandelaar]
- de [officier van justitie] ,
- de tolk in de Arabische taal, R. Achamlale.

Feiten

Betrokkene verblijft op dit moment op strafrechtelijke titel in de Penitentiaire Inrichting
Haaglanden te Den Haag.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot het verlenen van een nieuwe voorwaardelijke machtiging.
De officier van justitie heeft desgevraagd naar voren gebracht dat de behandeling van het verzoek tot een nieuwe voorwaardelijke machtiging weliswaar lang heeft geduurd, maar dat het verzoek daartoe tijdig is ingediend en dat dat uitgangspunt dient te zijn.
De psychiater heeft naar voren gebracht dat ook vanuit behandeloogpunt nog steeds wordt gevraagd om een nieuwe voorwaardelijke machtiging. Weliswaar zit de betrokkene nu in voorlopige hechtenis op verdenking van mishandeling van zijn moeder en beschikt hij niet over een woonruimte, maar een opname in een psychiatrisch ziekenhuis na beëindiging van de detentie is nu niet aan de orde.
De advocaat heeft naar voren gebracht dat er veel fouten zijn gemaakt in het onderhavige verzoek. Nu het verzoek dateert van 30 juli 2019 en nadien geen actuele geneeskundige informatie aan het dossier is toegevoegd en de voorwaardelijke machtiging reeds in augustus is verlopen concludeert de advocaat tot afwijzing van het verzoek.

Beoordeling

Op het verzoek zijn van toepassing de artikelen 8, 9, 14a en 14c van de Wet Bopz.
De rechtbank stelt vast dat in het dossier, ondanks het verzoek van de rechtbank Amsterdam daartoe, zoals opgenomen in het proces-verbaal van 7 november 2019, geen informatie over de actuele geestelijke gezondheidstoestand van de betrokkene is opgenomen.
Daar komt bij dat de voorwaardelijke machtiging, op welke machtiging de verzochte nieuwe voorwaardelijke machtiging zou moeten aansluiten, al op 15 augustus 2019 is verlopen. Weliswaar is het verzoek ingediend binnen de in artikel 14c lid 6 van de Wet Bopz gestelde termijn, maar de rechtbank is van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen gelet op het tijdsverloop van ruim zes maanden sinds de indiening van het verzoek en het ontbreken van informatie over de actuele geestelijke gezondheidstoestand van de betrokkene,
De rechtbank zal aldus beslissen.

Beslissing

De rechtbank:
wijst af het verzoek tot verlening van een nieuwe voorwaardelijke machtiging.
Deze beschikking is gegeven door mr. O.F. Bouwman, rechter, bijgestaan door
F.A.M. Vreeswijk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 04 februari 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 februari 2020.