ECLI:NL:RBDHA:2020:12232
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 november 2020 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek was gericht op een vrouw, geboren in 1988, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten een schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was om zich te laten horen tijdens de zitting, ondanks dat zij was uitgenodigd. De advocaat van de betrokkene heeft aangegeven dat er al jaren geen adequate zorg voor haar is geweest en dat zij in een ernstige situatie verkeert, waaronder dakloosheid en verwaarlozing van haar gezondheid.
De rechtbank heeft verschillende documenten en verklaringen in overweging genomen, waaronder een medische verklaring van een psychiater en een zorgplan. De rechtbank concludeert dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend, waarbij verschillende vormen van verplichte zorg zijn vastgesteld, zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De machtiging is geldig tot en met 18 mei 2021.
De beschikking is gegeven door rechter mr. J.G.J. Brink, bijgestaan door griffier K.D. van den Berg, en is uitgesproken ter openbare zitting. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.