ECLI:NL:RBDHA:2020:12202

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
C/09/581667 / FA RK 19-7446 T1
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake eenhoofdig gezag, ondertoezichtstelling en zorgregeling voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 maart 2020 een tussenbeschikking gegeven in een procedure over het gezag, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling van twee minderjarige kinderen. De moeder, [X], heeft verzocht om eenhoofdig gezag over de kinderen, terwijl de vader, [Y], verweer heeft gevoerd en zelfstandig heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem vast te stellen. De ouders zijn van 2012 tot 2016 met elkaar gehuwd geweest en hebben samen twee kinderen, geboren in 2013 en 2014. De kinderen hebben momenteel hun hoofdverblijfplaats bij de moeder en er is sprake van een gezamenlijke zorgregeling die in 2017 is vastgesteld. De rechtbank heeft geconstateerd dat er al lange tijd een zorgelijke situatie rondom de kinderen is, met meerdere incidenten en aangiftes van onttrekking aan het gezag. De communicatie tussen de ouders is gebrekkig, wat leidt tot problemen in de zorgregeling en zorgen over de veiligheid van de kinderen. De rechtbank heeft besloten dat er een raadsonderzoek noodzakelijk is om de situatie beter in kaart te brengen en om te beoordelen of een kinderbeschermingsmaatregel nodig is. De moeder heeft haar verzoek tot een begeleide omgangsregeling ingetrokken, en de rechtbank heeft de beslissing over de verzoeken van de vader aangehouden. De rechtbank heeft de raad verzocht om onderzoek te doen naar de gezagssituatie, de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling, en om advies uit te brengen. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden tot 1 september 2020, waarbij de raad zijn rapport met advies moet hebben uitgebracht.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 19-7446
Zaaknummer: C/09/581667
Datum beschikking: 19 maart 2020

Gezag, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken c.q. omgang

Beschikking op het op 11 oktober 2019 ingekomen verzoek van:

[X] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Kocabas te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[Y]

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe te ’s-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
  • het F9-formulier van 14 november 2019 van de zijde van de moeder, met bijlage;
  • het F9-formulier van 11 februari 2020 van de zijde van de moeder, met bijlagen.
Op 27 februari 2020 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: beide ouders bijgestaan door hun advocaten en mevrouw [medewerker RvdK] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad).

