ECLI:NL:RBDHA:2020:12563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
NL 20.18534 en 20.18535
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en overdracht naar Slowakije onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris stelde dat Slowakije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser voerde aan dat de detentie- en leefomstandigheden in Slowakije onmenselijk waren en dat hij een reëel risico liep op onmenselijke en vernederende behandelingen bij zijn overdracht naar Slowakije.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 22 augustus 2020 een asielaanvraag heeft ingediend en dat de staatssecretaris op 19 oktober 2020 heeft besloten deze aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 12 november 2020 was eiser aanwezig, bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de omstandigheden in Slowakije zodanig zijn dat hij daar een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen de uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL20.18534 (beroep) en NL20.18535 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: [naam] ),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: [naam] ).

ProcesverloopBij besluit van 19 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van

eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in
behandeling genomen op de grond dat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling
daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de
voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2020. Eiser is
verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is een tolk Arabisch-Syrisch
verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en besluitvorming
1. Eiser heeft op 22 augustus 2020 een aanvraag tot het verlenen van een
verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de asielaanvraag van eiser niet in
behandeling genomen op de grond dat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling
daarvan. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de
Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van
een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op
grond van de Dublinverordening [1] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij Slowakije een
verzoek om terugname gedaan. Slowakije heeft dit verzoek aanvaard.
Gronden eiser
3. Eiser voert aan dat in Slowakije de detentie- en leefomstandigheden waaraan hij zal
worden blootgesteld en de kwaliteit van de asielprocedure in strijd met de artikelen 3 en 13
van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(EVRM) zijn. Hij heeft verklaard dat hij 29 uur langer zonder eten en drinken is
vastgehouden op het vliegveld van [plaatsnaam] . Tijdens de geboeide reis kreeg hij evenmin
eten of drinken. Eiser verwijst ter onderbouwing van zijn betoog naar verschillende
uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). [2] Het EHRM
overweegt in deze uitspraken dat indien gedetineerden niet van voldoende voedsel worden
voorzien, dit in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft verder geen concreet
bewijs en doet daarom een beroep op overmacht. Van hem kan in de omstandigheden
waarin hij verkeerde niet verlangd worden om nader bewijs te vergaren. Verder voert eiser
aan dat de hygiënische omstandigheden in de opvangkampen zeer slecht waren. De
kakkerlakken liepen over hem heen. Eiser heeft hiervan een mp4 bestand ingebracht. Eiser
wijst op het rapport van het United Nations human Rights Committee. [3] Voorts betoogt eiser
dat hij bij overdracht risico loopt op onterechte detentie. Uit de landeninformatie blijkt dat
asielzoekers in Slowakije structureel worden gedetineerd. [4] Eiser wijst op het arrest
Muminov [5] , waaruit volgt dat – indien verweerder geen tegenbewijs levert – mag worden
uitgegaan van de juistheid van de door eiser overgelegde landeninformatie. Tot slot betoogt
eiser dat de mogelijkheid om in Slowakije te klagen over de omstandigheden illusoir is
vanwege de taalbarrière en het gebrek aan rechtsbijstand. [6]
Oordeel rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen als zodanig niet in geschil is dat
Slowakije op grond van de Dublinverordening in beginsel verantwoordelijk is voor de
behandeling van het verzoek om internationale bescherming van eiser.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder op grond van het interstatelijk
vertrouwensbeginsel in het algemeen ervan mag uitgaan dat Slowakije zijn
verdragsverplichtingen en de verplichtingen die voortvloeien uit de richtlijnen [7] nakomt. Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in Slowakije sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure of de opvangvoorzieningen die
ernstige, op feiten berustende gronden vormen om aan te nemen dat eiser daar een reëel
risico zal lopen op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. Verweerder heeft
zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser met de aangehaalde bronnen niet
aannemelijk heeft gemaakt dat Slowakije zich niet aan de verdragsverplichtingen of
richtlijnen houdt. Uit de door eiser ingebrachte landeninformatie blijkt immers niet dat de
asielprocedure aan het systeem gerelateerde structurele tekortkomingen heeft. Hieruit volgt
evenmin dat vreemdelingen structureel toegang tot rechtsbijstand wordt onthouden.
7. De uitspraken van het EHRM waarnaar eiser verwijst, kunnen hem niet baten. De
uitspraken gaan namelijk niet over Slowakije en het betreffen daarnaast individuele
beoordelingen. Het samenstel van factoren en de casuïstiek die aan die onderliggende zaken
ten grondslag ligt leent zich niet voor een vergelijking met deze zaak zoals eiser dat wenst te
zien.
