ECLI:NL:RBDHA:2020:12341

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
C/09/592407 / KG RK 20-558
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk wegens te late indiening en wrakingsverbod

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 9 november 2020 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van vier verzoeksters, die allen statutair gevestigd zijn in [woonplaats]. Het wrakingsverzoek was ingediend op 4 mei 2020, maar de gronden voor de wraking hadden betrekking op een comparitie van partijen en een tussenvonnis in de hoofdzaak, beide daterend van vóór het wrakingsverzoek. De rechtbank oordeelde dat het verzoek te laat was ingediend, aangezien de verzoeksters geen verklaring hadden gegeven voor het tijdsverloop van bijna vier maanden. Hierdoor werd het verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

De wrakingskamer legde een wrakingsverbod op, omdat de verzoeksters de zittingen van de wrakingskamer gebruikten om hun standpunt over de maatschappij en de rechtspraak naar voren te brengen, in plaats van zich te richten op de inhoud van de wraking. De rechters, mrs. H.J. Vetter, A.C. Bordes en J. Smeets, hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben gereageerd op het verzoek. De rechtbank benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, en dat een wrakingsverzoek tijdig moet worden ingediend.

De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeksters niet ontvankelijk waren in hun verzoek en dat een volgend wrakingsverzoek in de hoofdzaak niet meer in behandeling zal worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Wrakingskamer
zaak- /rekestnummer: C/09/592407 / KG RK 20-558
wrakingnummer: 2020/21
Beslissing van 9 november 2020
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