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest van [huwelijksdatum] 2012 tot [echtscheidingsdatum] 2016.
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te ’ [geboorteplaats]
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te ’s [geboorteplaats]
  • De kinderen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de kinderen uit.
  • Bij beschikking van 31 maart 2017 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang – bepaald dat de kinderen de ene week van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 bij de vader zullen verblijven en de andere week van zaterdag 10.00 uur tot 18.00 uur, alsmede een gedeelte van de vakanties in onderling overleg tussen de ouders te bepalen.
  • Op 19 januari 2019 heeft een incident plaatsgevonden bij de vader thuis tussen hem en zijn nieuwe partner. Veilig Thuis is hierover toen benaderd. De omgang is toen stop gezet en later weer voortgezet.
  • Op 4 oktober 2019 heeft de moeder de omgang stopgezet.
  • Op 11 oktober 2019 heeft de vader bij de politie aangifte gedaan van onttrekking aan het gezag tegen moeder.
  • Op 11 oktober 2019 heeft de moeder het onderhavige verzoek ingediend.
  • De vader heeft haar vervolgens in kort geding gedagvaard. Ter zitting van de voorzieningenrechter van 15 oktober 2019 zijn de ouders – voor zover hier van belang – overeengekomen dat de kinderen na 24 november 2019 weer bij de vader zullen zijn conform de zorgregeling zoals die in de beschikking van 31 maart 2017 is vastgesteld, dat de ouders hun medewerking zullen verlenen aan het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en dat de vader zijn aangifte bij de politie tegen de moeder inzake onttrekking aan het ouderlijk gezag niet langer wenst te handhaven.
  • In de kerstvakantie 2019 is weer onenigheid over de uitvoering van de zorgregeling ontstaan. Vervolgens heeft de moeder tegen de vader aangifte bij de politie inzake onttrekking aan het gezag gedaan.
  • Op 23 januari 2019 heeft de advocaat van vader bericht dat vader de aangifte bij de politie heeft ingetrokken en heeft hij verzocht of het verzoek in deze bodemzaak wordt ingetrokken. De moeder heeft dat niet gedaan.
De ouders komen thans de reguliere zorgregeling zoals in de beschikking van 31 maart 2017 opgenomen weer na. Over een concrete vakantieregeling zijn zij het niet eens.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de moeder, zoals dat nu luidt, strekt ertoe de moeder te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen, althans een zodanige beschikking te wijzen als de rechtbank redelijk acht, een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vader voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. De vader verzoekt tevens zelfstandig:
primair:de hoofdverblijfplaats van de kinderen met ingang van de datum van de beschikking, althans een datum die de rechtbank redelijk acht, vast te stellen bij de vader;
wanneer het verzoek onder punt I wordt toegewezen, een zorg-/omgangsregeling vast te stellen met de moeder waarbij de kinderen bij de moeder zullen zijn:
a. gedurende een weekend per veertien dagen waarbij de moeder de kinderen op vrijdagmiddag om 17.30 uur zal ophalen en, naar de rechtbank begrijpt, op zondagmiddag om 17.30 uur zal terugbrengen;
b. gedurende de helft van de feestdagen;
c. gedurende de helft van de reguliere schoolvakanties, waarbij de verdeling aansluit op of aan het reguliere omgangsweekend;
d. gedurende de helft van de zomervakantie, met bepaling dat de kinderen in de even jaren gedurende de eerste helft bij de moeder zullen zijn en in de oneven jaren gedurende de tweede helft;
e. althans een zorg-/omgangsregeling vast te stellen die de rechtbank redelijk acht
subsidiair,
indien de verzoeken onder punt I en II niet worden toegewezen of indien deze verzoeken worden aangehouden: te bepalen dat de vader de kinderen bij zich zal hebben gedurende de thans bepaalde reguliere zorgregeling, met een concrete verdeling van vakanties en feestdagen op straffe van een dwangsom, waarbij de kinderen bij de vader zullen zijn:
a. gedurende de ene week van vrijdagmiddag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur en de andere week op zaterdag van 10.00 uur tot 18.00 uur;
b. gedurende de helft van de kerstvakantie (één week aaneengesloten) met afwisselend eerste en tweede kerstdag;
c. gedurende Oud en Nieuw bij toerbeurt;
d. gedurende Pasen of Pinksteren, afwisselend per jaar;
e. gedurende de verjaardagen van de kinderen bij toerbeurt;
f. gedurende de verjaardagen van de vader, zijn huidige partner en zijn huidige kinderen;
g. gedurende drie aaneengesloten weken in de zomervakantie met bepaling dat de kinderen in de even jaren gedurende de eerste helft bij de vader zullen zijn en in de oneven jaren gedurende de tweede helft;
h. gedurende de helft van de herfst-, krokus- en meivakantie;
i. gedurende de helft van de (overige) gebruikelijke schoolvakanties, waarbij de verdeling aansluit op of aan het reguliere omgangsweekend,
j. waarbij het halen en brengen zal worden gedeeld, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat de moeder in gebreke blijft om de zorg-/omgangsregeling na te komen, althans een bedrag dat de rechtbank redelijk acht;
k. althans een zorgregeling die de rechtbank redelijk acht, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere keer dat de moeder in gebreke blijft om de zorg-/omgangsregeling na te komen,
