ECLI:NL:RBDHA:2020:12372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2020
Publicatiedatum
7 december 2020
Zaaknummer
NL20.19067
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend op basis van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat Denemarken verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 19 november 2020, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk, heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder in het bestreden besluit niet inhoudelijk had getoetst aan de aanvraag van eiser. De rechtbank oordeelde dat verweerder de aanvraag ten onrechte als een herhaalde aanvraag had aangemerkt en dat eiser niet de gelegenheid was geboden om zijn aanvraag toe te lichten. Dit gebrek aan motivering en voorbereiding leidde de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moest worden.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.19067
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.19068, plaatsgevonden op 19 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen H. Al Sudani. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het bestreden besluit;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat er een aanvraag is gedaan op grond van artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Dit blijkt uit het
M35-O formulier, ondertekend door eiser en zijn gemachtigde op 19 augustus 2020.
2. Ter zitting is gebleken dat verweerder in het bestreden besluit niet inhoudelijk heeft getoetst aan de hiervoor bedoelde aanvraag. Verweerder heeft die aanvraag aangemerkt als een herhaalde aanvraag en daarop beslist zonder eiser in de gelegenheid te stellen zijn aanvraag toe te lichten. Anders dan verweerder in het bestreden besluit stelt was daar naar het oordeel van de rechtbank alle reden toe.
3. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit een deugdelijke voorbereiding en motivering mist zodat het besluit voor vernietiging in aanmerking komt. De ter zitting door verweerder gegeven uitleg doet daaraan niet af.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder verder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 november 2020 door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.