ECLI:NL:RBDHA:2020:1247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2020
Publicatiedatum
17 februari 2020
Zaaknummer
C/09/586849 / FA RK 20-71
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot verlenen van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 29 januari 2020 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven inzake een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een vrouw, geboren in 1955, die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder alcoholverslaving en PTSS. Het verzoek werd ingediend door de officier van justitie op 14 januari 2020, naar aanleiding van een medische verklaring en andere relevante documenten. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 januari 2020 was de betrokkene aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, en werden ook de zorgverantwoordelijke en de officier van justitie gehoord.

De betrokkene heeft verweer gevoerd tegen de gedwongen opname, maar erkende dat ze in een moeilijke situatie verkeert. De behandelend psychiater heeft aangegeven dat de opname noodzakelijk is voor verdiepend onderzoek naar haar wilsbekwaamheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan ernstige psychische stoornissen die leiden tot levensgevaar en ernstige verwaarlozing. Er zijn geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is.

De rechtbank heeft besloten om de zorgmachtiging voor een periode van zes maanden te verlenen, waarbij verschillende maatregelen kunnen worden getroffen, zoals het toedienen van vocht, voeding en medicatie, en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is gegeven door rechter J.T.W. van Ravenstein, met mr. B.T.E. Groenendijk-Muller als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/586849 / FA RK 20-71
Datum beschikking: 29 januari 2020
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikkingnaar aanleiding van het op 14 januari 2020 door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[de vrouw],
hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedag] 1955 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. D. Poot te Leiden.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 14 januari 2020.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 8 januari 2020 ondertekende medische verklaring van [psychiater 1] , die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 2 januari 2020 met bijlagen;
- een zorgplan van 2 januari 2020 met bijlagen;
- een beoordeling van de geneesheer-directeur op het zorgplan;
- een uittreksel uit de justitiële documentatie.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 januari 2020.
1.3
Ter zitting waren de volgende personen aanwezig, die door de rechtbank zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- de zorgverantwoordelijke, [psychiater 2]
- de [officier van justitie] .

2.Verweer

De betrokkene heeft ter zitting verweer gevoerd. Zij is ambivalent over een gedwongen opname. Enerzijds ziet zij geen andere mogelijkheden meer, anderzijds vindt zij een opname ingrijpend (en zes maanden bovendien erg lang). De advocaat heeft namens de betrokkene afwijzing van het verzoek bepleit en daartoe aangevoerd dat de betrokkene erg opziet tegen een gedwongen opname. Een eventuele toewijzing van het verzoek zou zij overigens wel goed begrijpen. De betrokkene wil niet dood.
De behandelend psychiater heeft verklaard dat de opname onder meer zal dienen om verdiepend onderzoek te doen naar de wilsbekwaamheid van de betrokkene. De Brijder, ambulante hulpverlening, thuiszorg en het wijkteam hebben maximaal ingezet op de betrokkene. Ook de broer en zus van betrokkene zijn met haar begaan. Desondanks is het beeld niet verbeterd. Het punt is bereikt waarop de alcohol het leven van de betrokkene volledig overgenomen lijkt te hebben. Als betrokkene doorgaat met drinken, zal zij spoedig komen te overlijden. Als betrokkene in dit (door)drinken wilsbekwaam wordt geoordeeld, dan zullen de behandelaars dit accepteren, stoppen met het behandelen van de verslaving en de betrokkene begeleiden richting de dood. Mocht echter blijken dat de betrokkene als gevolg van de verslaving niet in staat is goede keuzes te maken, dan moet betrokkene tegen zichzelf beschermd worden.

3.Beoordeling

3.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten alcoholverslaving, PTSS, een eetstoornis niet anders omschreven (nao), psychose (nao), persoonlijkheidsstoornis (nao), obsessief compulsieve stoornis en paniekstoornis met agorafobie.
3.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
[x]- levensgevaar;
[x]- ernstig lichamelijk letsel;
[x]- ernstige psychische schade;
[x]- ernstige verwaarlozing of maatschappelijke teloorgang.
3.3
Om het ernstig nadeel af te wenden, heeft betrokkene zorg nodig.
3.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig. De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. De officier van justitie heeft ter zitting mondeling verzocht de verplichte zorg aan te vullen met de mogelijkheid van insluiten. De betrokkene en haar raadsman hebben hier geen verweer tegen gevoerd. De vormen van zorg bestaan uit:
[x]- toedienen van vocht;
[x]- toedienen van voeding;
[x]- toedienen van medicatie;
[x]- beperken van de bewegingsvrijheid;
[x]- insluiten;
[x]- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
[x]- onderzoek aan kleding of lichaam;
[x]- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen;
[x]- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
[x]- opnemen in een accommodatie.
3.5
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
3.6
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
3.7
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

4.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:
[de vrouw] ,
geboren op [geboortedag] 1955, te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
[x]- toedienen van vocht voor de duur van zes maanden;
[x]- toedienen van voeding voor de duur van zes maanden;
[x]- toedienen van medicatie voor de duur van zes maanden;
[x]- beperken van de bewegingsvrijheid voor de duur van zes maanden;
[x]- insluiten voor de duur van zes maanden;
[x]- uitoefenen van toezicht op betrokkene voor de duur van zes maanden;
[x]- onderzoek aan kleding of lichaam voor de duur van zes maanden;
[x]- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen voor de
duur van zes maanden;
[x]- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen voor de duur van
zes maanden;
[x]- opnemen in een accommodatie voor de duur van zes maanden.
bepaalt dat
deze machtiging geldt tot en met uiterlijk 29 juli 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. J.T.W. van Ravenstein, rechter, bijgestaan door mr. B.T.E. Groenendijk-Muller als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 29 januari 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 10 februari 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.