Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 10 november 2020 in de zaak tussen
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder
gemeente Den Haag, te Den Haag, vergunninghoudster.
Rechtbank Den Haag
Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak SGR 19/3198, waarin eiseressen, eigenaren en ontwikkelaars van een nabijgelegen hotel, in beroep gingen tegen de verleende omgevingsvergunning voor de realisatie van een ondergrondse entree en fietsenstalling (EeF) bij de Kijkduinsestraat en onder het Deltaplein. De rechtbank oordeelde dat de aanlegwerkzaamheden voor de EeF niet vergund hadden mogen worden zonder een tijdelijke alternatieve toegangsweg naar het hotel te garanderen. De rechtbank stelde vast dat het bestreden besluit niet voorzag in een alternatieve ontsluitingsweg, waardoor de enige toegangsweg naar het hotel zou vervallen. Dit gebrek aan goede ruimtelijke onderbouwing leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. De rechtbank droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de bereikbaarheid van het hotel tijdens en na de aanlegwerkzaamheden gewaarborgd moet worden. De uitspraak benadrukt het belang van een goede belangenafweging en de noodzaak van een adequate ruimtelijke onderbouwing bij het verlenen van omgevingsvergunningen.