ECLI:NL:RBDHA:2020:12477

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2020
Publicatiedatum
8 december 2020
Zaaknummer
C/09/601364 / KG ZA 20-1001
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verklaring over veiligheid 5G netwerk in kort geding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 7 december 2020, heeft de Nationale Bond Overheidszaken (eiseres) een kort geding aangespannen tegen de voorzitter van de raad van bestuur van T-Mobile Netherlands Holding B.V. (gedaagde). Eiseres vorderde primair dat gedaagde onder ede zou verklaren dat het 5G netwerk veilig is en geen schade toebrengt aan de volksgezondheid. Subsidiair vorderde eiseres een ondertekende verklaring van gedaagde over de veiligheid van het 5G netwerk, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van eiseres niet voor toewijzing in aanmerking komen. Eiseres heeft bevestigd dat haar vorderingen niet zijn ingesteld als een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a BW, maar als eigen vorderingen die bescherming zoeken in een eigen belang. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een juridische grondslag moet zijn voor de toewijzing van een vordering en dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat gedaagde een onrechtmatige daad pleegt. Het relativiteitsvereiste is niet voldaan, aangezien eiseres, als rechtspersoon, niet zelf te vrezen heeft voor gezondheidsschade.

Daarom heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde zijn begroot op € 1.284,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 304,-- aan griffierecht.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/601364 / KG ZA 20-1001
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 7 december 2020
in de zaak van
NATIONALE BOND OVERHEIDSZAKENte Den Haag,
eiseres,
advocaat mr. S.W. van Zijll te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde]te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.M.K.P. Cornegoor te Haarlem.
Aanwezig is mr. H.J. Vetter, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. T.A.E. Scheers, griffier.
Tevens zijn aanwezig: de heren [A] , [B] en [C] namens eiseres, vergezeld van mr. van Zijll, en mr. Cornegoor namens gedaagde.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Eiseres is een vereniging die blijkens haar statuten van 27 december 2019 tot doel heeft het streven naar een werkelijk rechtvaardig en werkelijk democratisch Nederland en het bewerkstelligen dat de belangen van de Nederlandse bevolking vanuit het mensenrecht en het burgerrecht alsmede vanuit de politieke besluitvorming weer centraal komen te staan. Gedaagde is de voorzitter van de raad van bestuur van T-Mobile Netherlands Holding B.V.
1.2.
Eiseres vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, primair dat gedaagde wordt geboden om onder ede te verklaren dat het 5G netwerk geheel veilig is en geen schade aan de gezondheid van de Nederlandse bevolking zal toebrengen en subsidiair gedaagde te gebieden om een ondertekende verklaring af te geven waaruit blijkt dat het 5G netwerk geheel veilig is en geen schade aan de gezondheid van de Nederlandse bevolking zal toebrengen, met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding en in de nakosten. Gedaagde voert op verschillende gronden verweer tegen het gevorderde en hij verzoekt om eiseres in de proceskosten te veroordelen.
1.3.
Het door eiseres gevorderde komt niet voor toewijzing in aanmerking. Daartoe is het volgende redengevend.
1.4.
Eiseres heeft haar vorderingen ingesteld met de nadrukkelijke aantekening dat het hier
nietgaat om een collectieve actie in de zin van artikel 3:305a van het Burgerlijk
Wetboek. Zij heeft dat ter zitting nogmaals bevestigd. De vorderingen zullen daarom beoordeeld worden als eigen vorderingen van eiseres, die bescherming zoekt in een eigen belang en dus niet in de belangen die zij ingevolge haar statuten behartigt.
1.5.
De voorzieningenrechter overweegt dat er een juridische grondslag moet zijn voor de toewijzing van een vordering. De voorzieningenrechter begrijpt eiseres aldus dat de juridische grondslag van haar vorderingen is dat gedaagde een onrechtmatige daad jegens haar pleegt. Gedaagde is, zo begrijpt de voorzieningenrechter eiseres, op grond van de zorgvuldigheidsnorm gehouden om ten behoeve van eiseres, die dus in haar eigen belang bescherming zoekt, een soort van garantie af te geven. Als dit anders is, dan heeft eiseres haar vorderingen niet voldoende onderbouwd en niet voldoende helder vorm gegeven.
1.6.
Dat betekent dat de vraag moet worden beantwoord of gedaagde, als hij de gevorderde verklaring niet afgeeft, een onrechtmatige daad pleegt jegens eiseres. Alleen in dat geval is er sprake van de schending van een zogenoemde rechtsplicht die een bevel zoals gevorderd zou kunnen rechtvaardigen (zie artikel 3:296 BW).
1.7.
Een vorderingsrecht op grond van onrechtmatige daad heeft eiseres alleen als er specifiek jegens haar onrechtmatig wordt gehandeld of dreigt te worden gehandeld. Daarvoor is vereist dat er een norm wordt geschonden die mede een belang van eiseres beschermt. Dat is het relativiteitsvereiste. Of in dit geval sprake is van een schending van een norm, kan in het midden blijven. Immers, ook als zou worden aangenomen dat sprake is van onrechtmatig handelen, dan nog blijkt uit niets dat aan het relativiteitsvereiste is voldaan. Anders gezegd, uit niets blijkt dat er een norm is geschonden die mede een belang beschermt van eiseres, die er (zoals gezegd) voor heeft gekozen een eigen vorderingsrecht in te stellen. Eiseres is een vereniging, rechtspersoon, en geen mens van vlees en bloed en zij heeft dan ook niet zelf te vrezen voor gezondheidsschade.
1.8.
Het gevorderde zal daarom worden afgewezen. Eiseres zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst het gevorderde af;
2.2.
veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van gedaagde begroot op € 1.284,--, waarvan € 980,-- aan salaris advocaat en € 304,-- aan griffierecht.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. T.A.E. Scheers mr. H.J. Vetter