ECLI:NL:RBDHA:2020:12563
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en overdracht naar Slowakije onder de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2020 uitspraak gedaan in het beroep van een eiser tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris stelde dat Slowakije verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser voerde aan dat de detentie- en leefomstandigheden in Slowakije onmenselijk waren en dat hij een reëel risico liep op onmenselijke en vernederende behandelingen bij zijn overdracht naar Slowakije.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 22 augustus 2020 een asielaanvraag heeft ingediend en dat de staatssecretaris op 19 oktober 2020 heeft besloten deze aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 12 november 2020 was eiser aanwezig, bijgestaan door een gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de omstandigheden in Slowakije zodanig zijn dat hij daar een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Slowakije verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen de uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.