1.[verzoekster sub 1] B.V.,

2.
[verzoekster sub 2] B.V.,
3.
[verzoekster sub 3] B.V.,
4.
[verzoekster sub 4] ,
allen statutair gevestigd respectievelijk woonachtig te [woonplaats] ,
gezamenlijk [verzoeksters] , hierna te noemen: verzoeksters,
advocaat ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos te Wassenaar,
strekkende tot de wraking van
mrs. H.J. Vetter, A.C. Bordes en J. Smeets,
rechters in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechters.
Belanghebbende in deze procedure is:
[belanghebbende] B.V.,
statutair gevestigd te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende] ,
advocaat mr. M.C. Schepel te Den Haag.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 4 mei 2020, met bijlagen;
- de schriftelijke reactie van de rechters van 3 juni 2020;
- de schriftelijke reactie van mr. Schepel, namens [belanghebbende] , van 16 juni 2020;
- het proces-verbaal van de wrakingskamer van deze rechtbank van 22 juni 2020 van de mondelinge behandeling van die datum;
- de beslissing van de wrakingskamer van deze rechtbank van 3 augustus 2020 en de daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van mr. Dietz de Loos van 23 oktober 2020.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 26 oktober 2020 zijn verschenen:
- [vertegenwoordiger verzoekster sub 1] , namens [verzoekster sub 1] B.V.;
- [vertegenwoordiger verzoekster sub 2] , namens [verzoekster sub 2] B.V.;
- [adviseur vertegenwoordigers verzoeksters sub 1 en 2] , adviseur van [vertegenwoordiger verzoekster sub 1] en [vertegenwoordiger verzoekster sub 2] ;
- [vertegenwoordiger belanghebbende] , namens [belanghebbende] , bijgestaan door zijn advocaat mr. M.C. Schepel.
De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechters in de zaak met nummer C/09/574329 / HA ZA 19-568 tussen verzoeksters als gedaagden en [belanghebbende] als eiseres (hierna ook: de hoofdzaak). Op 8 april 2020 is in de hoofdzaak een tussenvonnis gewezen door mrs. H.J. Vetter, A.C. Bordes en J. Smeets. Op 6 mei 2020 is het (getekende) schriftelijke wrakingsverzoek bij de rechtbank binnen gekomen.
De rechtbank stelt voorop dat, anders dan door [vertegenwoordiger verzoekster sub 1] ter zitting van 26 oktober 2020 is gesteld, uit het schriftelijke wrakingsverzoek blijkt dat de wraking niet slechts is gedaan door [verzoekster sub 1] B.V. maar door alle gedaagden in de hoofdzaak. Niet alleen is dit in de aanhef van het wrakingsverzoek vermeld als volgt: ‘Hierbij geeft [verzoeksters] te kennen dat zij de betrokken rechters in deze zaak (…) wraakt’, maar ook de toelichting van het wrakingsverzoek gaat uitgebreid in op de rol en argumenten van alle gedaagden in de hoofdzaak. [verzoeksters] is dezelfde aanduiding die in het vonnis van 8 april 2020 in de hoofdzaak voor de gedaagden gezamenlijk is gebruikt.
Nu dit punt door [vertegenwoordiger verzoekster sub 1] tijdens zitting op 26 oktober 2020 is opgeworpen, heeft de rechtbank ter voorkoming van misverstanden in de aanhef van deze beslissing de procespartijen die vallen onder [verzoeksters] expliciet vermeld.
Mr. Dietz de Loos heeft zich vlak voor de zitting van de wrakingskamer van 26 oktober 2020 als raadsman onttrokken aan deze zaak. Zonder advocaat kan een partij in een zaak met verplichte procesvertegenwoordiging geen rechtshandelingen meer verrichten, zoals het overleggen van stukken. Ter zitting is de onttrekking aan de orde gesteld, maar [vertegenwoordiger verzoekster sub 1] heeft gezegd dat hij zelf en [vertegenwoordiger verzoekster sub 2] het woord willen voeren. [vertegenwoordiger verzoekster sub 1] is gemachtigd om voor [verzoekster sub 1] B.V. op te treden en [vertegenwoordiger verzoekster sub 2] voor [verzoekster sub 2] B.V. De wrakingskamer heeft, nu de zaak op de juiste manier is aangebracht, vertegenwoordigers van verzoeksters zelf het woord wilden voeren en geen aanhouding is verzocht voor het stellen van een nieuwe advocaat, geen bezwaar gezien om de zaak te behandelen.
2.2.
Verzoeksters hebben in het schriftelijke wrakingsverzoek vele argumenten aan hun verzoek ten grondslag gelegd. Het gaat om bezwaren tegen de gang van zaken tijdens de comparitie in de hoofdzaak op 19 januari 2020 en bezwaren tegen het vonnis van 8 april 2020. Gronden 1, 4 en 6 van het verzoek vat de rechtbank op als bezwaar tegen de gang van zaken tijdens de comparitie. Gronden 2, 3, 5, 7 en 8 vat de rechtbank op als bezwaren tegen het vonnis. Daarnaast hebben verzoeksters eisen (te weten ten eerste tot en met ten vijfde) en aanvullende eisen (te weten A1 tot en met N) gesteld aan de wrakingskamer.
2.3.
De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op het verzoek gereageerd bij brief van 3 juni 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden.
3.2.
Met betrekking tot de redenen voor wraking die betrekking hebben op de gang van zaken tijdens de comparitie overweegt de wrakingskamer als volgt. Het wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt de procedure direct geschorst. Zo wordt voorkomen dat de rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook is beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De door verzoeksters in dit verband aangevoerde omstandigheden zijn aan hen bekend geworden op 19 januari 2020 en het wrakingsverzoek is gedaan in mei 2020. Voor het tijdverloop van bijna vier maanden is door verzoeksters geen verklaring gegeven. Het verzoek is daarom wat de gronden 1, 4 en 6 betreft te laat ingediend en verzoeksters kunnen in zoverre dan ook niet worden ontvangen in het verzoek. Aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek op de gronden 1, 4 en 6 komt de wrakingskamer daarom niet toe.
3.3.
Met betrekking tot de redenen voor wraking die betrekking hebben op het vonnis van 8 april 2020 stelt de wrakingskamer vast dat ook die niet zijn ingediend zodra de omstandigheden die daartoe aanleiding gaven zich hebben voorgedaan, maar pas ongeveer een maand later. Verzoeksters hebben wederom geen verklaring gegeven voor het tijdverloop. Uit het vorenstaande volgt dat het wrakingsverzoek, ook voor wat betreft de gronden 2, 3, 5, 7 en 8 die betrekking hebben op (beslissingen in) het vonnis, niet-ontvankelijk is.
Ter informatie van verzoeksters overweegt de wrakingskamer nog als volgt. Verzoeksters vinden de rechters vooringenomen omdat die een in hun ogen onjuiste beslissing hebben genomen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing, noch over een verzuim om te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.4.
Met betrekking tot de gestelde eisen en aanvullende eisen merkt de wrakingskamer op dat de mogelijkheid van wraking niet is bedoeld om eisen en vragen voor te leggen aan de wrakingskamer, wat betekent dat zij verzoeksters evenmin kan ontvangen in deze eisen en aanvullende eisen.
3.5.
Verzoeksters hebben in de hoofdzaak en de wrakingsprocedure al meerdere wrakingsverzoeken gedaan, die geen van alle zijn gehonoreerd, feitelijke ter zake doende onderbouwing misten en hebben geleid tot onredelijke vertraging van de rechtspleging. Zittingen worden uitsluitend gebruikt om uitgebreid de eigen visie op de maatschappij en de rechtspraak onder de aandacht te brengen. Verzoeksters zijn niet bereid gebleken om concrete vragen van de wrakingskamer te beantwoorden over de inhoud van het wrakingsverzoek. Naar het oordeel van de wrakingskamer gebruiken verzoeksters het middel van wraking daarmee voor een ander doel dan waarvoor het is gegeven, of met geen ander doel dan de voortgang van de procedure in de hoofdzaak te frustreren. Daarmee is sprake van misbruik van het middel van wraking. De wrakingskamer zal daarom bepalen dat een volgend verzoek tot wraking in de procedure in de hoofdzaak niet meer in behandeling zal worden genomen.

4.De beslissing

De wrakingskamer
4.1.
verklaart verzoeksters niet-ontvankelijk;
4.2.
bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin die zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
4.3.
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de procedure in de hoofdzaak van verzoeksters of een van de verzoeksters niet in behandeling zal worden genomen;
4.4.
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde in artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeksters;
• de rechters;
• de belanghebbende, p/a haar advocaat, mr. M.C. Schepel.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J. Eisses, O.M. Harms en M.P.M. Loos in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.E. van Damme en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.