6.3Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een telefonische bedreiging van medewerkers van de Surinaamse ambassade. In een tijd waar het waakzaamheidsniveau voor dreiging van terroristische aanslagen reeds hoog is, heeft deze bedreiging door de verdachte geleid tot het nemen van extra veiligheidsmaatregelen door de ambassade. Bij de medewerker van de ambassade tegen wie de verdachte de bedreiging heeft geuit heeft dit tot angst en gevoelens van onveiligheid geleid. Een ambassade is een internationaal beschermde organisatie die haar werk ongestoord dient te kunnen uitvoeren. Dat de verdachte niet heeft stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen neemt de rechtbank hem kwalijk.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 2 november 2020. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde herhaaldelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder geweldsmisdrijven. Voorts stelt de rechtbank vast dat op 3 juni 2019 de aan de verdachte in 2006 opgelegde TBS-maatregel met dwangverpleging is beëindigd. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportages van drs. Y. Noorlander, GZ-psycholoog van 10 augustus 2020 en van dr. D.J. Vinkers, psychiater, van 14 augustus 2020.
De psycholoog concludeert dat bij de verdachte sprake is van schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van cannabis. Deze problematiek was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit. Naast de aanwezige problematiek was in de periode waarin de verdachte is overgegaan tot het ten laste gelegde sprake van toenemende druk door de beëindiging van de TBS-maatregel en daarmee de beëindiging van de structuur van duidelijke voorwaarden en afspraken. De verdachte had op het moment van het plegen van de bedreiging weinig gedragsalternatieven tot zijn beschikking zodat het ten laste gelegde in een verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend.
Zijn beperkte vaardigheden maken dat er sprake is van een verhoogd risico op recidive, zeker indien er sprake is van psychotische ontregeling. Om recidive te voorkomen, wordt een fase van intensieve behandeling, stevige externe structurering en begeleiding op diverse terreinen, noodzakelijk geacht. Gewaakt dient te worden voor overschatting.
Het stellen van haalbare doelen en het maken van duidelijke afspraken is essentieel. Op deze manier kan vanuit een klinische fase toegewerkt worden naar een terugkeer naar Stichting Pameijer en het stapsgewijs opbouwen van een zo zelfstandig mogelijk bestaan. Gelet op de meewerkende houding van de verdachte adviseert de psycholoog een (deels) voorwaardelijke straf met daarbij aanvullende bijzondere voorwaarden in de vorm van een klinische opname bij een FPA, het meewerken aan medicatie (indien voorgeschreven) en bijvoorbeeld het meewerken aan een buddy
project. Met deze voorwaarden is er meer mogelijk in het opschalen van zorg op het moment dat dit nodig is en het afschalen van zorg zodra dit mogelijk is.
De psychiater concludeert dat bij de verdachte sprake is van een licht verstandelijke beperking, schizofrenie van het ongespecificeerde type en een stoornis in het gebruik van cannabis, matig, in vroege remissie. De psychotische kwetsbaarheid van de verdachte is van invloed geweest op het tenlastegelegde. Waarschijnlijk speelde het cannabisgebruik van de verdachte in de maanden voor het tenlastegelegde ook een rol bij de psychotische ontregeling van de verdachte. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Er is sprake van een verhoogd risico op recidive. Dit is met name het geval als de verdachte psychotisch decompenseert, bijvoorbeeld omdat hij stopt met antipsychotica of cannabis gaat gebruiken. De verdachte heeft beperkt zelfinzicht, een gebrekkig inzicht in zijn pathologie, een behoorlijke mate van instabiliteit, zowel affectief (gebrekkig inlevingsvermogen en nauwelijks zicht op eigen gevoelswereld), gedragsmatig (onder meer impulsiviteit, geringe frustratietolerantie) als cognitief met een verstoorde attributionele stijl, waarbij hij anderen de schuld van problemen in zijn leven geeft. De verdachte lijkt wel gemotiveerd voor hulpverlening en hij zegt zich aan de voorwaarden te willen houden. De psychiater adviseert om aan de verdachte een forensisch-psychiatrische behandeling bij de FPA Palier op te leggen als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel met toezicht door de reclassering op de voorwaarden. Het klinisch verblijf bij de FPA Palier waar verdachte thans middels een rechterlijke machtiging verblijft zou de komende tijd in ieder geval gecontinueerd moeten worden om het effect van de anti-psychotica (en de abstinentie van cannabis) te monitoren. Mogelijk kan de verdachte daarna weer onder ambulante begeleiding en behandeling zelfstandig gaan wonen.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van het reclasseringsadvies over de verdachte van 13 oktober 2020. Uit deze rapportage volgt dat er bij betrokkene sprake is van schizofrenie en een verstandelijke beperking. Daarnaast is er sprake van cannabis- en alcoholproblematiek. De kans op recidive is hoog, gezien zijn lage intelligentie, psychotische kwetsbaarheid en middelengebruik. Zijn lage intelligentie maakt dat hij bij oplopende stress de weg kwijtraakt en zich opgejaagd voelt. Het middelengebruik leidt tot het risico op psychotische decompensatie. De verdachte is gebaat bij activerende en ondersteunende begeleiding, waarbij hij geholpen wordt om om te gaan met stress (dagbesteding, abstinent van middelen, versterking van zelfvertrouwen, gebruik van medicatie, pro sociale contacten). De reclassering adviseert het klinisch verblijf te continueren, met uiteindelijk (bij een stabiel beeld) uitstroom naar forensische ambulante behandeling. Belangrijk is dat er vanuit de reclassering hierop toezicht wordt gehouden.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij reclassering;
- opname in een zorginstelling – klinische behandeling;
- ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
- drugsverbod;
- alcoholverbod.
Geadviseerd wordt om de dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen.
Nu de conclusies en adviezen van de psychiater, de psycholoog en de reclassering gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, legt de rechtbank die conclusies mede aan haar oordeel over de straftoemeting ten grondslag en maakt deze tot de hare.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Strafmodaliteit en strafmaat
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend, enerzijds om de ernst van de gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen en anderzijds om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken.
De rechtbank acht, alles afwegende en gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, passend een gevangenisstraf van 75 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank zal – in overeenstemming met de adviezen van de deskundigen en de reclassering - aan deze straf de bijzondere voorwaarden verbinden, zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank beperkt de duur van de klinische opname tot een jaar, nu de verdachte al geruime tijd opgenomen is, en niet zonder meer uit de adviezen volgt dat een zeer langdurige opname is geïndiceerd. Een langer durende opname kan bovendien indien nodig te zijner tijd met een zorgmachtiging worden bewerkstelligd.
Anders dan de reclassering adviseert en de officier van justitie vordert, zal de rechtbank de voorwaarden en het toezicht niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, omdat niet wordt voldaan aan de wettelijke voorwaarden. Naar het oordeel van de rechtbank is er namelijk geen aanleiding om aan te nemen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen.
Daarnaast zal de rechtbank, anders dan door de officier van justitie gevorderd, een proeftijd opleggen van drie jaar. Oplegging van een langere proeftijd is slechts mogelijk indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, en aan dat criterium is – zoals hiervoor is overwogen – niet voldaan.