ECLI:NL:RBDHA:2020:12372
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend op basis van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Denemarken verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 19 november 2020, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder in het bestreden besluit niet inhoudelijk had getoetst aan de aanvraag van eiser. De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag ten onrechte als een herhaalde aanvraag had aangemerkt en dat eiser niet de gelegenheid was geboden om zijn aanvraag toe te lichten. Dit gebrek aan motivering en voorbereiding leidde de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moest worden.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.