ECLI:NL:RBDHA:2020:12276

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
2 december 2020
Zaaknummer
NL20.9584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in asielzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek tot proceskostenveroordeling in een asielzaak. Eiser, geboren in Damascus, Syrië, had op 28 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft op 14 oktober 2020 de aanvraag ingewilligd, maar verzuimde de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Op 19 november 2020 werd alsnog een dwangsombesluit genomen, waarbij eiser de maximale dwangsom van €1.442,- werd toegekend. Eiser trok zijn beroep in op 24 november 2020 en verzocht verweerder om vergoeding van de proceskosten. Verweerder verzette zich tegen deze toewijzing, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder over het hoofd zag dat het beroep was ingetrokken omdat hij aan het beroep tegemoet was gekomen.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat verweerder in de proceskosten moet worden veroordeeld, omdat eiser zijn beroep had ingetrokken na tegemoetkoming door verweerder. De rechtbank benadrukte dat verweerder de relevante wetgeving, met name artikel 8:75a van de Awb, goed moet bestuderen voordat hij zich in vergelijkbare zaken verzet tegen proceskostenveroordeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van eiser als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van €262,50 aan proceskosten, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.9584

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], geboren op [geboortedatum] 1960 te Damascus (Syrië) en van onbekende nationaliteit, eiser
V-nummer [nummer]
(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. van Raak).

ProcesverloopEiser heeft op 28 april 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft bij besluit van 14 oktober 2020 de aanvraag van eiser ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Eiser heeft zijn beroep niet ingetrokken omdat verweerder in het besluit van 14 oktober 2020 heeft verzuimd de bestuurlijke dwangsom vast te stellen.

Op 19 november 2020 heeft verweerder alsnog een dwangsombesluit genomen. Daarbij is aan eiser de maximale bestuurlijke dwangsom van €1.442,- toegekend. Hierop heeft eiser op 24 november 2020 zijn beroep ingetrokken en verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Desgevraagd heeft verweerder op 27 november 2020 bericht dat hij zich verzet tegen toewijzing van de proceskosten. Eiser heeft hierop op 28 november 2020 gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
2. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de proceskosten veroordelen in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen.
3. Eiser heeft het beroep ingetrokken omdat verweerder op 14 oktober 2020 zijn aanvraag heeft ingewilligd en hem bij separaat besluit van 19 november 2020 alsnog de maximale dwangsom heeft toegekend. Verweerder heeft hiermee niet alleen erkend dat de beslistermijn was verstreken, maar ook hij in eerste instantie heeft nagelaten de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Deze vaststelling dient overigens normaliter op grond van artikel 4:18 van de Awb al te worden vastgesteld binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was.
4. Hierbij komt nog dat verweerder in zijn brief van 27 november 2020, ter motivering van zijn standpunt waarom hij zich verzet tegen toewijzing van de proceskosten, ook verwijst naar zowel het feit dat inmiddels een asielbesluit is genomen en de maximale dwangsom is toegekend, als naar het feit dat het beroep, waarbij geen belang meer is, is ingetrokken. Naar het oordeel van de rechtbank ziet verweerder hierbij volstrekt over het hoofd dat het beroep is ingetrokken juist omdat verweerder aan het beroep is tegemoetgekomen. De rechtbank geeft verweerder mee artikel 8:75a van de Awb nog eens goed na te lezen voordat hij zich in vergelijkbare zaken schriftelijk verzet tegen toewijzing van de proceskosten en niet al eigener beweging overgaat tot vergoeding hiervan.
5. De rechtbank wijst het verzoek van eiser als kennelijk gegrond toe en veroordeelt verweerder in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met het instellen van het beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,-, met een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van de door eiser gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.A.M.J. Smulders, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank binnen zes weken na de dag van bekendmaking. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.