ECLI:NL:RBDHA:2020:1229
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van langdurig EU-verblijf aan ex-echtgenoot na beëindiging huwelijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Filipijnse vrouw, had een aanvraag ingediend voor een document voor duurzaam verblijf in Nederland op basis van haar huwelijk met een Poolse man. De aanvraag werd afgewezen omdat de staatssecretaris stelde dat het verblijfsrecht van eiseres was geëindigd toen haar echtgenoot op 25 mei 2016 uit de Basisregistratie Personen (Brp) was uitgeschreven. Eiseres betwistte deze vaststelling en voerde aan dat zij rechtmatig verblijf had op basis van haar huwelijk, dat meer dan drie jaar had geduurd.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte had vastgesteld dat het verblijfsrecht van eiseres was geëindigd. De rechtbank volgde de redenering van eiseres dat de uitschrijving van haar echtgenoot pas op 15 maart 2017 had plaatsgevonden, na de indiening van het echtscheidingsverzoek. De rechtbank concludeerde dat eiseres voldeed aan de voorwaarden voor het behoud van haar verblijfsrecht, zoals vastgelegd in het Vreemdelingenbesluit 2000. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.