ECLI:NL:RBDHA:2020:12206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
NL20.18217
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaanse eiser met betrekking tot betrokkenheid bij Black Movement of Africa en risico bij terugkeer

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Nigeriaanse eiser. De eiser, geboren in 1992, had op 15 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 oktober 2020 was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser stelde dat hij in 2010 een relatie had met een vrouw, [A], die in 2011 zwanger bleek te zijn. Na een abortus, die door de moeder van [A] werd gefaciliteerd, overleed [A] in december 2011. De eiser werd vervolgens aangevallen door de broers van [A] en heeft enige tijd ondergedoken geleefd. Hij verliet Nigeria in juni 2014.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de verklaringen van de eiser over zijn identiteit en betrokkenheid bij de Black Movement of Africa geloofwaardig achtte, maar de verklaringen over de problemen na het overlijden van [A] niet geloofwaardig waren. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade zou lopen, zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM. De rechtbank vond dat de eiser onvoldoende specifieke en gedetailleerde verklaringen had afgelegd over zijn relatie met [A] en de omstandigheden rondom haar overlijden. Ook de manier waarop hij aan de politie was ontsnapt, werd als ongeloofwaardig beschouwd. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.18217

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M. Spapens),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Berk).

ProcesverloopBij besluit van 6 oktober 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is A.K. Umar als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1992 en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 15 juli 2020 de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiser heeft – samengevat weergegeven – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2010 een geheime relatie met [A] heeft gekregen. In 2011 hoort eiser dat [A] zwanger is. Eiser en [A] willen de baby houden en samen opvoeden, maar de moeder van [A] is daarop tegen. Zij geeft [A] een middel om abortus te plegen. Door het gebruik van dit middel krijgt [A] bloedingen en komt zij in december 2011 te overlijden. Begin 2012 wordt eiser op zijn werkplaats aangevallen en mishandeld door de broers van [A] . De politie komt op een melding van het incident af en arresteert eiser. Nadat eiser drie of vier dagen in de cel heeft gezeten, wordt besloten hem over te plaatsen naar Asaba. Eiser weet te ontsnappen en houdt zich lange tijd verscholen voor de autoriteiten. Op het moment dat hij voldoende geld heeft, verlaat eiser in juni 2014 Nigeria.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) betrokkenheid en vertrek bij de Black Movement of Africa;
3) problemen naar aanleiding van het overlijden van zijn zwangere vriendin.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst evenals over zijn betrokkenheid en vertrek bij de Black Movement of Africa geloofwaardig geacht. Daarentegen heeft verweerder de verklaringen van eiser over de problemen naar aanleiding van het overlijden van zijn zwangere vriendin niet geloofwaardig geacht.
Eiser kan volgens verweerder niet worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76), nu hij op grond van de geloofwaardig geachte relevante elementen niet te vrezen heeft voor vervolging op basis van één van de gronden genoemd in dit verdrag. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarbij heeft verweerder van belang geacht dat eiser onvoldoende concreet heeft gemaakt wat de Black Movement of Africa hem bij terugkeer zou willen aandoen en dat niet is gebleken van problemen van de zijde van de Black Movement of Africa in het verleden, die erop zouden duiden dat eiser bij terugkeer een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM te wachten staat.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij wel geloofwaardige verklaringen heeft afgelegd over zijn relatie met [A] en de problemen die hieruit zijn voortgekomen. Eiser heeft gelet hierop reële vrees voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Nigeria. Bovendien vreest eiser bij terugkeer door de Black Movement of Africa gedwongen gerekruteerd te worden. Als gevolg van de problemen die hij door het overlijden van [A] met de autoriteiten heeft gehad, kan hij hiertegen geen bescherming van de autoriteiten inroepen.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
Verweerder heeft eiser niet alleen tegengeworpen dat hij onvoldoende kan vertellen over de studie die [A] volgde maar ook dat hij onvoldoende weet te vertellen over de persoon van [A] . De rechtbank volgt verweerder dat van eiser meer gedetailleerde en specifieke verklaringen over [A] mogen worden verwacht, nu hij stelt een jaar een relatie met [A] te hebben gehad. Eiser heeft verder tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de aanval in de werkplaats met betrekking tot het aantal familieleden van [A] dat achterbleef om met de politie te praten. Enerzijds heeft eiser het over de moeder en de broer van [A] , terwijl hij anderzijds verklaart dat de moeder en broers van [A] achterbleven. Dat de situatie chaotisch was en hij de broers niet persoonlijk kende, verklaart nog niet waarom hij niet eenduidig kan verklaren over het aantal personen. Voorts heeft verweerder de verklaringen van eiser over de tijdlijn van de gestelde dood van [A] en de aanval in zijn werkplaats vaag en vreemd kunnen vinden. Zo heeft eiser verklaard dat [A] in december 2011 is overleden en dat de aanval op hem begin 2012 plaatsvond. Hieraan is in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor toegevoegd dat er slechts één dag tussen de dood van [A] en de aanval in zijn werkplaats zat. Dit betekent dat de gebeurtenissen op 31 december 2011 respectievelijk [geboortedag] 2012 hebben plaatsgevonden, terwijl eiser niets verklaart over oudejaars- en nieuwjaarsdag en dit ook in Nigeria erkende feestdagen zijn. Verweerder heeft zich tevens op het standpunt kunnen stellen dat de manier waarop eiser aan de politie heeft kunnen ontsnappen ongeloofwaardig is. Eiser zou zonder handboeien en adequate beveiliging worden overgedragen en heeft kunnen ontsnappen door van zijn drie gewapende bewakers weg te rennen. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser heeft verklaard dat hij een afstand van vijf à tien minuten lopend moest afleggen om de rivier te bereiken en dat hij geen schoenen droeg. Tot slot heeft eiser over het moment waarop hij Nigeria wilde verlaten tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Tijdens het eerste gehoor heeft eiser verklaard dat hij na zijn ontsnapping aan de politie, dus begin 2012, Nigeria wilde verlaten. Tijdens zijn nader gehoor verklaart eiser echter dat hij ten tijde van het aanvragen van het paspoort in 2013 nog niet had nagedacht over het verlaten van Nigeria.
7.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser naar aanleiding van het overlijden van zijn zwangere vriendin problemen heeft ondervonden. Nu deze problemen ongeloofwaardig zijn bevonden, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij hierom door de Nigeriaanse autoriteiten gezocht wordt. De enkele stelling dat de politie zijn moeder heeft bezocht, maakt het voorgaande niet anders.
7.3.
Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser zich in 2006 heeft aangesloten bij de Black Movement of Africa en deze beweging in 2008 heeft verlaten maar acht niet aannemelijk dat eiser hierdoor bij terugkeer naar Nigeria een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt. Gelet op eisers verklaringen volgt de rechtbank verweerder hierin. Eiser heeft verklaard dat hij, nadat hij de Black Movement of Africa heeft verlaten, in 2008 nog één keer mensen van de beweging aan zijn deur heeft gehad, die bij hem informeerden of hij mee wilde blijven doen. Eiser heeft dit geweigerd en heeft vervolgens tot aan zijn vertrek in 2014 geen problemen met de Black Movement of Africa gehad. Gelet hierop valt niet zonder meer in te zien dat hij thans bij terugkeer naar Nigeria wel problemen met deze beweging, zoals gedwongen rekrutering, zal ondervinden.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.