de kinderen onder toezicht te stellen voor de duur van één jaar, althans een voorlopige ondertoezichtstelling uit te spreken,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Gezag, hoofdverblijfplaats, zorgregeling
Genoegzaam gebleken is dat al lange tijd sprake is van een zorgelijke situatie rondom de kinderen. In het verleden zijn de kinderen meerdere malen onder toezicht gesteld geweest en zelfs met spoed uit huis geplaatst. De situatie lijkt sindsdien niet wezenlijk te zijn verbeterd en dit lijkt met name te worden veroorzaakt door het ontbreken van communicatie tussen de ouders. De ouders lopen door het gebrek aan communicatie steeds tegen (gezags)problemen aan, zoals het niet kunnen maken van afspraken over de zorgregeling, het paardrijden en medische behandelingen van de kinderen. Op dit moment uit zich dit voornamelijk bij het (niet kunnen) maken van afspraken over de verdeling van de vakanties. Onduidelijkheid over de vakantieregeling heeft recentelijk geleid tot het over en weer doen van aangifte bij de politie inzake onttrekking aan het ouderlijk gezag. De ouders maken zich over en weer zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de andere ouder vanwege vermeend huiselijk geweld. De rechtbank heeft op dit moment onvoldoende inzicht in de situatie bij beide ouders thuis en kan niet vaststellen wat er waar is van de beschuldigingen. Zij acht de strijd tussen de ouders in ieder geval niet in het belang van de kinderen. Gebleken is dat ook de overdrachtsmomenten spanningsvol verlopen.
De raad heeft ter zitting medegedeeld dat deze zorgelijke situatie bij de Jeugdbeschermingstafel is besproken. De raad meent dat een raadsonderzoek naar de voorliggende verzoeken geïndiceerd is. In het kader daarvan kan mede worden bezien of eventueel een kinderbeschermingsmaatregel nodig is.
De rechtbank is met de raad van oordeel dat in dit geval een raadsonderzoek noodzakelijk is. De rechtbank verzoekt onderzoek te doen naar de volgende vragen en daarover te rapporteren en advies uit te brengen:
  • is het in het belang van de kinderen om de gezagssituatie te wijzigen, aldus dat de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen wordt belast?
  • is het in het belang van de kinderen om de hoofdverblijfplaats te wijzigen, aldus dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader wordt vastgesteld?
De rechtbank verzoekt de raad, indien hij dat nodig acht, zijn onderzoek uit te breiden naar een beschermingsonderzoek.
De moeder heeft haar verzoek tot het vastleggen van een begeleide omgangsregeling met vader ter zitting ingetrokken. Vervolgens heeft de moeder ter zitting mondeling verzocht om de zorgregeling met de vader alsnog te wijzigen. De advocaat van de vader heeft daartegen bezwaar gemaakt. Nu aldus niet is voldaan aan het schriftelijkheidsvereiste als bedoeld in artikel 283 juncto 130 Rv is op dit moment, voor zover het de zorgregeling betreft, geen sprake van een verzoek van de moeder waarop de rechtbank dient te beslissen.
De rechtbank zal zich nu dus buigen over hetgeen de vader ter zake heeft verzocht. De beslissing op het onder I en II verzochte zal worden aangehouden, zo volgt uit het voorgaande. Betreffende het onder III verzochte overweegt de rechtbank als volgt. De eerder vastgestelde reguliere zorgregeling moet door beide partijen worden nagekomen, zoals dat nu ook, zij het contre coeur, gebeurt. De rechtbank ziet onvoldoende grond om daaraan thans een dwangsom te verbinden. Wel zal de rechtbank de raad verzoeken na te gaan of het in het belang van de kinderen is om de zorgregeling te wijzigen en, zo ja, op welke wijze.
Genoegzaam gebleken is dat onduidelijkheid over de vakantieregeling tot een aangifte bij de politie heeft geleid. Dergelijke escalaties dienen te worden voorkomen. Aldus is tevens sprake van een wijziging van omstandigheden die aanpassing van de eerdere vakantieregeling noodzakelijk maakt. Voor de feestdagen was nog geen regeling vastgesteld. Hierom zal de rechtbank nu de navolgende concrete, zij het
voorlopige,regeling voor de vakanties en feestdagen vaststellen.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezag, de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de dwangsom aanhouden in afwachting van het raadsonderzoek.
(Voorlopige) ondertoezichtstelling
De vader verzoekt om de kinderen (voorlopig) onder toezicht te stellen voor de duur van één jaar, nu de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De moeder voert verweer. Zij meent dat een ondertoezichtstelling niet nodig is.
De raad heeft ter zitting medegedeeld het verzoek van de vader tot een (voorlopige) ondertoezichtstelling nu niet over te nemen. De raad is van mening dat een beschermingsonderzoek op dit moment niet noodzakelijk is, mede gelet op de veelvuldig ingezette en geaccepteerde hulpverlening binnen het vrijwillige kader.
De rechtbank ziet op dit moment, gelet op het bovenstaande mondelinge advies van de raad ter zitting, onvoldoende reden om de kinderen (voorlopig) onder toezicht te stellen, zoals bedoeld in artikel 1:255a BW of art. 1:257 BW. De rechtbank zal de beslissing op het verzoek van de vader evenwel zekerheidshalve aanhouden in afwachting van het raadsonderzoek.
Nu de rechtbank nog geen eindbeschikking zal geven, zal de rechtbank het verzoek ten aanzien van de proceskosten eveneens aanhouden.

