ECLI:NL:RBDHA:2020:12177

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
30 november 2020
Zaaknummer
R.19.216
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens niet-nakomen van sollicitatieverplichting

Op 30 november 2020 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een schuldenares die onder de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) valt. De schuldsaneringsregeling was eerder uitgesproken op 12 augustus 2019, met mr. R.G.C. Veneman als rechter-commissaris en R. de Geus als bewindvoerder. De schuldenares had haar sollicitatieverplichting niet naar behoren nagekomen, ondanks een eerdere verlenging van de regeling met 10 maanden op 19 juni 2020, om haar de kans te geven haar tekortkomingen te compenseren. De bewindvoerder diende op 7 oktober 2020 een verzoek in tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, omdat de schuldenares haar verplichtingen niet nakwam.

Tijdens de mondelinge behandeling op 16 november 2020 werd vastgesteld dat de schuldenares niet voldoende had gesolliciteerd, ondanks dat ze sinds begin november parttime werk had gevonden. De rechtbank oordeelde dat de schuldenares, ondanks haar nieuwe werk, niet voldeed aan de eisen van de schuldsaneringsregeling, omdat ze niet het vereiste aantal sollicitaties had gedaan. De rechtbank benadrukte dat de zorg voor haar kinderen geen reden was om haar sollicitatieverplichting te verwaarlozen.

Uiteindelijk besloot de rechtbank het verzoek van de bewindvoerder toe te wijzen en de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. De vergoeding van de bewindvoerder werd vastgesteld op € 2.261,86, voor zover het boedelactief dit toelaat. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J. Don en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies – enkelvoudige kamer
Vonnis van 30 november 2020
in de schuldsaneringsregeling van:
[schuldenares]geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
wonende te [postcode, adres en woonplaats].
schuldenares.

1.Verloop van de procedure

1.1
Ten aanzien van schuldenares is bij vonnis van 12 augustus 2019 de schuldsaneringsregeling uitgesproken, met benoeming van mr. R.G.C. Veneman tot rechter-commissaris. R. de Geus (Van der Linden C.S.), kantoorhoudende te Zwijndrecht, is benoemd tot bewindvoerder.
1.2
Naar aanleiding van het op 16 juni 2020 gehouden verhoor heeft de rechter-commissaris bij beschikking van 19 juni 2020 de looptijd van de schuldsaneringsregeling van schuldenares verlengd met 10 maanden tot 12 juni 2023, om schuldenares in de gelegenheid te stellen haar tekortkoming in de sollicitatieverplichting van 10 maanden te compenseren.
1.3
Op 7 oktober 2020 heeft de bewindvoerder een verzoek ingediend tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling als bedoeld in artikel 350 van de Faillissementswet (Fw).
1.4
De bewindvoerder heeft, kort samengevat, aan het verzoek ten grondslag gelegd dat schuldenares haar informatie- en sollicitatieverplichting niet naar behoren nakomt.
1.5
Vooruitlopend op de mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 350 lid 2 Fw heeft de bewindvoerder de rechtbank bij brief van 2 november 2020 geïnformeerd over de laatste stand van zaken, inhoudende dat geen wijzingen hebben opgetreden.
1.6
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 november 2020. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- schuldenares,
- J. Baart van Stichting CAV, beschermingsbewindvoerder,
- B. van Huessen namens de bewindvoerder.
1.7
De rechtbank heeft vonnis bepaald op heden.

2.De beoordeling

2.1
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het verzoek tot tussentijdse beëindiging voorop dat uit de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) voor schuldenares een aantal verplichtingen voortvloeit, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt er op neer dat personen die in een uitzichtloze financiële situatie terecht zijn gekomen, de kans moet worden geboden hun schulden te saneren en weer met een schone lei verder te gaan. Gelet hierop mag van schuldenares worden gevergd dat zij zich tot het uiterste inspant om te voldoen aan de op haar rustende verplichtingen en dat zij daarnaast ook overigens niets zal doen of nalaten waardoor een juiste en voortvarende uitvoering van de door haar gewenste schuldsanering kan worden belemmerd of gefrustreerd. Tegen deze achtergrond bepaalt de wet dan ook dat niet nakoming van één of meer van de verplichtingen kan leiden tot tussentijdse beëindiging van de regeling.
2.2
Ter beoordeling staat of hetgeen schuldenares wordt tegengeworpen gegrond is en zo ja, of dit dient te leiden tot de door de bewindvoerder verzochte tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank oordeelt als volgt.
2.3
Niet ter discussie staat dat schuldenares gedurende de schuldsaneringsregeling haar sollicitatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. Reeds om die reden is haar regeling eens eerder met 10 maanden verlengd en ook sindsdien heeft schuldenares niet voldoende, dat wil zeggen vier keer per maand, aantoonbaar gesolliciteerd naar fulltime werk. Inmiddels is opnieuw sprake van een tekortkoming in de sollicitatieverplichting van ruim 5 maanden. Schuldenares heeft ter zitting verklaard na het verhoor hulp bij het solliciteren te hebben gezocht, maar deze -mede door de gevolgen van de Coronapandemie- niet te hebben gevonden. Schuldenares heeft sinds begin deze maand parttime werk, voor ongeveer 24 uur per week, in de thuiszorg en stelt dat hieruit blijkt dat ze wel (eens) moet hebben gesolliciteerd. Schuldenares heeft ook verklaard dat op dit moment aanvullend solliciteren geen zin heeft, omdat zij haar huidige werk in combinatie met de zorg voor haar vier kinderen niet kan combineren.
2.4
Schuldenares is op de toelatingszitting door de zittingsrechter en door middel van meerdere brieven door de bewindvoerder gewaarschuwd voor de gevolgen van niet-nakoming van de verplichtingen. Op het verhoor en in de daaropvolgende brief is schuldenares ook nog door de rechter-commissaris uitvoerig gewezen op haar uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen, in het bijzonder haar sollicitatieverplichting en hoe deze na te komen. Schuldenares behoort dus te weten wat van haar gedurende de schuldsaneringsregeling wordt verwacht. Het is te prijzen dat schuldenares een parttime baan heeft gevonden, maar zolang zij geen betaalde functie vervult van 36 uur per week, dient zij aanvullend te solliciteren. De zorg voor de kinderen maakt niet dat deze verplichting komt te vervallen. Nu schuldenares opnieuw haar verplichtingen niet naar behoren is nagekomen is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van de bewindvoerder dient te worden toegewezen. De onderhavige schuldsaneringsregeling zal tussentijds worden beëindigd.
2.5
De rechtbank zal de vergoeding van de bewindvoerder vaststellen. Het is de rechtbank gebleken dat er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen, zodat verificatie van vorderingen en het opmaken van een uitdelingslijst achterwege blijft.
3. De beslissing
De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [schuldenares], voornoemd;
- stelt de vergoeding van de bewindvoerder vast op € 2.261,86 (inclusief de verschuldigde omzetbelasting) voor zover het boedelactief dit toelaat.
Gewezen door mr. W.J. Don, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 november 2020 in aanwezigheid van C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier.
Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof te Den Haag.