ECLI:NL:RBDHA:2020:12496

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2020
Publicatiedatum
9 december 2020
Zaaknummer
C-09-571932-HA ZA 19-379
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rolbeslissing inzake subsidiaire stellingnames in klimaatzaak tegen Shell

Op 9 december 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een rolbeslissing genomen in de zaak van Milieudefensie c.s. tegen Royal Dutch Shell PLC. De zaak betreft een bezwaar van Shell tegen de subsidiaire stellingnames van Milieudefensie, waarin zij stelt dat de NGO's primair opkomen voor de belangen van de wereldbevolking en subsidiair voor de belangen van Nederlandse ingezetenen. Tijdens de comparitie op 3 december 2020 heeft Milieudefensie c.s. deze stellingen ingenomen, wat door Shell als een wijziging van de grondslag van de eis werd bestempeld. Shell betoogde dat deze nieuwe subsidiaire standpunten in strijd zijn met de goede procesorde, omdat ze in een laat stadium van de procedure zijn ingediend.

De rechtbank heeft het bezwaar van Shell ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de stellingen van Milieudefensie c.s. reeds in de dagvaarding waren opgenomen en dat er geen sprake was van een ontoelaatbare grondslagwijziging. De rechtbank benadrukte dat zolang er geen eindvonnis is gewezen, de eiser zijn eis of de grondslag daarvan kan veranderen of vermeerderen, en dat de gedaagde hiertegen bezwaar kan maken. De rechtbank concludeerde dat de NGO's zowel voor mondiale als voor Nederlandse belangen opkomen, en dat de belangen van de Waddenvereniging specifiek betrekking hebben op het Waddengebied.

De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters L. Alwin, I.A.M. Kroft en M.L. Harmsen, die de zaak in behandeling hadden. Deze uitspraak is van belang voor de verdere voortgang van de klimaatzaak tegen Shell, waarin de rol van NGO's en hun belangenbehartiging centraal staat.

Uitspraak

rolbeslissing

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
Zittingsplaats Den Haag
zaaknummer / rolnummer: C/09/571932 / HA ZA 19-379
Rolbeslissing van 9 december 2020
in de zaak van
1. VERENIGING MILIEUDEFENSIEte Amsterdam en
DE ANDEREN DIE ZIJ VERTEGENWOORDIGT,

2 STICHTING GREENPEACE NEDERLANDte Amsterdam,

3 STICHTING TER BEVORDERING FOSSIELVRIJ-BEWEGINGte Amsterdam,

4 LANDELIJKE VERENIGING BEHOUD WADDENZEEte Harlingen,

5 STICHTING BOTH ENDSte Amsterdam,

6 JONGEREN MILIEU ACTIEFte Amsterdam,

7 STICHTING ACTIONAIDte Amsterdam,

eisers,
advocaat: mr. R.H.J. Cox te Maastricht,
tegen
ROYAL DUTCH SHELL PLCte Den Haag,
gedaagde,
advocaat: mr. D. Horeman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Milieudefensie c.s. en RDS genoemd worden.