8. Hoewel uit de verklaringen van eiser kan worden afgeleid dat sprake is van
moeilijke omstandigheden in Slowakije, volgt uit de verklaringen niet dat ernstige, op feiten
berustende, gronden bestaan om aan te nemen dat hij in Slowakije een reëel risico op
onmenselijke en vernederende behandelingen zal lopen bij zijn overdracht of als gevolg
daarvan. Hierbij is mede van belang dat eiser heeft verklaard dat hij al dan niet intentioneel
een asielverzoek in Slowakije heeft kunnen indienen, een gehoor met de autoriteiten aldaar
heeft gehad en eveneens opvang heeft gehad. De gestelde omstandigheden dat hij (vanwege
Corona) in een gesloten opvangkamp heeft verbleven, vanuit waar hij werd overgeplaatst en
dat hij het gehoor met de autoriteiten moest bijwonen, omdat hij anders in het kamp
opgesloten bleef zitten, doen hieraan niet af. Uit deze enkele verklaringen volgt niet dat
Slowakije in strijd met de richtlijnen en de internationale afspraken heeft gehandeld. De
beroepsgrond slaagt daarom niet.
9. Uit de verklaringen van eiser dat de kakkerlakken in het opvangkamp over zijn
gezicht liepen en het ingebrachte mp4-bestand waarop kakkerlakken op een muur te zien
zijn, kan slechts worden gedestilleerd dat op een bepaald ogenblik (mogelijk) in een
specifiek opvangkamp het hygiëneniveau ernstig te wensen overliet. Hieruit kan echter niet
worden geconcludeerd dat de omstandigheden structureel van een dusdanig onaanvaardbaar
en ondermaats niveau waren dat eiser in Slowakije het slachtoffer is geworden van een
behandeling in strijd met artikel 3 EVRM en/of artikel 4 Handvest. Niet is gebleken immers
dat, indien deze situatie zich heeft voorgedaan, in welke mate en voor welke duur eiser aan
deze situatie is blootgesteld en welk effect dit mentaal dan wel fysiek op hem heeft gehad.
Voorts valt niet uit te sluiten dat de autoriteiten van Slowakije mogelijk reeds hun
verantwoordelijkheid hebben genomen om de gestelde situatie weg te nemen. Eiser heeft
namelijk verklaard dat hij een paar dagen in het opvangkamp heeft verbleven en daarna is
vertrokken. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Dat eiser bij overdracht risico loopt op onterechte detentie en dat dit zou volgen uit
het rapport [naam] volgt de rechtbank ook niet. Eiser heeft dit met de
enkele algemene verwijzing naar dit rapport onvoldoende concreet gemaakt.
11. Voor zover eiser meent dat de autoriteiten van Slowakije zich schuldig hebben
gemaakt aan onrechtmatig handelen, heeft voorts te gelden dat eiser zich hiertoe dient te
beklagen bij de daartoe aangewezen (hogere)autoriteiten in Slowakije. Niet is gebleken dat
de (hogere) autoriteiten van Slowakije hem niet zouden kunnen of willen helpen of dat dit
bij voorbaat kansloos is.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd
dat de ingebrachte stukken en verklaringen onvoldoende grond bieden voor de conclusie dat
de toepassing van de asielprocedure en de detentie- en leefomstandigheden in Slowakije in
de praktijk van dien aard zijn dat op basis daarvan zou moeten worden geconcludeerd dat
Slowakije de internationale verplichtingen niet nakomt. Ook ziet de rechtbank geen
aanleiding voor het oordeel dat van eiser geen concrete informatie kan worden verlangd.
Hoe lastig ook, het blijft aan eiser om de door hem naar voren gebrachte schending van
artikel 3 EVRM en/of artikel 4 Handvest aannemelijk te maken. Deze beroepsgrond slaagt
niet.
13. Verweerder heeft zich daarom met een beroep op het interstatelijk
vertrouwensbeginsel op het standpunt mogen stellen dat ervan kan worden uitgegaan dat
Slowakije de internationale verplichtingen nakomt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
14. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt
afgewezen, omdat bij deze uitspraak op het beroep wordt beslist.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep in de zaak NL20.18534 ongegrond;
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak NL20.18535 af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid
van mr. L.A. Super, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen de uitspraak op het beroep kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.EHRM 7 december 2017, 8138/16 (S.F. e.a. t. Bulgarije), EHRM 6 november 2007,
3.Rapport UN Committee on the Elimination of Racial Discrimination (CERD),
4.Het rapport van Global Detention Projects 2019.
5.EHRM 11 december 2008, 42502/06 (Muminov t. Rusland).
6.US Department of State (2019), ‘Country report on human rights practices 2019’.
7.Zoals vastgelegd in de Definitierichtlijn (Richtlijn 2011/95/EU), de Procedurerichtlijn (Richtlijn