ECLI:NL:RBDHA:2020:12203

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
NL20.15422
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Georgische eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Georgische eiser. De eiser had op 16 juli 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 6 augustus 2020 was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 2 november 2020, waarbij zowel de eiser als de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door gemachtigden. De eiser stelde dat hij in Georgië werd bedreigd door de autoriteiten en dat zijn huis was ontnomen door een wijziging van de grens. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen, omdat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij persoonlijk gevaar liep in Georgië. De rechtbank achtte Georgië een veilig land van herkomst en concludeerde dat de eiser niet had aangetoond dat hij in zijn specifieke situatie niet de bescherming van de Georgische autoriteiten kon inroepen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL20.15422

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [V-nummer]

(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B. Berk).

ProcesverloopBij besluit van 6 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL20.15423, plaatsgevonden op 2 november 2020. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt geboren te zijn op [geboortedag] 1988 en de Georgische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 16 juli 2020 de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Eiser heeft – samengevat weergegeven – aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zijn huis en land in het dorp Adzvi dat dicht bij de grens met Zuid-Ossetië ligt, hem in het voorjaar van 2015 zijn ontnomen. Op een dag is de grens enkele kilometers verlegd, waardoor zijn woning in bezet gebied is komen te liggen. Eiser heeft hiertegen samen met zijn buren geprotesteerd bij de gouverneur in Gori en bij de burgemeester in Tbilisi. In reactie op de protesten heeft de regering knokploegen tegen de demonstranten ingezet en zijn zij in elkaar geslagen en dagelijks bedreigd. De gouverneur heeft eiser op de zwarte lijst gezet, zodat hij geen baan meer kan krijgen, en heeft eiser ook persoonlijk bedreigd. Tevens is hij een intimidatiecampagne tegen eiser gestart. Als gevolg hiervan is eiser door de politie aangehouden, bedreigd door een machtige man uit Tbilisi en met de dood bedreigd door de bekendste terrorist in Georgië. Deze problemen hebben eiser doen besluiten zijn land te ontvluchten.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) problemen met de gouverneur van Gori en daaruit voortvloeiende problemen.
Verweerder heeft de door eiser opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst gevolgd. Daarentegen heeft verweerder de verklaringen van eiser over de problemen met de gouverneur van Gori en de daaruit voortvloeiende problemen niet geloofwaardig geacht.
Georgië kan bovendien beschouwd worden als een veilig land van herkomst, met uitzondering van de gebieden die niet onder de effectieve controle van de centrale autoriteiten staan (Abchazië en Zuid-Ossetië). Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat, in afwijking van de algehele situatie in Georgië, er aanleiding is om aan te nemen dat Georgië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en derhalve in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Hierbij is van belang dat de verklaringen van eiser over zijn problemen met de gouverneur van Gori door verweerder ongeloofwaardig zijn geacht. Eiser heeft tevens niet aannemelijk gemaakt dat, indien er zich problemen voordoen in Georgië, er voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de bescherming van de autoriteiten van Georgië in te roepen.
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser verzoekt de rechtbank allereerst om de inhoud van de zienswijze en alle overige door hem ingediende stukken als herhaald en ingelast in de gronden van gronden van beroep te beschouwen. Verweerder heeft zijn eerdere argumenten in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel verworpen. Voorts voert eiser aan dat verweerder er ten onrechte van is uitgegaan dat Georgië ook voor hem persoonlijk een veilig land van herkomst is, nu daarmee voorbij wordt gegaan aan de individuele motieven en gebeurtenissen waarover eiser heeft verklaard. De omstandigheid dat de gouverneur zijn functie op dit moment niet meer vervult, maakt nog niet dat er geen dreiging voor eiser meer is. Het systeem waar de gouverneur deel van uitmaakte en waaruit zijn machtsmisbruik is voortgekomen, bestaat immers nog steeds.
5. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1.
De enkele verwijzing in de gronden van beroep naar de zienswijze en de eerder ingebrachte stukken maakt nog niet dat het bestreden besluit onrechtmatig is. Verweerder is in het bestreden besluit uitvoerig op de door eiser ingebrachte zienswijze ingegaan. Het is vervolgens aan eiser om in zijn gronden van beroep aan te geven in welke zin verweerder in zijn motivering in het bestreden besluit tekort is geschoten. De stelling zonder nadere motivering dat verweerder in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel heeft gehandeld, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende. In het navolgende gaat de rechtbank daarom enkel in op hetgeen eiser in zijn beroepsgronden specifiek tegen het bestreden besluit naar voren heeft gebracht.
7.2.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn beroepsgrond dat verweerder er ten onrechte van is uitgegaan dat Georgië ook voor hem als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Verweerder heeft het door eiser naar voren gebrachte asielrelaas ongeloofwaardig geacht, waardoor eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Georgië problemen heeft ondervonden. Tegen de ongeloofwaardigheid van zijn relaas heeft eiser als zodanig in beroep geen gronden gericht, zodat de rechtbank van de ongeloofwaardigheid van het relaas uitgaat. De rechtbank ziet niet in dat verweerder door het relaas van eiser ongeloofwaardig te achten voorbij is gegaan aan de individuele motieven en gebeurtenissen, die eiser in de procedure naar voren heeft gebracht. Op deze motieven en gebeurtenissen is verweerder in het bestreden besluit immers uitgebreid ingegaan.
7.3.
Nu verweerder ongeloofwaardig heeft geacht dat eiser problemen met de oud-gouverneur van Gori heeft ondervonden, heeft verweerder eiser ook niet hoeven volgen in zijn gestelde vrees bij terugkeer naar zijn land van herkomst. Dat het systeem waaruit de oud-gouverneur is voortgekomen, nog bestaat in Georgië en dat sprake zou zijn van machtsmisbruik, maakt niet dat eiser aannemelijk heeft gemaakt persoonlijk te vrezen te hebben bij terugkeer naar Georgië en niet dat hij in het geval van problemen niet de bescherming van de Georgische autoriteiten kan inroepen.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.