1.Het bezwaar van RDS en de beoordeling daarvan

1.1.
Tijdens de comparitie van partijen op 3 december 2020 heeft Milieudefensie c.s. bij de behandeling van de ontvankelijkheid van de collectieve acties gesteld dat de NGO's primair opkomen voor de belangen van de hele wereldbevolking, subsidiair voor de belangen van uitsluitend de Nederlandse ingezetenen. Bij de behandeling van het toepasselijk recht heeft Milieudefensie c.s. subsidiair – voor het geval de rechtbank het standpunt van RDS zou volgen dat ook wanneer voor het toepasselijk recht wordt aangeknoopt bij het Erfolgsort, het recht van vele landen van toepassing is, omdat de schade wordt geleden over de hele wereld – gesteld dat zij uitsluitend een beroep doen op in Nederland geleden of te lijden schade. Milieudefensie c.s. acht de emissies die zij wereldwijd aan het Shell-concern toerekenen van belang voor zowel de primaire als de subsidiaire grondslag (in beide varianten).
1.2.
RDS maakt bezwaar tegen deze subsidiaire stellingnames, die volgens RDS nieuw zijn en een wijziging van de grondslag van de eis in de zin van artikel 130 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) vormen. RDS stelt dat het in strijd is met de goede procesorde om in dit late stadium van de procedure de grondslag van de eis aan te vullen met nieuwe subsidiaire standpunten. RDS heeft haar bezwaar tegen de subsidiaire stellingname van Milieudefensie c.s. toegelicht bij akte op 4 december 2020.
1.3.
Milieudefensie c.s. heeft eveneens op 4 december 2020 gereageerd bij akte op het bezwaar van RDS.
1.4.
Beide aktes worden op de rol van vandaag genomen. De hierna te noemen beslissing en de gronden waarop deze steunt, zijn op voorhand per mailbericht van 7 december 2020 aan partijen medegedeeld.
1.5.
Zolang geen eindvonnis is gewezen, is de eiser bevoegd zijn eis of de grondslag daarvan schriftelijk bij conclusie of akte ter rolle te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde kan hiertegen bezwaar maken op de grond dat de verandering of vermeerdering in strijd is met de eisen van de goede procesorde. Een grondslagwijziging ziet zowel op de juridische als de feitelijke gronden van de vordering. De rechtbank zal het toetsingskader van artikel 130 Rv toepassen op de tijdens de comparitie van partijen mondeling ingenomen subsidiaire stellingnames.
1.6.
In de dagvaarding wordt op diverse plaatsen gewezen op schade c.q. klimaatverandering "in Nederland en daarbuiten" en op "het belang van Milieudefensie c.s. om daartegen op te komen". Zo staat bij randnummer 75:

Eisers verwijten Shell dat zij vanuit Den Haag een onrechtmatig (klimaat)beleid voert met grote schade aan mens en milieu tot gevolg, in Nederland en daarbuiten. Eisers worden door dit onrechtmatige handelen van Shell in hun belangen geraakt. De vorderingen van eisers op Shell zijn dan ook gebaseerd op aansprakelijkheid uit hoofde van een in Nederland gepleegde onrechtmatige daad die (mede) in Nederland tot schade en aantasting van belangen leidt.”
1.7.
Uit deze en ook andere passages in de dagvaarding volgt dat de NGO’s – voor zover mogelijk – zowel voor de mondiale belangen als voor de belangen van Nederlandse ingezetenen opkomen. De Waddenvereniging, die krachtens haar statuten opkomt voor de belangen van het Waddengebied, kan niet opkomen voor de mondiale belangen en beoogt dat ook niet. Uit de dagvaarding kan niet worden afgeleid dat de daarin opgenomen beschrijving van de Nederlandse belangen en de situatie in Nederland alleen betrekking heeft op de in Nederland woonachtige individuele eisers. De in de dagvaarding beschreven Nederlandse belangen hebben in ieder geval betrekking op de collectieve actie van de Waddenvereniging, die opkomt voor de inwoners van het deels in Nederland gelegen Waddengebied, maar ook op die van de andere NGO’s die zich op het standpunt stellen dat zij alle mede opkomen voor de belangen van Nederlandse ingezetenen, door RDS in deze procedures aan te spreken op “haar klimaatimpact in Nederland en daarbuiten”.
1.8.
De ter zitting ingenomen stelling dat de NGO's primair opkomen voor de belangen van de hele wereldbevolking en subsidiair voor de belangen van uitsluitend de Nederlandse ingezetenen, ligt dus reeds besloten in de dagvaarding. Dat geldt ook voor de stelling dat Milieudefensie c.s. subsidiair – voor het geval de rechtbank het standpunt van RDS zou volgen dat ook wanneer voor het toepasselijk recht wordt aangeknoopt bij het Erfolgsort, het recht van vele landen van toepassing is, omdat de schade wordt geleden over de hele wereld – uitsluitend een beroep doen op in Nederland geleden of te lijden schade.
Hier is dus geen sprake van een ontoelaatbare, met de goede procesorde strijdige grondslagwijziging. Het bezwaar van RDS treft geen doel.

2.De beslissing

De rechtbank:
2.1.
verklaart het bezwaar van RDS ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. L. Alwin, mr. I.A.M. Kroft en mr. M.L. Harmsen en in het openbaar uitgesproken op 9 december 2020. [1]

Voetnoten

1.type: 2753