Beslissing

De rechtbank:
verzoekt de raad een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarbij de volgende vragen te beantwoorden:
- is het in het belang van de kinderen om de gezagssituatie te wijzigen, aldus dat de moeder met het eenhoofdig gezag over de kinderen wordt belast?
- is het in het belang van de kinderen om de hoofdverblijfplaats te wijzigen, aldus dat de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader wordt vastgesteld?
- is het in het belang van de kinderen is om de zorgregeling te wijzigen en, zo ja, op welke wijze?
verzoekt de raad, indien hij dat nodig acht, zijn onderzoek uit te breiden naar een beschermingsonderzoek, en over dit alles aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
de raad kan daartoe telefonisch afspreken met de ouders die te bereiken zijn via de volgende telefoonnummers: [tel. nr.] (advocaat moeder) en [tel. nr.] (advocaat vader);
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de raad zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot
1 september 2020 pro forma; uiterlijk op die datum dient de raad zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank, met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat, ná ontvangst van het rapport en advies, de behandeling ter zitting, op een nader te bepalen datum en tijdstip, zal worden voortgezet in aanwezigheid van de raad;
beveelt de griffier partijen tegen het tijdstip van de nadere behandeling ter zitting ieder via de eigen advocaat op te roepen;
met wijziging in zoverre van de beschikking van 31 maart 2017:
bepaalt dat de kinderen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats] en
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2014 te ’ [geboorteplaats] naast de in de beschikking van 31 maart 2017 vastgelegde reguliere weekendregeling,
voorlopigbij de vader zullen zijn:
- in de even jaren op tweede kerstdag, te beginnen in 2020, en in de oneven jaren op eerste
kerstdag;
  • in de even jaren tijdens Oud en Nieuw, te beginnen in 2020;
  • in de even jaren tijdens Pasen, te beginnen in 2020, en in de oneven jaren tijdens
Pinksteren, te beginnen met 2021;
  • gedurende de verjaardagen van de kinderen in de oneven jaren, te beginnen in 2021;
  • gedurende de verjaardagen van de vader, zijn huidige partner en zijn huidige kinderen;
  • gedurende de eerste helft van de kerstvakantie;
  • gedurende de eerste twee weken in de zomervakantie;
  • gedurende de tweede helft van de herfst-, krokus- en meivakantie;
waarbij het halen en brengen zal worden gedeeld, aldus dat de moeder steeds de kinderen naar de vader brengt en dat de vader de kinderen steeds terugbrengt naar de moeder;
verklaart de voorlopige zorgregeling uitvoerbaar bij voorraad;
houdt iedere verdere beslissing
ten aanzien van het gezag, de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling, de (voorlopige) ondertoezichtstelling en de proceskostenaan
tot 1 september 2020 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Alt-van Endt, kinderrechter, bijgestaan door
mr. S. Sluijmer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 19 maart 2020.
De griffier is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.